Bewogen Huwelijksleven.
dff J
Nieuws- en Advertentieblad
voor Zee uvvsch - VI aan deren
No. 92.
DINSDAG 2*2 FEBRUARI 1927.
42e Jaarg.
J. C. VINK - Axel.
Binnenland.
FEUILLETON.
Dit blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond.
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden 75 Centfranco per post 1 Gulden.
Afzonderlijke Nos. 5 Cent.
DRUKKER-U1TGEVER
Bureau Markt C 4.
Telef. 56. - Postbus No. 6.
ADVERTENT1ËN van 1 tot 5 regels 60 Cent; voor
eiken regel meer 12 Cent. Groote letters worden naar
plaatsruimte berekend.
Advertentiën worden franco ingewacht, uiterlijk
tot Dinsdag- en Vrijdagvoormiddag 11 ure.
Het Belgisch Verdrag.
Aan de Memorie van Antwoord,
verschenen op het Verslag der
Eerste Kamer nopens het wets
ontwerp tot goedkeuring van het
Belgisch Verdrag wordt het vol
gende ontleend
De internationaal-rechterlijke
positie van de Schelde is onge
rept gebleven en Nederland heeft
zich voorts vrij weten te houden
van politieke verplichtingen, wel
ke bestemd waren in de plaats
te treden van de vervallen neu
traliteit. De minister is van oor
deel, dat aan de ontstentenis van
een compensatie voor het ver
vallen der Belgische neutraliteit
bezwaarlijk een argument kan
worden ontleend.
Wat de vraag betreft, of de
Minister een rechtsgrond aanwe
zig achtte voor de bemoeiïng van
de vijf groote Geallieerde en ge
associeerde mogendheden en (of)
van een of meer der geranten
van 1849 met den verderen in
houd van het tractaat zij geant
woord, dat de Minister op dit
punt de zienswijze deelt van
wijlen prof. Struycken.
Sommige leden konden blijk
baar het denkbeeld niet van zich
afzetten, dat bij de .herziening
was toegegeven aan vrees. Voor
vrees was geen reden, zoo werd
betoogd. Immers wat territoriale
desiderata betreft heeft werkelijk
gevaar ons land niet bedreigd.
Men verlangde voor de beoor
deeling van het gevoerde beleid
de juiste toedracht te vernemen.
Bovendien kon naar de meening
van leden de overige inhoud van
het verdrag alleen uit de omstan
digheid, dat het onder pressie
tot stand kwam, worden ver
klaard.
Aangeteekend moge hier wor
den, dat van pressie nog niet
noodwendig de reden zou behoe
ven te zijn.
De openbare verklaring in de
Kamer nopens territoriale eischen
van België van 18 Februari 1919
(54
»Voor vandaag moet ik dat
toch weigeren, mevrouw de gra
vin,* zeide Katharina, »ik ben
in het bijzonder uitgenoodigd by
Pelicita, mevrouw Hersking boven
dien is nog lijdend en kan stellig
geen bezoek afwachten.»
De gravin bezag haar verwon
derd van het hootd tot de voeten.
»Ik boop, dat mevrouw Hersking
verstandig genoeg is, om de eer
7an mijn bezoek, die ik haar
schenk, evengoed als de adellijke
grondbezitters, ook als zoodanig
op prijs te stellen.»
Katharina trok even de schou
ders op.
»Dat weet ik niet, mevrouw
Hersking heelt hieromtrent hare
eigene inzichten ge zoudt even
vriendelijk ontvangen worden als
ieder ander, want mevrouw Hers
king ziet gaarne menschén, maar
ge zondt ook even zeker niet
ontvangen worden, zoodra zjj op
«enige wijze door bezoek lastig
gevallen zon worden. Zy is 76
jaar oud, «wak en na ziek, en
werd aan de mogendheden recht
streeks genotificeerd.
Vast staat, dat de resolutie van
8 Maart van den Oppersten Raad
niet duidelijk was. Van gebieds-
afstand werd daarin niet met
zooveel woroden gesproken, maar
wel werd daarin de overweging
op den voorgrond gesteld, dat
de drie verdragen van 1839 „door
hun territoriale en fluviale voor
zieningen de mogelijkheid van
België om zich te verdedigen
ernstig hadden beperkt en voor
een groot deel aansprakelijk zijn
voor het nadeel, dat België heeft
ondergaan" terwijl voorts werd
geconcludeerd, dat de herziening
ten doel moest hebben „ten be
hoeve van België als van den
algemeenen vrede de gevaren en
de verschillende bezwaren weg
te nemen".
Intusschen moge men niet uit
het oog verliezen, dat het in het
geding niet siechts op de vraag
van gebiedsafstand aankwam.
Indien de Regeering zich in het
geding formeel voor een desbe-
treffenden eisch geplaatst zou
hebben gezien, zou zij geweten
hebben, wat haar te doèn stond.
De vraag was verder, hoe
indien de oplossing niet in terri
toriale voorzieningen werd ge
zocht men zich dan voorstelde
het voor de herziening gestelde
doel te bereiken.
Wat nu de concessies betreft,
die ,uit vrees voor erger" zou
den zijn gedaan, moge de ver
klaring in herinnering worden
gebracht, welke den I6en Mei
vóór de Ministersconferentie in
de Tweede Kamer werd afgelegd
en waarin bij de andere partij
het verlangen naar een herziening
is opgekomen, is de Regeering
tot bespreking bereid, voor zoo
ver zulks met onze rechten ver-
eenigbaar is.
Aan deze verklaring heeft de
Minister zich gehouden.
Nu wordt in het Voorloopig
Verslag de vraag gesteldwaar
om zijn niet de wijzigingen in
het tractaat van 1839 beperkt tot
wijzigingen in verband met de
heeft daarom zelf meer noodig
ontzien te worden, dan zy anderen
moet doen.»
»Nu dan is het ook best, wan
neer gij met Leo in den jacht
wagen rijdt,» hernam de gravin
met merkwaardige consequentie,
»en hiermede zal, naar ik hoop,
aan alle zijden bevredigd zijn.»
Zij ging door Suzanna gevolgd
de kamer uit, ook Katharina
verliet de kamerhaar was na
deze uitdrukking der gravin een
samenzijn met Leo pynlyk, ten
minste op dit oogenblik.
Om vier uur kwam de jacht
wagen van den graaf voor. Bijna
tegelijkertijd kwamen Leo en Kat
harina de trappen af en hyzelf
hielp haar erin. Alle slotbewoners
waren door deze gebeurtenis op
de been gebrachtachter stal
deuren an keukenvensters kwa
men nieuwsgierige gezichten te
voorschyn en zelfs de gravin
versmaadde het niet, om achter
de dichte gordijnen verborgen, het
jonge paar te bespieden, Katha
rina was zoo fri8oh en bekoorlijk,
dat het nanwelyks mogelyk was
voor een jonge man, om op den
duur hare schoonheid te weerstaan,
vooral als deze man naast zyn
wenschen ook rechten op haar
bad. De gravin looide een diepen
opheffing der gegarandeerde neu
traliteit, tot wederzijdsch erkende
bezwaren Vooreerst zijn met
betrekking tot de waterwegen
wederzijds erkende bezwaren ge
rezen. Afgescheiden hiervan is
het echter duidelijk, dat wanneer
men zich met deze leden stelt
op den grondslag van een ge
wenschte politieke en economi
sche toenadering bet van belang
was, juist bij de herziening in
het vereischte overleg te treden.
Dat de voorbereiding te wen
schen over heeft gelaten kan niet
worden toegegeven, gelet op de
mededeelingen die daaromtrent
zijn gedaan.
In het licht van het vooraf
gaande zal men wel willen er
kennen, dat de opvatting, als zou
het Regeeringsbeleid door angst
zijn ingegeven niet vol te hou
den is.
Toen in de Memorie van Ant
woord aan de Tweede Kamer
nopens de begrooting van het
Departement van Buitenlandsche
Zaken voor 1920 werd aangetee
kend
„Geen aandrang zou de Re
geering trouwens kunnen bewe
gen tot afspraken of concessies,
waartegen het welbegrepen land-
belang zich zou verzetten en
waartoe in volle zelfstandigheid
geen vrijheid gevonden zou kun
nen worden."
Heeft niemand voor zoover be
kend zulks in twijfel getrokken.
Waarom geschiedt dit nu wel
Waarom dat beleid zeven jaar
na dato in een licht te stellen,
waarin het ook nu in het buiten
land niet wordt bezien
Wanneer de vraag wordt ge
steld, of door België een zelf
standige politiek zal worden ge
voerd, staat het niet aan den
Minister daarop een antwoord te
geven. Zooals in de tweede
Memorie van Antwoord werd uit
eengezet, ligt een politiek, die
op een zelfstandig welvarend en
Nederland welgezind België ge
richt is in de lijn der Nederland-
sche zelfstandigheidspolitiek waar
mede een verbreeding van de
zucht toeu zy dit erkendede
gedachte, dat zij de heerschappij
eens aan Katharina zou moeten
afslaan, vervulde haar met ver
twijfeling en daarom zorgde zy
angstvallig voor de scheidsmuren,
die nog bestonden tusschen de
echtgenooten.
In de bediendenhamer daaren
tegen heerschte groote vreugde.
»Godlof,« zeide de flinke Lene,
»het was waarlijk noodig, dat zij
eens by elkander zyn, de men-
schen gelooven bepaald niet, dat
zij man en vrouw zijn. Als zij
maar eens alleen zijn, dan zullen
ze wel met elkander praten, wie
durft dat in tegenwoordigheid der
oude gravin, die van louter hoog
moed op de hielen draait, rechts
en links kijkt en gezichten trekt,
dat men van angst de woorden
vergeet, die men op de lippen
heeft.»
»Konden zy dan niet alleen
zijn op hunne kamer?» vroeg de
bediende Anton met spotachtige
terechtwijzing.
»Neen,« hernam het meisje,
«dat is het juist. 'sMorgens gaa
by vragen, hoe ze geslapen heefi,
hij zit op eeD stoel, zij op een
anderen en geen van beiden ver
roert zich, Of noemt ge dat alleen
zyn, als de kamenier voor bet
basis, niet slechts "van onze
staatkunde, maar ook van onze
commercieele mogelijkheden ge
paard kan gaan.
Wat verder het argument be
treft, dat het verdrag wegens zijn
onereuzen inhoud met is te be
grijpen, wordt de vraag gesteld
of daarbij niet schromelijk wordt
overdreven. Wat de Sehelde be
treft, zijn de kosten uitdrukkelijk
beperkt.
In beginsel worden de kanalen
niet betaald door Nederland, dat
daartoe slechts bijdraagt voor
zoover het in zijn belang daartoe
aanleiding vindt. Maar afgezien
daarvan, moeten de voorzieningen
van het verdrag niet zelfstandig,
maar in het licht van de histo
rische verhouding worden gezien.
Dat door het verdrag, wegens
zijn inhoud, Nederland van België
zal worden vervreemd, is een
bewering, die niet werd vernomen
in den tijd, toen het tot stand
kwam. Indien het verdrag, vol
gens de leden hier aan het woord,
niet moet worden aangenomen,
omdat het noch België noch Ne
derland bevredigt, dan rijst de
vraag, of een bevredigende re
geling wel binnen de grens der
practische mogelijkheid valt. Dat
eindelijk het tractaat aanleiding
zal geven tot geschillen, is een
stelling, die niet kan worden
aanvaard.
De vraag werd nog gesteld, of
de Minister zich had vergewist
of er verband bestaat tusschen
de politieke bepalingen van het
verdrag en het geheim Fransch
Belgisch militair akkoord. De
Minister is niet in de gelegen
heid kennis te nemen van mo
gelijke geheime akkoorden, welke
tusschen andere Staten gesloten
mochten zijn.
Met nadruk wijst de Minister
de bewering af, dat de Staten
Generaal niet op de hoogte zou
den zijn gehouden Deze grief
is onjuist en onbillijk. De Com
missie voor Buitenlandsche zaken
van de Tweede Kamer werd van
het beleid op de hoogte gehou
den.
sleutelgat zit en loert en men
bemerkt dat van binnen
»Doet zij det? Dus juffrouw
Li'zette kan meer dan broodeten?,»
vraagde de bediende.
»Eigenlijk is het de oude gra
vin,» zeide het meisje, »want
toen vrouw Grimpel heden morgen
Lizette betrapte, toen zeide ze,
dat de oude gravin het bevolen
had, dat zij dadelyk moest binnen
treden, als de graaf zijn vrouw
de hand kuste en dat de jonge
gravin dit ook liever had.»
De bediende lachte luid.
Wat zijn die oude vrouwen
toch slim,» zeide hij, »en hoe
bang dat een ander gekust wordt,
als zij zelf niets meer te wachten
hebben. Laten zij maar te zamen
voor hun plezier gaan ryden, dan
zal dfr jonge gravin wel leeren,
wat een kasje is,« en hierby kuste
hy Lene zoo hartelijk op de
wangen, dat er een witte vlek
achterbleef.
Intusschen was het jonge paar
op Barnrode aangekomen terwijl
een bediende de paarden vsst-
hield, ijlde Felicita de breede
trappen af en het volgende oogen
blik lag zij in Katharina'a armen,
»God zegene u,« fluisterde deze,
»God zegene u, gelukkige, geluk
kige bruid, doe u levenslang
Dat ook de kringen van han
del en scheepvaart zoodanige ge
legenheid niet zou hebben ge
had is met de werkelijkheid' in
strijd. Van een kanaal naar den
Moerdijk, was in de pers reeds
sprake, voordat door Nederland
aan de herziening werd deelge
nomen.
De minister kan niet toegeven,
dat het ontbreken van een rege
ling omtrent de Wielingen een
bedenkelijke leemte isin het
tractaat.
Onjuist is ook, dat de kwestie
door het verdrag en met name
door de loodsregeling wordt ge-
praejudicieerd.
Indien de Wielingen integraal
aan België werden gecedeerd,
zou, indien ooit de noordelijke
toegang onbruikbaar mocht wor
den, de Schelde alleen over Bel
gisch gebied toegankelijk zijn.
De Nederlandsche Schelde zou
dientengevolge feitelijk een en
clave worden in Belgisch gebied.
Met het oog op de Nederland
sche souvereiniteit mag deze mo
gelijkheid niet worden bevorderd.
De Minister staat aan de zijde
van de leden, die tegen dit voor
stel bedenking hebben.
Gelet op de uitvoerige be
schouwingen van algemeenen
aard, die de Minister aan de
nieuwe regeling heeft gewijd,
meent hij zich thans te mogen
bepalen tot een korte behande
ling van de punten, die in het
voorloopig verslag zijn te berde
gebracht.
Vooreerst de interpretatie van
art. IX 8, met betrekking tot
de Schelde. De Minister ziet
niet in, waarom het argument
ontleent aan de Belgische Me
morie van 1809, zwak zou zijn.
Het verwijt, dat de Minister
verkeerd handelde door zich aan
te sluiten bij eene opvatting, die
voor Nederland nadeelig geacht
werd, kan hij niet aanvaarden.
Tegenover de critiek, die op het
nieuwe verdrag is uitgeoefend
geworden eischt hij het recht op
van verdediging.
Ten aanzien van de vraag, op
zoo gelukkig zyn ais nu en my,
Felieita, anders kan ik mij niet
verheugen orer nw geluk, zooals
dat moet zijn.»
Innig drukte de jonge bruid
hare vriendin aan het hart, als
zoude zy voeleu, hoe daar vriend
schap woonde in weerwil van
het nieuwe gevoel, dat haar nu
bezielde.
De graaf stond op eenige schre
den atstands, maar toen Katha
rina zich oprichtte eD hy haar
lieftallig gelaat met tranen bedekt
zag, toen kwam een gevoel in
hem op, halt van toorn, half van
smart, een gevoel, dat hy nauwe-
ijks meester kon worden. Het
was toen natnurlyk, datzy weende
als zij ha ir lot vergeleek by dat
▼an Felicita; maar de herin
nering daaraan, dat zy nog onge
lukkig was, wekte een onaange
naam gevoel bij hem op die rit
was toch zoo genosgiyk geweest,
daarom washy het geheel vergeten.
Katharina gevoelde echter toch,
dat een voorstelJiing, een enkel
inleidend woord noodig was, snel
droogde zy hare tranen, trad op
den graaf toe en zeide »Felicita,
dat is mijn graaf S ur m ij n
man», verbeterde zij eindelyk,
met moeite het gevreesde woord
«prekend. Wordt
limisa;