wt>\
Het Qeheim.
Nieuws- en Advertentieblad
voor Zeeuwsch-Yl aan deren
No. 96.
DINSDAG 5 MAART 1929.
44e Jaarg.
ps J
J. C. VINK - Axel.
Binnenland.
FEUILLETON.
Dit blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond.
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden 75 Centfranco per post 1 Gulden.
Afzonderlijke Nos. 5 Cent.
DRUKKER-U1TGEVER
Bureau Markt C 4.
Telef. 56. - Postrek. 60263.
ADVERTENTIËN van 1 tot 5 regels 60 Cent; voor
eiken regel meer 12 Cent. Groote letters worden naar
plaatsruimte berekend.
Advertentiën worden franco ingewacht, uiterlijk
tot Dinsdag- en Vrijdagvoormiddag 11 ure.
Kameroverzicht.
Minister Lambooy zal zijne
bezuiniging, die was gelegen in
de opheffing van de Marinewerf
te Hellevoetsluis niet mogen door
voeren. Zooals men weet, heeft
de heer Hiemstra de vorige week
op het behoud van deze werf
aangedrongen, en nu werd daar
voor ook van militaire zijde ge
pleit.
Minister Lambooy heeft zijn
standpunt krachtig verdedigd,
maar het mocht niet baten, zijn
tegenstanders namen de motie
aan om nog te onderzoeken, of
de werf niet kan worden be
houden.
Een tweede interpellatie was
die van den heer L. de Visser,
omtrent de toepassing van de
Vreemdelingenwet. De interpel-
lant stelde hierbij twee dingen
tegenover elkaar, n.l. de behan
deling van den Duitscher Kurt
Vogel, die verdacht van betrokken
te zijn geweest bij den moord op
Rosa Luxemburg en Liebknecht,
die niet werd uitgeleverd en die
van revolutionair gezinde vreem
delingen, die op naar zijne mee
ning onvoldoende gronden over
de grenzen werden gezet. Mi
nister Donner erkende, dat de
Vreemdelingenwet van 1849 zoo
zeer verouderd is, dat zij niet
geheel meer kan worden toege
past. Terecht vroeg de heer L.
de Visser daarop wijziging van
de wet maar mr. Donner vond
daarvoor geen voldoende termen
aanwezig.
De onthullingen omtrent het
Fransch-Belgisch verdrag hebben
reeds haar invloed in de Kamer
doen gevoelen. De heer Van
Vuuren toch kwam met het voor
stel om onder deze omstandig
heden de behandeling van het
Kelloggpact van de agenda af te
voeren en hij vond daarbij steun
bij den Voorzitter en mgr. Nolens,
uit overweging dat het vertrouwen
thans ontbreekt. Maar van andere
zijde gevoelde men weinig voor
dit uitstel, zoodat werd besloten
tot behoud van het ontwerp op
de agenda.
Eene interpellatie van den heer
Duymaer van Twist over de toe
passing van de Zuiderzee-steun-
wet had een sneller verloop, dan
werd vermoed. De interpellant
klaagde, dat de wet werd uitge
voerd als een armenwet, zoodat
slechts in geval van nood steun
wordt verleend en niet steeds
wanneer bedrijfsschade wordt ge
leden. De klacht bevatte veel
waars en minister Van der Vegte
verklaarde dat ook hij daarover
bereids het advies van de Gene
rale Commissie heeft gevraagd.
De motie-Duymaer van Twist
werd zonder stemming aange
nomen.
Eene andere motie, die be
handeld werd, was die van mr.
Sannes tot toekenning van eene
kostelooze rente aan de 65-jarigen
en ouderen, aan wie nog geen
rente is verleend. Hij wees er
op, dat er thans ongeveer 38 000
behoeftige ouden zijn, die niets
ontvangen. Daartegenover werd
van andere zijde aangevoerd, dat
door de toekenning van deze
kostelooze rente eene groote on
billijkheid zou worden begaan
tegenover hen, die gedurende vele
jaren voor hun pensioen betaalden
en nu dezelfde rente zouden ont
vangen.
Minister Slotemaker de Bruine
waarschuwde krachtig tegen
aanneming van deze motie, aan
gezien daardoor de weg tot het
Staatspensioen zou worden ge
opend en de maatregel aan het
Rijk reeds dadelijk 51/, millioen,
later 6 millioen en meer zou
men op het oogenblik niet kunnen
vinden.
Het denkbeeld Staatspensioen
was juist, wat de heer Oud naar
voren wilde brengen. Hij kwam
daarom nog met een nieuwe
motie, waarin een kostelooze
rente werd gevraagd van ten
minste f3,- per hoofd en f5,
per echtpaar voor hen, die 65
jaar zijn en een inkomen hebben
van minder dan f 1200. Mr. Boon
kon zich met het beginsel wel
vereenigen, maar wilde geen
maximum noemen. Tegenover
allen, die iets wilden doen voor
de arme ouden, stond ds. Kersten,
die hen verwees naar familie,
kerk of armenzorg.
Het gevolg van het debat was,
dat alle moties van de linkerzijde
werden verworpen en dat slechts
de beide niets zeggende en de
Regeering geheel vrij latende
moties van de heeren Kuijperen
Snoeck Henkemans werden aan
genomen. Zoodat de armen en
ouden nog geen reden tot juichen
hebben gehad.
De heer Braat heeft er op ge
staan, dat zijn eenige jaren ge
leden ingediend wetsontwerp tot
afschaffing van den zomertijd in
behandeling zou worden geno
men. Niemand vroeg het woord,
ook de voorsteller zelf niet om
althans zijn voorstel aan te be
velen. En daarna viel het wets
ontwerp met slechts één stem
voor die van den heer Braat zelf.
Een belachelijke vertooning.
Verder werd Vrijdag behandeld
en aangenomen het wetsontwerp
tot toetreding tot het Kellogg
pact. Wie mocht hebben ver
wacht, dat er onder de tegen
woordige omstandigheden ernstig
verzet zou bestaan, zou zich heb
ben vergist. Men greep wellicht
te gretiger de gelegenheid aan
om zijn hart te luchten. De heer
Vliegen achtte het een groot voor
deel, dat hier tot misdaad wordt
verklaard, wat tot dusverre recht
heette. Dit heeft een groote mo-
reele beteekenis. De heer Heems
kerk achtte het zelfs een groot
voordeel, dat de bepalingen niet
het karakter hebben van een ar
tikel uit het Wetboek van Straf
recht. Een sanctie ziet hij voorts
in de omstandigheid, dat degene,
die zich niet aan het tractaat
houdt, er ook de voordeelen niet
v^an zal genieten. De heer Nolens
ziet de moreele waarde van het
verdrag daarin, dat de daarin
neergelegde gevoelens tot de vol
ken zullen moeten doordringen.
En de rede van den heer Knot
tenbelt stond zeer zeker onder
den invloed van de laatste ge
beurtenissen, toen hij verklaarde,
dat volken, die tot het verdrag
toetreden, doch zich aan de be
palingen daarvan niet houden, in
denVolkenbond niet thuis be-
hooren. Hij hoopte daarom, dat
de andere volken daar met kracht
tegen zullen opkomen.
Dat de heer Marchant het ver
drag toejuicht, spreekt van zelf.
Alleen de heer Schokking aarzel
de hij achtte blijkbaar zekere
omstandigheden aanwezig, waar
onder hij den oorlog mogelijk
achtte. En de heer Kersten nam
mede een afwijzend standpunt in
door te verklaren, dat men het
verdrag moet wantrouwen, daar
dit in hooge mate onoprecht is.
De taak van jhr. Beelaerts van
Blokland was door dit debat ge
makkelijk geworden. Hij zette de
bedoeling van het tractaat nog
eens uiteen, erkende dat er wel
licht op enkele punten kritiek
mogelijk is, maar achtte toetreding
tot het verdrag noodzakelijk. En
de Kamer vereenigde zich hier
mede zonder dat stemming was
gevraagd.
Een motie van de heeren
Kersten en Zandt om de stem
plicht af te schaffen werd nog
zeer kort behandeld. Groote kans
op aanneming heeft zij niet, hoe
veel men ook voor het beginsel
van de afschaffing moge gevoelen.
Minister de Geer deelde eenvou
dig mede, dat hij de motie, als
die mocht worden aangenomen,
toch niet zal uitvoeren.
De Tweede Kamer.
In de R.-K. Werkgever, orgaan
der Alg. R -K. Werkgeversvereen.
en van het R.-K. Verb, v. Werk-
gev.-vakvereen., schrijft K. (mr.
L. G. Kortenhorst, lid der Tweede
Kamer):
Wanneer wij nagaan uit welke
kringen der bevolking het Neder-
landsche parlement is samenge
steld, dan komt men tot verras
sende resultaten.
Van de 100 zijn er zeker 50
die naast hun politieke werkzaam
heden geen anderen noemens-
waardigen maatschappelijken ar
beid verrichten.
Deze beroepspolitici zijn gere-
cruteerd uit allerlei standen en
groepen.
De heer K. vervolgt dan aldus
Laat men deze onderscheiding
varen, dan kan men nog een
andere opstelling maken, die er
ongeveer als volgt uitziet:
Advocaten 16 Landbouwers 11
Onderwijzers 11 arbeiders 11
Zonder bepaald beroep 9 Pre
dikanten 9 Burgemeesters 7
Hooge ambtenaren 7 Hoogleera-
ren 5 Ingenieurs 4 Militairen 3
Medici 2 Samen .95
Onder deze grepen komen
natuurlijk ook leden voor, die in
hun leven nog andere functies
hebben bekleed dan waarbij wij
hen indeelen. Zoo zijn er onder
de burgemeesters ook personen,
die te rangschikken zouden zijn
onder de onderwijzers, de boeren
of arbeidersonder de beroeps
politici zijn journalisten oud-ad
vocaten begrepen.
Verder gelieve men onder de
hiergenoemde rubrieken ook te
verstaan oud-advocaten, oud
militairen enz.
Onder de groep „zonder be
paald beroep" zijn leden onder
gebracht, die uitsluitend hun
krachten aan de staatkunde wij
den en niet vallen onder een der
andere groepeeringen.
Zóó opgesteld blijven er van
de 100 nog 5 over, die volgens
het boekje „Parlement en Kiezer"
iets uitstaande hebben of gehad
hebben met het zakenleven.
Het zijn de navolgende heeren:
J. B. v. Dijk, oud-distillateur en
oud-voorzitter der A R.-K.W.V.,
die zich echter voor de volgende
periode niet meer herkiesbaar
heeft gesteld en dien wij dus
verder buiten beschouwing laten
vervolgens J. R. Snoeck Henke
mans, vroeger wijnhandelaar;
J. M. Krijger Jr. directeur van de
N.V. „Dagblad De Nederlander";
J. Bakker, waarvan het Jaarboekje
zegtis werkzaam in den handel
en medewerker aan verschillende
weekbladen en Th Staalman,
directeur der N.V. Nederiandsche
koolzuurhandel en der Centrale
credietbank voor koffiehuis-,
restaura ithouders en slijters.
De eigenlijke industrie, die
volgens de volkstelling van 1920
bijna 38 pet, der geheele bevol
king een levensonderhoud bezorgt,
is alleen vertegenwoordigd door
het Kamerlid, dat volgens het
meergenoemd jaarboekje „advo
caat is en secretaris van ver
schillende werkgeversorganisa
ties". (De schrijver mr. K.)
Het scheepvaartbedrijf kan ge
acht worden vertegenwoordigd te
zijn door mr H J. Knottenbelt,
voorzitter van de Ned. Reeders-
ver. en gedelegeerd commissaris
AXELSCHE
COURANT
Op den morgen van 17 Mei ston
den twee vrouwen te wachten voor
den winkel der weduwe Rabl in de
Berggasse.
Ofschoon het al half negen was en
alle andere winkels reeds open waren
was hier nog niets te zien. De deur
bleef gesloten, de étalgekasten, voor
het raam aangebracht, dicht.
Het was voor de vrouwen twee
arbeidersvrouwen, wier mannen een
ongeluk in de mijnen was overkomen
en in het ziekenhuis lagen zeer
pijnlijk hier zoo lang voor het oog
van alle menschen te moeten staan.
Iedereen wist toch, dat «moeder Rabl"
ook geld leende aan personen, die
buiten hun schuld, door omstandig
heden in nood waren gekomen. Wel
niet geheel belangeloos, zooals de
Heizmann, twee straten verder; zij
vergewiste zich van te voren zeer
precies, of het werkelijk fatsoenlijke,
vlijtige lieden waren, „want voor ver
kwisters waag ik mijn zuur verdiend
geldje niet," placht zij te zeggen. Ze
leende echter ook niet tegen woeker
rente, ze nam uit beginsel niet meer
dan drie percent.
Ik schaam me haast dood, fluis
terde een der vrouwen de andere toe.
Iedereen kan het ons wel aanzien, dat
Wij niets koopen willen. Het Is echter
niet noodig, dat de buurt hier, waar
men ons kent, nu verneemt, in welke
verlegenheid wij ons thans bevinden.
Waar zou moeder Rabl toch blijven
Een schoenmaker, die juist uit zijn
er naast gelegen winkel kwam sprak
beide vrouwen aan. Alsof hij haar
verlegenheid kon raden, zeide hij-
Ik zou je raden, vrouw Wörmann,
hier niet langer op moeder Rabl te
wachten. Anders is ze altijd de eerste,
die den winkel open doet. Waarschijn
lijk is ze ziek. Wanneer je haar spre
ken wilt, doe je beter naar haar huis te
gaan.
Woont ze hier dan niet
Neen, bij den winkel is geen
woonhuis. Daar, aan 't einde der
straat, in dat kleine huisje, dat majoor
von Brandow toebehoort, woont ze
op kamers. Je kunt je niet vergissen.
De vrouwen dankten en gingen
haastig heen.
Het aangeduide huls, een ouder-
wetsch gevelhuis, bestond slechts uit
één verdieping. De eigenaar woonde
er, maar diens ramen waren teger-
woordig alle met luiken gesloten.
In het souterrain woonde de huls
houdster, vrouw Moser, rechts waren
twee kamers zonder keuken, die tot
dusver als magazijn verhuurd waren,
maar kort geleden door een letter
kundige waren gehuurd, omdat ze
zoo kalm gelegen waren.
Van de beide dakkamertjes stond
het eene leeg, het andere werd be*
woond door moeder Rabl,
Vrouw Moser, een gezette weduwe
van vijftig jaar, wasjulst bezig den
vloer aan te vegen, toen de beide
vrouwen naar moeder Rabl kwamen
vragen.
Moeder Rabl Is die nog niet in
den winkel Ik heb haar vanmorgen
nog heelemaal niet gezien.
Neen, de winkel is gesloten.
Dan moeten we direct eens gaan
zien. Ze zal toch niet ziek zijn, die
got-de moeder Rabl
Met hun drieën klommen ze de trap
op en belden herhaaldelijk aan moeder
Ribl's deur. Niets werd echter daar
binnen gehoord.
De huishoudster werd onrustig.
Wat kan haar toch schelen
Gisteravond was ze nog zoo vroolijk
en opgewekt, omdat haar petekind, de
jonge onderwijzer Eisler, haar zou
komen bezoeken.
Intusschen was ook de brievenbe
steller gekomen. Hij ried aan, de poli
tie te halen en bood zelfs aan, daar
voor te zorgen.
Er verscheen een agent. Deze belde
eveneens zonder gehoor te krijgen en
hij deed de deur tenslotte met geweld
openbreken.
Toen men binnentrad, schrikten de
vrouwen, luid gillend, terug. Vlak
achter de deur lag moeder Rabl stijf
in een bloedplas. Nu was duidelijk,
waarom al het bellen tevergeefsch
was geweest. Ze was vermoord.
Het hoofd der arme vrouw was
jammerlijk verpletterd. Het moorc-
werktuig, een kleine bijl, die volgens
zeggen der huishoudster, eigendom
I der verslagene was, lag naast haar.
gen half uur later werd het stille,
vriendelijke tuinhuis door een dichte
menigte opgewonden menschen bele
gerd, waartusschen door de politie
slechts met moeite een weg baande
voor de rechters, die een onderzoek
kwamen instellen.
Vrouw Moser's mooie kamer werd
door den rechter van instructie, dr.
Wasmut, in beslag genomen, die
daar. na eerst een onderzoek ter
plaatse te hebben ingesteld, verhooren
afnam.
Langzamerhand kwamen deze feiten
aan den dag.
Het huis, waarin de moord was
gepleegd, was niet druk bewoond ge
weest. Daar de eigenaar met vrouw
en dochter voor eenige maanden met
zomerverlof naar Buchenberg in Stier
marken was gegaan, woonden bene
den slechts vrouw Moser en de jonge
geleerde, dr. Richter, boven op 't
dakkamertje moeder Rabl.
De moordenaar had dus gemakkelijk
spel gehad, vooral waar de eenige
man in huis Richter geen ge
vaar voor hem opleverde. Deze werkte,
zooals vrouw Moser vertelde, aan een
wetenschappelijk werk, leefde op 't
uur precies, verliet het huis alleen
s morgens voor twee uur, om een
wandeling te doen, en bemoeide zich
met niemand rondom hem.
Allen hadden een huissleutel. Om
negen uur 's avonds werd de deur
door vrouw Moser gesloten, nadat ze
eerst een inspectietocht door 't huis
had gemaakt.
Ook gister was dat gebeurd, zonder 1
dat ze Iets verdachts had bemerkt,
Toen ze ging slapen, was boven
bij moeder Rabl, haar petekind, de
onderwijzer Felix Eisler, op visite.
Deze zou, naar moeder Rabl verteld
had, heden een nieuwe betrekking
ergens in Opper-Stiermarken aanvaar
den en was daarom uitgenoodigd tot
een afscheidsbezoek.
Hoe lang hij daar ge leven was,
wist vrouw Moser niet. Ze sliep van
tien uur af altijd aan één stuk door,
Eisler weid door de huishcuJster als
zeer oppassend en dankbaar jegens
zijn weldoenster beschreven.
Dr. Richter was nog op zijn mor
genwandeling. In beide kamertjes
heerschte een vreeselijke wanorde.
Alle kasten waren opengebroken en
doorwoeld. Zelfs het beddegoed was
uit bed gesleept.
Blijkbaar had de moo denair het
slechts op haar geld voorzien gehad,
want sieraden en andere voorwerpen
van waarde waren er nog in menigte.
Of hij geld gtvonden had, of moe
der Rabl dit in haar ijzeren geldkist
bewaarde zooals vrouw Moser ver
moedde moest eerst door een on
derzoek der geldkist worden uitge
maakt.
In de keuken vond men verschei
dene met bloed bevlekte zakdoeken,
met F E gemerkt, die, volgens zeg
gen van vrouw Moser, den jongen
Eisler toebehoorden. Deae en een
waschkom, waarin men blijkbaar iets»
dat met bloed bevlekt was, had wil
len schoonmaken, deden eerst een
verdenking tegen het petekind ont-»
staan, Wordt vervolgd)*