Nieuws- en Advertentieblad
voor Zeeuwsch - VIaan deren
No. 100.
DINSDAG 22 MAART 1027.
42e Jaarg.
J. C. VINK - Axel.
Binnenland.
FEUILLETON.
Dit blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond.
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden 75 Centfranco per post 1 Gulden.
Afzonderlijke Nos. 5 Cent.
DRUKKER-U1TGEVER
Bureau Markt C 4.
Telef. 56. - Postrek. 60263.
kameroverzicht.
De Tweede Kamer heeft deze
week slechts één dag vergaderd
ter afdoening van eene lange
reeks wetsontwerpen, die groo-
tendeels onder den hamer door
gingen. Van belang was slechts
de bespreking over een tv\4e£tal.
In de eerste plaats het westont-
werp tot wijziging van de Land
en Tuinbouw-ongvailenwet. De
werkgevers dragen in het alge
meen de kosten der verzekering,
doch er is door te lage ramingen
een tekort ontstaan en de vraag
was nu, of de betrokkenen dit
ook geheel moesten bijpassen.
De heer Ebels wilde de kosten
van de controle doen betalen
door den Staat, doch zijn voor
stel werd met groote meerderheid
verworpen. Wel werd een amen
dement aangenomen van den
heer van Gijn, op grond waarvan
een klein deel der kosten ten
laste van het Rijk zal worden
gebracht. Een voorstel van den
heer van den Heuvel om de ver
hoogde bijdrage der werkgevers
te vragen van 1926 af, in plaats
van 1925, zooals het Regeerings-
ontwerp wilde, werd met alge-
meene stemmen aangenomen.
Hetgeen voor het Rijk een strop
beteekent van eenige tonnen.
In het wetsontwerp tot instel
ling van eene commissie van toe
zicht op allen, die de geneeskunde
uitoefenen, is de Kamer blijven
steken. In dit ontwerp waren
later ook tandartsen en vroed
vrouwen opgenomen, doch dit
had ten gevolge, dat de termi
nologie van het wetsontwerp op
verschillende plaatsen onjuist was
geworden. Toen de heer van
Aalten hierop de aandacht ves
tigde, bleven de betrokken Mi
nisters het antwoord schuldig,
zoodat de voorzitter de wijste
partij koos en uitstel van een
week voorstelde, in de hoop, dat
men in dien tijd eene gewijzigde
redactie zal hebben gevonden.
Intusschen heeft de Eerste Ka-
(62
Hölter keek haar verwonderd
aan, hij merkte hare opgewonden
heid op en het kwam hem ook
zonderling voor, dat zij zoo onge
duldig Daar haar man vroeg,
waarover zy anders nooit sprak.
»Ziju de heeren nog niet hier,?*
vroeg hy, »ei, dat verwondert me,
wij zijn de laatsteD, er was voor
ons natuurlijk nog van alles te
doeD als ik my niet vergis, heb
ik de beide heeren met een paar
anderen uit de stad reeds een
half uur geleden voor ons den
terugweg zien aannemen, niet
waar Keppel
>Zoo lang is het minstens ge
leden,* zeide de andere opzichter.
»Weet ge ook welken weg ze
genomen hebben,* vroeg Katha
rine.
»No, hierheen toch zeker, meen
de Hölter, »de opperhoutvester
heeft altijd goeden eetlust na de
jacht.*
»lk dauk u, het is goed,* zeide
sy byna ademloos en ging wanke
lend, naar binnen.
mer de algemeene belangstelling
tot zich getrokken door de voort
gezette behandeling van het Bel-
gisch-Nederlandsch tractaat. Er
begint eenige teeke.ning te komen
in de houding van de Kamer en
de kans op verwerping van het
verdrag is, inzonderheid ook door
het feit, dat reeds verschillende
Roomsch-katholieke leden tegen
hebben gesproken, niet onbelang
rijk toegenomen. Toch valt met
zekerheid nog niets te zeggen.
Verscheidene sprekers hebben
ook deze week weder de ernstige
bezwaren tegen het verdrag ge-
kondigd. De heer Koster, die de
vorige week reeds zijn rede had
aangevangen, oefende zeer scher
pe critiek uit op de voorgestelde
kanalen en niet het minst op het
Limburgsche gedeelte daarvan,
dat door velen als één van de
weinige lichtpunten in het ver
drag wordt beschouwd. De hee
ren Westerdijk en van den Bergh
hadden het inzonderheid op het
Moerdijkkanaal gemunt. De eerste
verklaarde er geen bezwaar tegen
te hebben, dat België de eerste
haven van Europa zou worden,
maar dit zou niet ten koste van
ons moeten gebeuren. En de
heer van den Bergh achtte den
eisch van dit kanaal ongehoord.
In 1914 kwam het kanaal nog
niet voor op het Belgische ver
langlijstje en zelfs nog niet op
het program van Hijmans van
Februari 1919.
De heer van den Bergh klaag
de terecht over het systeem, dat
Minister van Karnebeek ook we
der bij dit tractaat heeft gevolgd,
waarbij de geheele voorbereiding
in het geheim geschiedde en de
belanghebbenden totaal onkundig
werden gelaten van hetgeen werd
besproken. Totdat het te laat
was En dan klaagt Z.Exc. nog,
dat men eerst zoo laat met zijn
bezwaren tegen het kanaal uit
den hoek is gekomen.
Het bezwaar van den heer Ver
kouteren ging vooral tegen de
onzekerheid,..die het tractaat zal
scheppen, of de Belgen in geval
van oorlog doortocht voor hun
oorlogsschepen over de Wester-
schelde kunnen eischen. Ook de j
heer Dobbelmann zag in dit punt j
een bron van nieuwe geschillen,
terwijl het onopgelost blijven van
de Wielingen-kwestie voor hem
een ernstige grief blijft. Al deze
vragen moeten in een nieuw trac
taat met België duidelijk worden
geregeld. Anders zullen steeds
moeilijkheden rijzen.
Te midden van deze vele be
strijders en nog een enkelen wei
felaar, den heer Heerkens Thys-
sen, die weinig voor het verdrag
gevoelt, maar zich nog wel wil
later, overtuigen, heeft de Minis
ter ook nog een paar krachtige
verdedigers van beleid mogen
aanhooren. In de eerste plaats
prof Van Einbden, die met veel
vuur de aanneming van het wets
ontwerp heeft aanbevolen. De
heer Van Embden behoort tot de
vrijzinnig-democratische partij en
staat op dit punt dus tegenover
de geheele fractie van de Tweede
en zijn collega's in de Eerste
Kamer. Maar hij is een idealist,
een internationale denker en niet
de man om zijn beginselen voor
partij-discipline op zij te zetten.
Evenwel hoe fraai ook het betoog
van den Amsterdamschen hoog
leeraar moge zijn geweest, over
tuigend was het geenszins. Want
welken grond kan de genoemde
afgevaardigde aanvoeren voor
zijne verklaring, dat België nooit
de vrije doortocht voor oorlogs
schepen op de Westerschelde zal
eischen Dat de beruchte reserve
alleen zou zijn opgenomen als
een illusie voor een Belgischen
Minister, eene herinnering aan
1919, kiinkt toch al zeer kinder
lijk. En ook het Moerdijk-kanaal
kon de heer Van Embden niet
aannemelijk maken.
De heer Van Embden was in
zijn betoog, evenals na hem de
heer Wibaut, meer Belgisch dan
Nederlandsch. intusschen doet
de hoogleeraar ook nog mede
aan de vreespolitiek. Ook hij
houdt zijn hart vast voor de
nieuwe eischen, waarmede België,
gesteund door de groote mogend
heden, zal komen, indien het
verdrag mocht worden verworpen.
De opzichter zag haar hoofd
schuddend na.
»Wat is haar toch op eenmaal
in het hoofd gekomen vroeger
was zij toch het meest hupsche
en flinke meisje dat men kon
vinden, maar mevrouw de gravin
is droevig veranderd. Wat was dat
daareven Grillen, zenuwen, alge
meene dwaasheid? Wat is een
vrouw veranderlijk.
»Uet is zoo,* zeide Katharina,
naar de opperhoutvesteriu in de
kamer gaande, terwyl zy de hand
vast op het harr, drukte,»nu moet
ik heen, moeder, dadelijk heen,
ik moet hen zoeken en God geve,
dat ik nog te rechter tyd kome*. i
»Kom toch tot uzelf, mijn lieve
ling,* zei de oude vrouw bijoa
weeuend,» heb toch moed en ge
duld, waarvoor zoudt ge u af
matten Zij t ge vergeten dat God
in den Hemel er ook nog is en
dat waar hij helpt alle mensche-
lijke zorg klein en tevergeefsch
is Hoe kunt ge het wond gaan
doorkruisen, rechts en links, ge
znlt hen niet vinden.*
De jonge vrouw liep onrustig
de kamer op en neer.
>Maar het binnenzyn benauwt
me, het is of alles boven mij op
my zal vallen, ik moet naar
buiten, moeder, de kwelling deaer
tot 5 regels 60 Centvoor
Groote letters worden naar
ADVERTENT1ËN van 1
eiken regel meer 12 Cent.
plaatsruimte berekend.
Advertentiën worden franco ingewacht, uiterlijk
tot Dinsdag- en Vrijdagvoormiddag 11 ure.
ure is een tienvoudige dood
Da opperhoutvesterin volgde
haar zwijgend naar buiten zij
gaf in stilte den intusschen ook
teruggekeeiden jsgersjongen het
bevel, naar de heeren te gsan
kijken eu riep al de overredings
kunst van haar moederhart te
hulpe, om de angst van hsar
kind re bezwereD. Het eene nur
na het andere kroop langzaam
heen plotseling deed Katharina
een luiden kreet hoor en.
»Groote Godvadermaar
alléén!* riep zij uit, terwyl
zij op de knieën viel en naar de
weide wees, die de opperhout
vester met snellen tred door
schreed.
»Waar is de graaf?* riep zij
reeds ^an ver met luider stem,
»Op S urzach riep de opper
houtvester op luiden krachtigen
toon, opdat Katharina het ook zou
hooren, hij laat u beiden groeten*
Toen stond zij op, ging wanke
lend een paar schreden voorwaarts,
hare ouders tegemoet, maar eer
nog de beschermende armen der
verschrikte moeder haar konden
opvangen, zonk zy bewusteloos
op het grBs neder. Toen zij ont
waakte, lag zy te bed op haat
kamertjebaar eerste blik viel
op haar vader, die haar bezorgd
Maar de hoogleeraar vergat, dat
vrees een slechte raadsman is.
De tweede groote rede vóór
het verdrag was deze week die
van den heer Wibaut. Toch was
deze rede niet wat velen zich
daarvan zouden hebben voorge
steld de feitelijke inhoud was
zwak en bleef ver beneden die
van Prof. van Embden. Natuurlijk
stelde de heer Wibaut zich ook
op internationaal standpunt en
hij huldigde Minister van Karne
beek als de drager van nieuwe
gedachten. Dit moge heel fraai
klinken, er moet wederkeerigheid
zijn, willen deze nieuwe denk
beelden nuttig werken. En zeer
zonderling was de meening van
dezen afgevaardigde, dat, als Ne
derland dit verdrag mocht ver
werpen, zijn afgevaardigden zich
in het vervolg niet meer met
-fatsoen op een internationale
economische conferentie zouden
kunnen vertoonen. Ten aanzien
van de gevolgen eener verwer
ping, erkende de heer Wibaut,
dat de groote mogendheden ons
niet tot toegeven zouden trachten
te dwingen. Maar hij verwachtte
nota's, waaruit ons duidelijk zou
worden, dat wij beter zouden
hebben gedaan te trachten on
middellijk met België tot over
eenstemming te komen. En hij
vreesde zelfs, dat er tusschen
ons en de Zuidelijke buren een
zoo sterke verhouding zou ont
staan, dat de t^pstand in West-
Europa zou gaan gelijken op
dien van den Balkan, en we
hebben, zei spr., aan één Balkan
in Europa genoeg.
De derde groote rede vóór,
was die van den heer Colijn,
onder wiens premierschap het
verdrag werd gesloten en het
wetsontwerp werd ingediend. Dat
hij er niet vijandig tegenover zou
staan, was te verwachten, al zal
niemand kunnen ontkennen, dat
er sinds 1919, toen de eerste
onderhandelingen werden gevoerd
veel is veranderd. Het komt ons
voor, dat het een groote fout is,
dat ons ministerie, van Buite.n-
landsche Zaken nog altijd de
zelfde man ziet als toen. De
gadesloeg.
>Katharina, arm kind,* zeide
hij teeder, »heett de augst u zoo
aangegrepen Hij leeft, by is
gezond en laat u duizendmaal
groeten, u, zijn lieve kleine vrouw*
voegde hij er bij op een toon,
die schertsend zijn moest en toch
weemoedig klouk. Zij bloosde.
»Waar is hy toch?* vroeg zy
en keek in het rond.
»Ge zult alles hooren, als ge
my belooft bedaard en verstandig
te zijn. Dat echter stel ik als
voorwaarde ieder heeft iets wat
hem om zoo te zeggen in angst
en eerbied houdt, zie dat zijn bij
mij bewustelooze vrouwen. Ik
ben dat nu eenmaal Diet gewoon,
ik heb dat nooit bijgewoond, uwe
moeder heeft, Gode zij dank, een
sterke natuur.
»Wees dus moedig en verstan
dig, mijn kind. Dat ge vooruit
hebt gezegd, dat uw man zulk
een beleediging niet zou kunnen
duldeD, verheugt mij, het bewyst
mij, dat ge weet, wat manneneer
is. Lao heeft mij afzonderlijk ge
nomen gedurende de jacht, in de
pauze heb ik d8n kamerheer in
z\jo naam op de pistool uitgedaagd
eu nadat deze in den regeeriugs-
raad, die hier met hem een bezoek
bracht, een secondant ge.oaüua
eischen van België houden voorts
verband met de opheffing van
■Zijn neutraliteit. De heer Briët
zou hebben gewild, dat Nederland
zich tegen die opheffing zou heb
ben verzet, maar de heer Colijn
toonde zijn partijgenoot duidelijk
aan, dat dit verzet toch niets zou
hebben beteekend. Men moest
nu op een geheel nieuwen grond
slag onderhandelen. De heer
Colijn gaf toe, dat het tractaat
vlekken had, maar meende, dat
het als geheel goed geslaagd
was. Voorts trachtte deze afge
vaardigde in een zeer zakelijk
betoog, aannemelijk te maken,
dat de vrees voor lipt Moerdijk-
kanaal overdreven is. Roltcrdam
blijft naar zijn meening toch de
meest gunstige ligging behouden.
Want de op- en afvaart naar
Antwerpen zal van Dordrecht af
twee dagen langer duren dan
naar Rotterdam. De heer Colijn
eindigde zijn krachtige rede met
een toast op den Minister, welke
iu de Kamer en ook op de tri
bunes applaus ontlokte.
De vierde verdediger van het
verdrag was de heer Hermans,
die er zich echter uitsluitend toe
bepaalde, de agitatie tegen het
verdrag als kunstmatig opgewekt
te hekelen. En de vijfde was de
heer Janssen, die ook nog niet
ten volle overtuigd bleek en van
den Minister nog eene bevredi
gende verklaring vorderde ten
aanzien van de Schelde-reserve.
Voor zooveel Zeeland betreft,
had de heer Hermans ,het ant
woord op zijn klacht kunnen vin
den in hetgeen zijn partijgenoot
Lindeijer voor hem had gezegd.
Deze klaagde namelijk, dat er in
het geheel geen overleg is ge
pleegd met de Zeeuwsche des
kundigen en dat ook de eerste
berichten over het tractaat zeer
onvolledig waren. Ook keurde
hij het af, dat men tot het laatste
oogenblik heeft getracht te voor
komen, dat de Staten van Zee
land zich tegen het verdrag zou
den uitspreken, wat ten slotte
echter toch met algemeene stem
men is geschied. De loodsrege-
ling wordt door dezen afgevaar-
had, gingen wij toeD de jacht
geëindigd was met den dokter,
die wy gelukkigerwijze ontmoet
ten, iu het park van Sturzach.
Nu het was spoedig beslist,*
zeide hij op eenigszins zachteu
tooD, »de lieve God hesft het wel
met u gemeend, Katharina
>En de kamerheer vroeg zij
bijua onhoorbaar.
»Nu leeft hij n og,« zeide hy
met nadruk, «ot dit ook m o r ge u
nog zoo sal zijn, dat moeten wij
afwachten. Hij heeft een schot iu
de borst gekn gen en zai er be
zwaarlijk het leven afbrengen.*
Katharina bedekte haar gelaat
met de handen en zonk kreunend
in de kussens terug.
»Eu waar is Leo vroeg gij
toen, zich vermannend, »nu moet
ik naai hem, vader, nu beeft hij
nay uoodig,*
De opperhoutvesterin drukte
haar met zacht geweld weder
terug in het bed, dat zij verlaten
wilde en baar vader zeide gerust"
stellend :»Dai gaat niet ,arm kind,
gij moet het nu dragen mot ons
en hij alleen voor zicb.«
Wordt vervolgd.)
Nood leert biddeu niet alleen
nood leert (lorken, nood !"ert
wcrktjti ook meteen.