Nieuws- en Advertentieblad
voor Zeeuwscli - Vlaanderen.
No. 102.
DINSDAG 26 MAART 1929.
44e Jaarg.
Binnenland.
J. C. VINK - Axel.
Dit blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond.
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden 75 Centfranco per post 1 Gulden.
Afzonderlijke Nos. 5 Cent.
Kamerorerzleht.
De Eerste Kamer heeft haar
begrootingswerk vorige week met
kracht voortgezet. Dinsdag is de
begrooting van Defensie afge
handeld. Erg belangrijk waren
deze besprekingen niet. Van de
5 sprekers behoorden er 3 tot
de soc.-dem. groep. Mevr. Pot
huisSmit vond het noodig alle
verschrikkingen van den oorlog
voor de oogen van de toehoor
ders te tooveren. Ook hetgeen de
andere sprekers ter tafel brachten,
was geen nieuws.
En ook de begrooting van Bin-
nenlandsche Zaken en Landbouw
bracht in hoofdzaak slechts oude
klachten. De heer Hermans er
gerde zich over de wijze, waarop
sommige burgemeesters het noo
dig vonden om de opvoering van
volkomen onschuldige tooneel-
stukken te verbieden. Minister
Kan zal daarbij in gedachten wel
aan zijn zijde hebben gestaan,
doch vond geen aanleiding de
burgemeesters voor al deze din
gen ter verantwoording te roe
pen. Wel deed hij den burger
vader van Krimpen aan den ljs-
sel een berisping toekomen, om
dat hij een man, die op Sinter
klaas als Zwarte Piet fungeerde,
voor den kantonrechter had laten
verschijnen.
De heer Polak besprak de trek
honden, doch minister Kan vindt
dezen misstand blijkbaar niet erg.
De belangrijkste begrooting was
dit jaar zeker wel die van Bui-
tenlandsche Zaken.
De heer van Embden is zeer
teleurgesteld door de uiterst ge
ringe vorderingen die op het
gebied van internationale ont
wapening wordt gemaakt. De
klacht is volkomen juist, maar of
Nederland iets zou kunnen doen
tot opheffing van de bezwaren
is een andere vraag.
Het middelpunt van deze be
langstelling vormde uiteraard
onze verhouding tot België. In
de eerste plaats natuurlijk de
beruchte publicaties. Dat de Re
geering niets deed om deze te
voorkomen, blijft ook na de
verklaring van den minister een
raadsel. De heer Van Embden
had gewild, dat de Regeering in
elk geval onmiddellijk na de
openbaarmaking van de eerste
stukken deze zou hebben tegen
gesproken, maar minister Bee-
laerts betoogde niet ten onrechte,
dat dit zeer moeilijk was, daar
de valschheid toen nog niet vast
stond en men niet wist, hoe de
waarheid in deze zaak is.
De heer Colijn was niet tevre
den over het rapport van den
heer Seghers in de Belgische
Senaat, die in zake de onder
handelingen over een tractaat met
België de waarheid allerzonder-
lijkst zou hebben verdraaid. Uit
de weinigzeggende mededeelin-
gen van den Minister bleek, dat
overeenstemming nog steeds ver
is te zoeken. Maar hij verklaarde,
dat de beide Regeeringen met de
beste voornemens bezield zijn.
De heer Colijn heeft antwoord
gegeven op de vraag of er ook
in Nederland een spionnage-
dienst bestaat. Op grond van de
wetenschap, in vroegere Regee-
ringsambten opgedaan beant
woordde de heer Colijn deze
Vraag beslist ontkennend. Slechts
éénmaal probeerde men iets in
die richting, maar het succes
|chijnt niet groot te zijn geweest.
Het Z. B. S. In de Eerste Kamer.
Als meer in 't bijzonder van
belang voor onze streek ontleenen
we aan de Handelingen het vol
gende van de zitting van 20
Maart jl.
De heer de Veer: Mijnheer de
Voorzitter! De Paardenwet van
1918 bevat in art. 16 een bepa
ling, waardoor de Minister van
Binnenlandsche Zaken en Land
bouw vereenigingen, welke een
openbaar paardenstamboek heb
ben aangelegd en welke voldoen
aan de bij algemeenen maatregel
van bestuur te stellen voorwaar
den, bevoegd kan verklaren, om
in het stamboek ingeschreven
hengsten goed te keuren voor
dekking, etc. Nu is in het Voor
loopig Verslag dezer Kamer de
vraag gesteldwat heeft den
Minister aanleiding gegeven, aan
het nieuwe Zeeuwsch-Belgische
stamboek de bovenbedoelde be
voegdheid toe te kennen Het
antwoord van den Minister ver
wijst gedeeltelijk naar de Memorie
van Antwoord op hoofdstuk V
aan de Tweede Kamer. Daar deelt
de Minister mede
„Omtrent de erkenning van het
Zeeuwsch-Belgisch - Paardenstamboek
werd door den ondergeteekende het
advies ingewonnen van den algemee
nen voorzitter van de Rijkscommissiën
voor de keuring van dekhengsten den
inspecteur van den Landbouw en den
betrokken Rijksconsulent. Hiermede
werd gehandeld overeenkomstig de
tot nu toe gevolgde practijk (o.a ten
aanzien van het Geldersch Paarden
stamboek;. Nadat het Zeeuwsch-Bel
gisch Paardenstamboek had voldaan
aan de eischen. welke door de Paar
denwet 1918 voor het verkrijgen van
de erkenning worden gesteld, heeft de
ondergeteekende gelet op de bedoe
ling van de Paardenwet. gemeend de
gevraagde erkenning niet te mogen
onthouden."
En verder zegt de Minister in
de Memorie van Antwoord aan
deze Kamer nog eens nadrukke
lijk
„De wettelijke voorziening verplicht
den Minister, als aan de gestelde
eischen wordt voldaan, de erkenning
toe te staan, zonder dat op de gevol
gen mag worden gelet.'
Met deze opvatting van den
Minister kan ik het allerminst
eens zijn, vooreerst niet om de
woorden der wet, die spreken
van „kunnen" en niet van „moe
ten". Nu weet Minister Kan toch
wel, dat „kan" iets anders be-
teekent dan „moet", maar, dat
daargelaten, zou ik nog even
willen wijzen op de Memorie van
Toelichting op de Paardenwet,
waar uitdrukkelijk staat
„Is eene stamboekvereeniging naar
eisch georganiseerd en voldoen zij en
haar stamboek overigens aan bij alge
meenen maatregel van bestuur te stel
len voorwaarden, o.a. omvattende, dat
men zich bij goedkeuring der hengsten
zal houden aan voor te schrijven re
gelen die in overleg met belangheb
benden zullen worden vastgesteld, dan
kan haar door den Minister de be
voegdheid tot goedkeuring van in het
stamboek ingeschreven hengsten voor
dekking worden verleend.
Dat wijst toch niet op een ver
plichting, en in de Memorie van
Antwoord staat verder nog
„Uit het gezegde vloeit voort, dat
de provinciaalsgewijze organisatie van
stamboeken niet rationeel is. Er moet
naar meerdere samenwerking worden
gestreefd tusschen de stamboeken,
zóó. dat de fokkers van hetzelfde paar-
dentype samenwerken in één stam-
boek-vereeniging. Wenschelijk ware,
een stamboek voor het Nederlandsche
tuigpaard en één stamboek voor het
Nederlandsche trekpaard, benevens
kleinere s amboeken voor afzonderlijke
typen, enz."
Daaruit kan niet worden afge
leid, dat de bedoeling van de
I-et is de bevoegdheid toe te
DRUKKER-U1TGEVER
Bureau Markt C 4.
Telef. 56. - Postrek. 60263.
kennen aan ieder, die aan be
paalde eischen voldoet, maar wel
degelijk, dat naar samenwerking
moet worden gestreefd in het
belang van de paardenfokkerij,
en dat dus, waar die samenwer
king in het gedrang komt, en
waar de fokkerij zou worden ge
schaad, die bevoegdheid niet be
hoeft te worden verleend. Nu is
het, meen ik, niet twijfelachtig
of de Minister is het wel hier
mede eens, dat het optreden van
Het Zeeuwsch-Belgisch Paarden
stamboek niet is in het belang
van de Nederlandsche paarden
fokkerij. Immers de Minister zegt
zeer beteekenisvolDe wettelijke
voorziening verplicht de voorzie
ning toe te staan, „zonder dat
op de gevolgen mag worden ge
let", m. a. w. zegt de Minister:
Als ik daarop had moeten of
mogen letten, dan had ik die be
voegdheid niet gegeven.
Ik vind het te betreuren, dat
de Minister deze opvatting van
de wet heeft, want daardoor
wordt een van onze oud-Hol-
iandsche hoofdgebreken, de splijt
zwam, gevoed, ten nadeele van
het algemeen belang, en in den
grond van de zaak toch niet in
het belang van die kleine groep,
die de zaken alleen kan zien
binnen den zeer engen gezichts
kring van vermeend eigenbelang.
Ik zal op de zaak zelf niet
verder ingaan. De pap is gestort,
en ik kan allee maar hopen,
dat dit voor het vervolg niet meer
zal geschieden.
Dat is ook te wenschen voor
den Minister, want hij is maar
in een zonderling gezelschap ge
raakt. Er is naar aanleiding van
het Voorloopig Verslag van deze
Kamer door de vereenigingHet
Zeeuwsch-Belgisch Trekpaard een
schrijven gericht aan deze Kamer
en een motie toegezonden. Beide
geven geen hoogen dunk van de
kennis en ontwikkeling van de
schrijvers- en stellers, met be
trekking tot ons Staatsrecht. Doch
dat is ook niet noodig, als het
maar goede paardenfokkers zijn.
Ik zou daarop niet gewezen heb
ben, als niet, en daarom kom ik
er op, deze lieden zich veroor
loofd hadden deze motie te ein
digen met de volgende woorden
„Waar deze Kamer schijnt aan te
nemen, dat de deskundigheid omtrent
de paardenfokkerij berust bij een lid
dier Kamer, die als bestuurslid zeer
nauw betrokken is bij een concurree-
rend stamboek, protesteeren wij met
allen ernst tegen het op die wijze in
brengen in een Staatsstuk van een
ontstemming bij de vereeniging:
„Stamboek voor het Nederlandsche
Trekpaard", welke inbrenging alleen
beoogt den Minister onaangenaam te
zijn omdat deze als uitvoerder der
Landswetten aan ons stamboek de be
voegdheid heeft verleend, bedoeld in
art. 16 der Paardenwet 1918, daardoor
ons in 11e opzichten aan de gestelde
bepalingen is voldaan."
De taal is een beetje verward,
maar de bedoeling is duidelijk.
Daarmede bedoelen zij een blaam
te werpen op een van onze oud
ste en meest geachte medeleden.
Hoogst ongepast en volkomen ten
onrechte 1 De opmerking in het
Voorloopig Verslag is van mij en
ik sta tot geen enkel stamboek
in eenige relatie. Het spijt mij,
dat ons geacht medelid daardoor
in een zoo ongunstig daglicht is
geplaatstmaar hij moge be*
denken
„Een woord van lof, een woord van
[blaam,
Heeft op zich zelf geen vat op mij.
De man, die 't zich ontvallen laat,
En 't hart. dat in zijn boezem slaat,
Bepaalt mij zijn waardij.'
ADVERTENTIËN van 1 tot 5 regels 60 Centvoor
eiken regel meer 12 Cent. Groote letters worden naar
plaatsruimte berekend.
Advertentiën worden franco ingewacht, uiterlijk
tot Dinsdag- en Vrijdagvoormiddag 11 ure.
Als hij daaraan denkt, zal dat
medelid zich van deze zaak niet
veel aantrekken. En de Minister,
die het ongetwijfeld met mij
over de ongepastheid van een
dergelijke uiting eens zal zijn,
moge zich een volgende maal
nog eens tweemaal bedenkenvoor
hij wederom aan een dergelijk
gezelschap de bevoegdheid van
art. 16 der Paardenwet toekent.
De Minister: van Binnenland
sche Zaken, mr. Kan antwoordde
hierop als volgt
De heer De Veer heeft betoogd,
dat de Minister niet verplicht is
ieder stamboek, dat aan de
eischen van wet en algemeenen
maatregel van bestuur voldoet,
te erkennen. Toen ik voor het
eerst de bewuste artikelen las,
kwam ik tot dezelfde conclusie,
maar ik ben ten slotte meegegaan
met het voorstel om het stam
boek te erkennen, al betreur ik
zeer het schisma op zich zelf.
Er werd ook gewezen op andere
wetsartikelen, die facultatief zijn
gesteld en toch dwingend worden
uitgelegd, b.v. die betreffende de
subsidies van, ik meen, de Nij
verheidsonderwijswet en vooral
op het antecedent in Gelderland.
Alles bijeengenomen, ben ik ge
zwicht voor de argumenten van
het Departement, al geef ik toe,
dat, van streng juridisch stand
punt bezien, de meening van den
geachten afgevaardigde meer kans
heeft door den Hoogen Raad te
worden aanvaard.
Een o. i. zwakke verdediging.
Tweede Kamer.
De Tweede Kamer heeft de
geheele week gedebatteerd over
de wijziging van de ziektewet.
Het onderwerp is dan ook be
langrijk en ingewikkeld genoeg
en bovendien zit er veel mate
riaal in voor het bewerken van
de kiezers bij de komende Kamer
verkiezingen.
Dat de Kamer zou meegaan
met het voorstel van Minister
Slotemaker de Bruine om het
ziekengeld te bepalen op 80 pCt.
en niet op 70 pCt., zooals aan
vankelijk was voorgesteld, was
te voorzien. Een poging om het
oorspronkelijke percentage weer
te herstellen, kreeg geen kans
van slagen. Meer succes had
de heer Kortenhorst met zijn
voorstel om bij gedeeltelijke uit-
keering van ziekengeld wegens
gedeeltelijke werkverrichting, het
uitgekeerde bedrag te bepalen
op ten minste de helft van het
loon.
Een ander belangrijk punt be
treft de vraag, wie de premie
moet betalen. Het wetsontwerp
stelde een gelijke verdeeling voor
tusschen werkgever en werkne
mer.
De heer Duys stelde voor om
de premie geheel door den werk
gever te doen betalen, maar de
Minister verklaarde dit amende
ment onaannemelijk. Meer suc
ces had de heer Duys met een
amendement om aan de arbei
ders het recht te geven zich bij
de bedrijfsvereeniging te verze
keren, als de verplichte verzeke
ring is geëindigd Nadat nog
eenige andere amendementen door
de Regeering waren overgeno
men of door de voorstellers in
getrokken, was de Kamer met
de behandeling van het wets
ontwerp gereed gekomen. De
eindstemming zal later plaats
hebben. De Kamer is voor
drie weken met vacantie gegaan.
Geen splonnagedienst.
In antwoord op de vragen van
den heer Marchant, betreffende
een „contra-spionnagedienst," die
in Nederland zou bestaan heeft
Minister de Geer het volgende
medegedeeld
Iri Nederland bestaat geen
spionnage of contra-spionnage
dienst. Hij kan dus niet belang
rijker zijn dan elders.
In het Belgische parlement is
dit ook niet gezegd (hetgeen de
Minister met een citaat uit het ana
lytisch verslag toelicht)wel
komt sedert zestien jaren op de
begrooting van Oorlog een post
„geheime uitgaven" voor. Het
eerst op de begrooting voor 1913.
Blijkens toelichting van den
toenmaligen minister van Oor
log, den heer Colijn, diende deze
voor uitgave voor voorzorgs
maatregelen en tijdens de poli
tieke spanning, die tot interna
tionale verwikkelingen kan lei
den, waarin ons land rechtstreeks
of zijdelings betrokken zou kun
nen worden.
Hit tnmibjd rijf
Men schrijft aan de N. Rott.
Crt. uit Zeeland
Het mosselbedrijf ziet er op
het oogenblik niet erg rooskleu
rig uit; de winter in al zijn
strengheid heeft den kweekers
heel wat roet in het eten ge
gooid. Men is er op uitgetogen
om te onderzoeken in welke
mate de mosselperceelen geleden
hadden en het is werkelijk niet
meegevallen. Het blijkt toch, dat
zoowel mossels als uitgezaaid
mosselzaad in beduidende hoe
veelheden zijn vernield en dat
wil heel wat zeggen, omdat b.v.
het zaad dat met moeite en duur
gekocht is, waarborg moet geven
voor noodige consumptievoor-
raden in komende jaren de ge
volgen zullen dan ook finan
cieel voor de mosselkweekers
ernstig zijn.
Stenn aan de Boetwortelsuiker-
industrie.
Naar in de dagbladen gemeld
is, zal het gemeentebestuur van
Amsterdam tot de Tweede Kamer
een verzoek richten, om op
grond van plaatselijke Amster-
damsche belangen Regeerings-
steun te onthouden aan de beet
wortelsuikerindustrie. Dit voor
nemen ontstond naar aanleiding
van een verzoek gedaan door
de Kamer van Koophandel te
Amsterdam, die in steun een
gevaar ziet voor de Wester-suiker-
raffinaderij.
De Kamer van Koophandel
voor Zeeuwsch-Vlaanderer, be
sloot nu dit voorbeeld te volgen
en eveneens een adres te zen
den aan de gemeentebesturen in
Zeeuwsch-Vlaanderen. Maar niet
om steun te onthouden, maar om
aan de Staten-Generaal te ver
zoeken om maatregelen te nemen
voor het behoud van die indu
strie en aanneming van het daar
toe strekkend wetsvoorstel van
de heeren Van den Heuvel c.a.
Juist het tegenovergestelde dus.
En terecht Want als de bieten
uit onze omgeving mochten ver
dwijnen, dan zou het er met
Zeeuwsch-Vlaanderen treurig uit*
zien. Het is in on2e omgeving
voldoende bekend, wat de peeën
voor Zeeuwsch-Vlaanderen zijnj
maar niettegenstaande dat kan ef
niet genoeg, wijd en zijd, op ge
wezen worden, welke economie
AXELSCHE
COURANT.
t»-*