<2fis I
Het Gteheim.
Nieuws- en Advertentieblad
io I
voor Zeeuwseh- VI aan deren.
No. 97.
VRIJDAG 8 MAART J 929.
44e Jaarg.
J. C. VINK - Axel.
Binnenland.
FEUILLETON.
t *3*
^Êss^ÊÊ&gr
Dit blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond.
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden 75 Centfranco per post 1 Gulden.
Afzonderlijke Nos. 5 Cent.
DRUKKER-U1TGEVER
Bureau Markt C 4.
Telef. 56. - Postrek. 60263.
ADVERTENT1ËN van 1 tot 5 regels 60 Centvoor
eiken regel meer 12 Cent. Groote letters worden naar
plaatsruimte berekend.
Advertentiën worden franco ingewacht, uiterlijk
tot Dinsdag- en Vrijdagvoormiddag 11 ure.
Het geheim Verdrag.
Het is wel een wonderlijke
wereld, waarin regeeringen en
parlementen en pers en heel de
publieke opinie eigenlijk dagen
aaneen in spanning en opwinding
gehouden kunnen worden, alleen
door de fantasieën van een avon
turier. Het getuigt nog steeds
van de zenuwzwakte, waarin de
oorlog van 1914 de menschheid
gebracht heeft en waarvoor noch
sanatogen, noch volkenbond als
versterkende middelen hebben
kunnen gelden. We blijven nu
eenmaal leven in een roes van
oorlogsmogelijkheid en oorlogs
vrees en alle berichten, die ver
spreid worden en daarmede in
betrekking staan, worden als meer
geloofwaardig opgenomen, dan
de berichten, waarin het heet dat
men vredelievend met elkaar
contracten sluit tot bloei en wel
vaart van land en volk zoo ter
eene als ter andere zijde.
Van regeeringswege heeft men
blijkbaar ook ingezien, dat het
volk niet voldoende gerustgesteld
was door de tegenspraken, die
van uit het Buitenland kwamen.
En daarom doet het goed aan
„officiéél" te vernemen, dat de
Regeering geen waarde hecht aan
de gepubliceerde stukken uit het
„Utr. Dagbl."
Natuurlijk is daarover de zaak
niet uit en zal er nog lang ge
bazeld worden over wat kan en
mogelijk is, over wat waar en
niet waar is en ook hoe men
moet denken over den spion, die
zoowat tot alles in staat bleek en
b.v. voor geld net zoo hard liegt
in Nederland, als in België en
waar ook.
Eén ding is zeker, dat niemand
twijfelt aan een Fransch-Belgisch
Verdrag, maar of dit tegen ons
Land is gericht, blijft een raadsel,
zoolang de inhoud geheim blijft
en stafofficieren het recht hebben
plannen te maken, zonder met de
Reg. te overleggen. Dat is ook
de oorzaak geweest van veel wat
anders in 1914 niet zou gebeurd
zijn.
En dat is ook de oorzaak, dat
het wantrouwen nog bestaat en
opnieuw is versterkt, wat we
beschouwen als de ergste ge
volgen, van de daden die een
grapjas als Frank Heine, of hoe
hij ook heeten moog, heeft uit
gehaald.
Kegeeringsrerklaring.
De minister-president, de heer
De Geer, heeft in de Tweede
Kamer de volgende verklaring
afgelegd
Mijnheer de voorzitter. Naar
aanleiding van het dieptreurig
incident, dat de laatste tien dagen
in de goede verstandhouding tus
schen de volken dreigt te ver
storen, wenscht de Regeering een
verklaring af te leggen.
Zij wenscht daarbij in de eerste
plaats mee te deelen in hoever
zij zelve in de zaak gemoeid is
geweest.
De eerste maal, dat ik persoon
lijk van de zaak hoorde, was op
Vrijdagavond 22 Febr. te kwart
over elf, toen de minister van
Buitenlandsche Zaken mij bezocht
en meedeelde, dat blijkens door
hem verkregen inlichting den
volgenden avond, Zaterdag 23
Febr., een opzienbarend stuk zou
verschijnen in het „Utrechtsch
Dagblad". Daar hij den volgen
den ochtend naar Londen zou gaan
voor een bezoek aan de tentoon
stelling, stelde hij er prijs op mij
daarop voor te bereiden. Hij
deelde verder mee, dat dit stuk
een paar weken geleden door
den heer Van Beuningen te Rot
terdam, in originali aan den se
cretaris-generaal van zijn departe
ment was vertoond, terwijl een
afschrift daarvan was achterge
laten. Dit afschrift was hem ver
toond. Hij had het voor onder
zoek in deskundige handen ge
steld en in afwachting daarvan
geen aanleiding gevonden, aan de
zaak verdere aandacht te wijden.
Later had hem een mededeeling
van het „Handelsblad" bereikt,
dat het document aan dat orgaan
ter publicatie was aangeboden,
st nog lang niet uitgemaakt,
maar dat het dit geweigerd had.
Dienzelfden dag Vrijdag 22
Febr. had hij echter vernomen,
dat het den volgenden avond in
het „Utrechtsch Dagblad" zou
verschijnen.
Door mijn ambtgenoot en mij
werd dit vooruitzicht in hooge
mate betreurd, maar wij hadden
beiden overwogen dat geen in
grijpen van de Regeering publi
catie zou kunnen voorkomen
Het eenige wat gedaan kon
worden, was, de buitenlandsche
regeeringen onmiddellijk in de
gelegenheid te stellen zich offi
cieel tegenover onze Regeering
te verklaren en op die wijze de
schadelijke werking aan de pu
blicatie zooveel doenlijk te ont
nemen. Een onvriendelijke be
doeling was hierbij natuurlijk uit
gesloten. Dat blijkt ten over
vloede uit het feit, dat, waar het
verzoek om informatie slechts
gericht was tot de beide Regee
ringen, wier Generale Staven
volgens het document zouden
hebben geconfereerd, reeds zeer
kort na de publicatie de Engel-
sche Regeering, die ook in het
document was genoemd, eigener
beweging aan onze Regeering de
informatie kwam aanbieden, welke
aan de beide andere was verzocht.
De Regeering heeft den inhoud
van de ingekomen antwoorden
aan de Kamer medegedeeld in
antwoord op de schriftelijke vra
gen van den heer Heemskerk.
Verdere bemoeienis heeft de
Regeering met het document niet
gehad, afgezien dan van een
voorloopig onderzoek, na de
publicatie ingesteld door den
minister van Justitie.
De Regeering voegt hieraan
toe, dat zij overtuigd is, dat ons
land van geen enkele andere
natie eenig gevaar bedreigt en
zij spreekt den innigen wensch
en het vurig vertrouwen uit, dat
deze rampzalige dagen spoedig
zullen zijn vergeten en dat ons
volk, na de droeve ervaring,
thans opgedaan, zich meer dan
ooit zal voornemen, alle kiem
van internationaal wantrouwen
uit te bannen en in de oude
vriendschap met de andere volken
samen te werken aan den opbouw
van vrede en welvaart.
De zaak is ook besproken in
den Ned. Journalistenkring en na
gevraagde inlichtingen aan dr.
Ritter, den hoofdredacteur van
het „Utr. Dagbl.", een verklaring
gezonden, waarin zij als hare
meening uitspreekt, dat zoodra
na de publicatie van stukken, als
door het „U. D." zijn openbaar
gemaakt, ernstige reden tot twijfel
ontstaat de betrokken journa
list, met eerbiediging van het
persgeheim, de meest volledige
medewerking dient te verleenen
aan een onderzoek naar de waarde
der bescheiden (omtrent de echt
heid waarvan hij reeds vóór de
publicatie, uit den aard der zaak,
zoo groot mogelijke zekerheid
heeft verworven) en zelf op dat
onderzoek dient aan te dringen
dat dr. Ritter zich beschikbaar
had dienen te stellen, en nog
dient te stellen, vóór en zijn vol
ledige medewerking had moeten
en nog heeft te verleenen aan
een onderzoek, door bevoegde
personen, naar de al of niet echt
heid der documenten en naar de
wijze waarop en de omstandig
heden, waaronder de eerst-gepu-
bliceerde samenvatting tot stand
is gekomen;
verklaart, ten opzichte van de
eventueel verdere gebeurtenissen
ter handhaving van de eer en het
aanzien der pers diligent te zullen
blijven,
en doet in deze ernstige dagen,
in naam van de vredelievende
verhouding tusschen de volkeren,
met alle macht een beroep op de
journalisten van de betrokken
landen, in de eerste plaats op
die van het eigen land, om alles
te doen wat een goede verstand
houding kan bevorderen en den
geest van wantrouwen uitroeien
Als antwoord daarop is in het
„U. D." gepubliceerd, dat de
hoofdredactie bereid geweest is
hare medewerking te verleenen,
tot een onderzoeken
dat nu een onderzoek wordt
ingesteld door de Reg. met den
heer Van Beuningen, het gemis
aan deferentie zou zijn, om de
zaak bij een andere instantie te
brengenen dat zij juist om alle
kiem van intern, wantrouwen te
bannen en de sfeer van geheime
bedreigingen te ruimen, hare pu
blicatie heeft ondernomen.
Met ongelooflijke lichtvaardig
heid heeft Franck Heine enkele
bijzonderheden medegedeeld om
trent de wijze, waarop hij de
valsche stempels, alsmede de
nagebootste handteekening op het
document had weten te brengen,
en zeide, dat hij en zijn mede
plichtigen, die het stuk aan het
„Utrechtsch Dagblad" verkochten,
er hartelijk om gelachen hebben,
dat door de publicatie van het
valsche document de parlemen
ten in rep en roer zijn gebracht,
en de diplomaten de laatste da
gen voortdurend in actie moeten
zijn.
Heine, die te Brussel was ge
arresteerd, is thans vrijgelaten.
Het „Utrechtsch Dagblad"
schrijft
Niemand van het „Utrechtsch
Dagblad" noch de Directie, noch
leden van den Raad van Com-
missarrissen, noch de hoofd
redacteur, noch eenig lid der re
dactie, administratie en overig
personeel,hebben ooit rechtstreeks
of niet rechtstreeks eenig contact
gehad terzake van de gepubli
ceerde documenten met een der
gearresteerde personen. Het „Utr.
Dagblad" heeft bovendien voor
deze documenten nimmer één
cent betaald.
Over Oost Jndië.
Burgemeester De Vlugt van
Amsterdam maakt, zooals men
weet, op 't oogenblik een reis
door indië en vertoeft thans voor
enkele dagen te Soerabaja. Van
deze gelegenheid heeft de „Ind.
Crt." gebruik gemaakt om een
kort onderhoud aan te vragen,
dat haar met de meeste vriende
lijkheid werd toegestaan.
ik voel me uitstekend, ver
zekerde de heer1 De Vlugt, naar
aanleiding van de vraag naar zijn
gezondheidstoestand. De reis
heeft mij goed gedaan. En wat
AXELSC
Ti -
COURANT.
2)
Deze verdenking werd nog versterkt
door het feit, dat vrouw Moser's mor
gens de huisdeur volkomen, zooals
het hoorde gesloten had gevonden,
evenals alle ramen. De moordenaar
moest dus wel zelf een huisleutel heb
ben gehad.
Ofschoon vrouw Moser de moge
lijkheid, dat de jonge Eisler de dader
zou zijn, levendig bestreed, moest ze
toegeven, dat deze een huissleutel
had. Daar hij dikwijls 's avonds zijn
weldoenster kwam bezoeken, had zij
voor hem een sleutel laten maken,
om hem niet te hoeven uitlaten, wan
neer hij heenging.
Zeer streng ondervraagd moest
vrouw Moser ook erkennen, dat den
laatsten tijd de hartelijke verhouding
tusschen moeder Rabl en den jongen
Eisler door haar onbekende redenen
koeler was geworden. Maar toch was
hij de moordenaar nietDaarop wilde
ze een eed doen I
De commissaris van politie glimlachte
uit de hoogte.
Men vergist zich zoo dikwijls
in de menschen, vrouw Moser. Boven
dien zal het ditmaal wel aan 't dag
licht komen. Aan de waskom zijn
bloedige vingerafdrukken. We zullen
die laten fotografeeren en den jongen
Eisler zullen we spoedig genoeg heb
ben. Dan zullen we zien I
Bij al deze opnamen was een glad
geschoren, blonde man,oogenschijnU|k
geheel zonder belangstelling, tegen
woordig geweest.
Hij droeg geenerlei teeken en nam
niet officieel aan het onderzoek deel.
Maar zijn scherpen, speurenden blik
was niels ontgaan.
Alleen de commissaris van politie,
die den rechter van instructie verge
zelde, wist, dat die vreemde heer de
bekende privédetective Silas Hempel
uit Weenen was, die toevallig bij
dr. Wasmut, een vriend uit zijn jeugd,
logeerde.
Tenminste zoo heette het. Wellicht
ook, dat hij, om iemand te vervolgen,
dus voor beroepszaken, naar Q. was
gekomen, dat wist men bij Hempel
nooit precies.
In ieder geval had de commissaris
Erkinger hem zeer beleefd gegroet
en zijn ondergeschikten bevolen, me
neer Hempel zooveel mogelijk te
helpen, zoo dit te pas kwam.
Men was bijna gereed met het
opnemen van de kamer en Silas
Hempel stond blijkbaar zich te ver
velen voor een der ramen van vrouw
Mosrr's kamer, toen dr. Wasmut op
hem toetrad.
Het spijt me, mijn waarde Silas,
dat je voor niets je koffie hebt laten
koud worden. Wanneer ik geweten
had dat het een doodgewonen roof
moord betrof, dan zou ik je niet
geanimeerd hebben, mee te gaan.
Maar zoo is 't altijd in zulke provin
cienesten nooit een interessant geval,
nooit wat bijzonders! Wanneer ik er
aan denk, hoe anders dit in Weenen
was
Hoe weet je, dat dit geen inte
ressant geval is? viel Hempel hem
glimlachend in de rede. Voor mij Is
Bah het is toch duidelijk
roofmoord. De jonge Eisler zal geld
noodig gehad hebben, de oude wou
het hem niet geven en toen heeft
hij haar doodgeslagen I
Niet heel waarschijnlijk, waar zij
heel veel van hem hield en hij eeri
bescheiden dankbaar jonge man zonder
noemenswaardige hartstochten zijn
moet I Bovendien spreekt veel den
roofmoord tegen. Er schijnt niets ge
roofd te zijn.
Ik wed, dat we de geldkist in
die lade leeg vinden. De sleutel is
nergens te vinden.
Dat zij zoo. Een roofmoordenaar
laat geen brillanten oorknopjes van
waarde en andere kostbare voorwerpen
liggen.
Wanneer hij verstandig is, juist
wel, want zulke dingen verraden hem te
gauw.
Hij kan ze begraven en later de
brillanten apard en het goud gesmolten
verkoopen. Overigens
Vrouw Moser trad binnen en wenk
te den rechter van instructie.
Dr. Richter is juist thuis gekomen.
Wilt u hem verhooren
Natuurlijk. Vraag hem direct
hier te komen.
Dr. Ernst Richter, particulier leeraar,
zooals op het visitekaartje stond, dat
hij den commissaris van politie over
handigde, was een man van middel
bare grootte, ongeveer 30 jaar oud,
met droomerige oogen en een bor
stelige, gitzwarte, zeer goed ver
pleegde snor. Zijn houding was kalm,
ronduit en bescheiden.
Daar hij de eenige man in het huis
was geweest, toen de misdaad plaats
vond en de moordenaar bovendien
langs zijn deur moest, legde commis
saris Erkinger veel belangstelling voor
diens verhoor aan den dag.
Mag ik vragen, hoe lang u hier
reeds woont? begon de commissaris,
nadat de noodige formaliteiten waren
vervuld.
Zeker. Ik kwam hier 15 April en
ben hier dus, precies een maand en twee
dagen.
Kent u vrouw R »bl en haar petekind
Eisler?
Een hoogmoedige, ontkennende trek
kwam op het gelaat van dr. Richter.
Neen. Ik heb noch tijd noch
lust me om de andere lui hier in
huis te bekommeren. Juist om door
niemand gestoord te worden, huurde
ik deze meer dan bescheiden woning
alleen 's morgens ging ik uit wandelen,
wanneer de kamer even werd schoon
gemaakt.
U woonde vroeger in Weenen
Ja, ik ben daar gepromoveerd
en daar ik thans bezig ben aan een
groot wetenschappelijk werk, waaraan
het drukke gewoel van een hoofdstad
alles behalve bevorderlijk is, ben ik
naar Graz gegaan, Het is zeer pijn
lijk voor me. nu door zulk een
vreeselijke gebeurtenis te worden ge
stoord in deze kalme rust. Wanneer
ik zoo iets had kunnen vermoeden
Nu men zal u niet meer lastig
vallen, dan volstrekt noodzakelijk is,
meneer. Ik zou echter van u willen
vernemen, of u gister-avond niets
hier in huis is opgevallen of zoo iets
Niet het minste. Ik heb, zooals
altijd tot t en lut gewerkten ben toen
naar bed gegaan,
Sliep u direct in
Bijna onmiddellijk. Ik leed al
eenige nachten aan slapeloosheid en
had door vrouw Moser wat chloor
laten halen. Het middel werkte uit
stekend.
En te voren Hoorde u geen
gedruisch aan de voordeur Uw
kamer ligt er het dichtste bij.
Neen, ik hoorde niet het minste,
geringste. Bovendien was ik zoo
verdiept in mijn werk, dat mij eenig
gerucht licht ontgaan kon.
Hebt u 's middags of tegen den
avond een raam open gehad Men
kan uit uw kamer juist op de deur
zien.
Ja. Maar ik heb mijn raam als
altijd gesloten. Ik ben zeer vatbaar
voor tocht en bovendien hindert me
het gezang der vogels in den tuin.
Het spijt me, dat ik u niet van dienst
kan zijn, door u een spoor aan te
wijzen, voegde hij er hoffelijk bij.
ik weet echter niemendal van deze treu
rige geschiedenis.
Het was duidelijk, dat verdere vra
gen doelloos zouden geweest zijn.
Men liet dr. Richter dus gaan en be
gaf zich naar den winkel van moeder
Rabl. Daar men nergens den sleutel
had kunnen vinden, nam men een smid
mede.
Hier wachtte hun een groote ver
rassing.
De winkel was geheel versperd,
maar overigens in de beste orde.
Alleen de geldlade stond wagenwijd
open.
Alles was hierin door elkaar ge
woeld, geld, papieren en sieraden!
Met geweld was de geheime afdee-
ling, die slechts door middel van een
kunstgreep geopend kon worden, open
gebroken.
Hier bewaarde moeder Rabl haar con«
tant geld. (Wordt vervolgd^