Bericht.
Nieuwjaarsadverlentiën
Kerstda
Nieuws- en Advertentieblad
voor Zeeuwsch - Vlaan deren.
No. 75.
VRIJDAG 24 DECEMBER 1926.
12e Jaarg.
J. C. VINK - Axel.
FEUILLETON.
Dit biad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond.
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden 75 Centfranco per post 1 Gulden.
Afzonderlijke Nos. 5 Cent.
DRUKKER-UITGEVER
Bureau Markt C 4.
Telef. 56. - Postbus No. 6.
ADVERTENT1ËN van 1 tot 5 regels 60 Centvoor
eiken regel meer 12 Cent. Groote letters worden naar
plaatsruimte berekend.
Advertentiën worden franco ingewacht, uiterlijk
tot Dinsdag- en Vrijdagvoormiddag 11 ure.
In de Nieuwjaarscourant,
die op Zaterdagochtend 1 Januari
zal verschijnen, kunnen als ge
woonlijk
worden opgenomen, voor 40 cent,
indien ze niet grooter zijn dan
10 regels.
Meerdere regels worden naar
verhouding berekend.
Advertentiën voor dit nummer
worden ingewacht tot Vrijdag
middag niteriyk 13 nur.
Nog enkele uren en het is Kerst
feest. Zoo heet de datum van
25 December tenminste. Hier
zegt men algemeen „Kerstdag"
en dat is toch eigenlijk een woord
dat veel beter is, naar de betee-
kenis die men er aan hecht. Want
niet voor allen is het feest, d.w.z.
het kan wel voor allen een feest
zijn en eigenlijk zouden we allen
dien dag als een feest moeten
vieren, maar dat gebeurt nu een
maal niet.
Wt vieren allen de dag; bijna
iedereen heeft of neemt vrij, legt
het werk neer en beschouwt dien
dag als een Zondag, net als an
dere Zondagen. Alleen met dat
verschil, dat deze dag voor de
meeste menschen door een of
meer vrije dagen (vacantie) ge
volgd wordt en als zoodanig de
gelegenheid wordt aangegrepen,
om familie en vrienden op te
zoeken, die niet op dezeifde
plaats wonen, terwijl ook de
Kerstdag, als andere feestdagen,
meer dan den Zondag, bestemd
wordt voor uitstapjes, uitvoerin
gen of samenkomsten.
Sommigen zeggen feest, in den
echt „Christelijken" zin van het
woord is Kerstfeest alleen voor
degenen, die de Kerstgave als
Kerstzegen ontvangen ot begee-
ren te ontvangen. Wij voegen
(38
»Oom Kurt*, zei het jonge
meisje opeens, »kwam de liefde
ook tot u
Het bleeke gelaat van den ouden
man werd nog bleeker en een
traan welde op in zyn oogen, wier
glans en diepte door den ouder
dom nog niet waren verdwenen.
»Zij kwam tot mij en ik liet
haar binnen, maar my ging
het als degenen van welke ik het
laatste sprak, in mijD hart ont
brak de zonnesehyn, welke de
liefde noodig heeft. Nu heeft zij
wel geen bloesems gedragen, maar
zy is toch niet verwelkt en zij
gaat met mij in bet gratc
>Maar oom Kurt*, zei Katha-
rina bang en treurig, als de 1 i e f-
d e niet vetdort, breekt dan toch
het hart niet bij zulk een smart
>Neen, myu lieveling, een sterk
en moedig hart breekt niet, het
ziet 't leven ernstig in het gelaat
en streeft naar andere schatten,
naar de waarheid en naar den
vrede, die de wereld nietschenkt."
Katharine kaste de verwelkte
eraan toe „ook hopen te ontvan
gen".
Zalig, wie de Kerstgave begee-
ren. Zalig wie haar vragen. Want
in deze is begeeren, vragen en
ontvangen één. Wie de Kerstgave
vragen, ontvangen den Kerstregen
en zullen eeuwig Kerstfeest vieren.
Zij zullen in waarheid met
hart en mond met de Engelen
medezingen Eere zij God in de
hoogste hemelen. Vrede op aarde,
den menschen een welbehagen.
Dat te weten geeft intusschen
hoop aan degenen, die de zalig
heid der Kerstgave nog niét deel
achtig zijn. En ook in die hoop
kan men zich verheugen over de
geboorte van den Zaligmaker.
Vrede.
Zoolang men zich de Kerstgave
niet bewust is, is er van geen
vrede sprake. We trachten ons
zelf wel wijs te maken, dat die
vrede er best komen kan door
allerlei stelsels van oeconomischen
en politieken aard te volgen,
doch zoolang men op een vrede
hoopt, welke door menschen ge
bracht moet worden, komt die
nooit. Het heil, dat de menschen
ons heeten te brengen, zijn fafa
morgana's, luchtspiegelingen, en
de wereldvrede, die men in mooie
opstellen en redevoeringen in
beeld tracht te brengen, is als
een filmvertooning, anders niet.
Het lied in Efrata's velden is
ook niet gezongen door sterve
lingen, maar door Hemelboden,
en niet in een lange redevoering,
of naar menschelijk inzicht ver
heven gedicht of compositie, maar
slechts in enkele woorden en
gedurende een korte wijle klonk
machtig en betooverend de Bood
schap, opdat stervelingen door
den eenigen Bemiddelaar, die
uit God kwam en tot God we
derkeerde, eveneens zouden wor
den herboren uit God en dan
mede ontsterfelijk zijnd, den
eeuwigen vrede ontvangen.
Dat is dan de Hemelsche Vrede
en niet de Vrede op aarde, zoo
vraagt men zich wellicht af. Maar
toch kan men zich verzekerd
houden, dat die Hemelsche Vrede,
hand van den graaf.
»0 oom Kurt, wie was het die
u Diet lief bon hebben?* riep zij
bewonderend nit.
Toen stond bij met moeite op,
ging naar zijn schryftafel en open
de een verborgen vak hij nam er
een medaillon uit, beschouwde dit
een wijle bewogen en reikte het
vervolgens het jonge meisje aan.
»Mijne moeder riep Katharina
uit in de hoogste verrassing, »ja
mijne moeder Zij is het en kan
het toch niet zijn*, ging zij voort
na een oogenblik van sprakelooze
en smartelijke verbazing, terwijl
zij hem haren vaderlijken vriend
vragend aanstaarde, ge hebt haar
toch vroeger nooit gezien, oom
Kurt, ik heb raak gehoord, dat
de meuscheu u berispteD, omdat
ge kennissen hebt vermedeD, om
u bij de nieuwe aan te sluiten.»
»Dat uw oudars mij onbekend
geweest zijn by mijn komst hier
is een vermoeden, dat ik noch be
vestigd, noch weerlegd heb*, her
nam Kart, »ik liet mij daarover
nooit uit en liet de menschen
gelooveD, wat zij wildeDmyu
verleden en mijn hartsgeheimen
behooren my alleen. De jonge
lingsjaren lagen reeds achter mij,*
zoo begon h\j opnieuw na een
kort zwijgen, vtoeu ik op mijn
waarop men vertrouwt en waar
naar men verlangt, toch ook
Vrede op aarde brengt. De
Engelenzang zegt het ons en
daarom juist klonk het o.i. in de
eerste plaats „Eere zij God".
Eere zij God.
Niet „eere zij den mensch", want
dat is geen vredestichter, maar
„Eere zij God". Het moet ons
te doen zijn om Zijn eere, wil
het Vrede worden. En dat is nu
juist het groote struikelblok voor
de komst van dien vrede, zoo in
de wereld, als bij ons zelf, dat
wij altijd „onze eigen eer op
't oog hebben.
Och, wij willen desnoods en
als wij eens in de gewenschte
stemming zijn, met genoegen wel
eens nederknieien bij de kribbe,
wel eens een blik werpen in den
stal, maar zelf ons nederleggen
in de kribbe, ontdaan van alle
eer en grootheid, beroofd van
menschengunst, uifgatrokken het
kleed van eigenliefde, van eigen
belang, wars van alle uiterlijk
vertoon, arm, machteloos, hulp
behoevend, uitsluitend als werk
tuig in Gods hand ons geven
geheel en al tot Zijne verhoo
ging en tot verbreiding van Zijn
eer daarvan moeten we niets
hebben.
Zichzelf verliezen, om het
eeuwig heil te winnen, afstand
doen van lievelingszonden en
wereldsgezindheid, afleggen alle
grootheid en hoogheid, dus een
kind worden, een kind van den
Hemelschen Vader, wiens eisch
is: „Die mij wil volgen, sta af
zijn ongerechtigheid", dat is zoo
ontzettend moeilijk, zoo vreeselijk
zwaar, dat men tegen dien duren
prijs den eeuwigen Kerstzegen
niet begeert.
Dat is te veel gevergd. Dat is
inderdaad meer dan men volbren
gen kan. Maar hierin schuilt juist
de vreugde van het Kerstfeest.
Want in de geboorte van den
Zoon hebben we een „Helper"
gekregen voor die zware taak. Den
waren Vredestichter. Hij helpt ons
in den strijd, tot deze is over
wonnen en we den Vrede, hier-
reis naar Thüringen in het huis
van uwen grootvader gastvry werd
opgenomen. Dit was een recht
schapen man, maar ruw en streng,
met een ijzeren onbuigzameD wil.
Zijn vrouw was laDg reeds dood,
maar hij had een dochter, zoo
bekoorlijk, zoo onschuldig vroom,
als gij het nu zijt. Haar vader bad
haar nooit veel liefde betoond,
hij noemde dat verweekelijken,
en zoo was het vertrouwen reeds
in de kiem gestikt.
Hij bekommerde zich weinig
om haar, het huishouden was in
orde en dat was hem genoeg.
Nadat ik eenige dagen de gast
van den opperhoutvester geweest
was, had ik het ongeluk, mij door
een onverwacht afgegaan schot
aan den arm te kwetseD, waardoor
ik genoodzaakt was niet alleen
de verdere gastvrijheid, maar ook
de verpleging van mijn gastheer
iD te roepen. Daar, in dat ge
zellig dagelyks te samen zyn,
daar ontdekte ik eerst, welk een
eDgel van schoonheid en goedheid
uwe moeder was. Ik wil u niet
zeggen, hoe de liefde binnensloop
in mijn hart en hoe die liefde
dat hart vervulde met glans en
geur; dat kan men Diet vertellen,
zooals men het niet vergeten kan.
Ik deed uwe moeder de bekentenis
boven omschreven deelachtig zijn.
Het zal den menschen een wel
behagen zijn.
Den menschen een welbehagen.
Dat vrede den menschen be
haaglijk is, is een waarheid waar
over kolommen te vullen zouden
zijn. Hoeveel is al niet geschreven
over het genot van vrede en wat
wordt niet gedaan en geofferd
om vrede te krijgen. Vrede tus-
schen volkeren, vrede in den lande,
vrede in politiek, in godsdienst
in gezin, in familie en buren.
Het is onbeschrijfelijk hoeveel
strijd er is op aarde en daarom
ook onbeschrijfelijk welk genot,
welk een behagen een vrede alom
op aarde zou brengen. We kunnen
ons dit onmogelijk als bestaan
baar voorstellen. Daarvoor zijn
-we te ver gezonken. Toch is
het bereikbaar, dank zij ook weer
de geboorte van Jezus.
Alzoo komen we terug op onze
inleiding, nu we gezien hebben
dat er velerlei reden is om Kerst-
feest te vieren, in plaats van
Kerstdag.
We kunnen Kerstfeest vieren,
omdat de geboorte van Jezus den
Vrede brengt, die noodzakelijk is
voor ons eeuwig heil en Hij ons
in het streven daarnaar tot Hulp
en Bemiddelaar wil dienen. lede
ren dag, iederen nacht en ieder
uur is Hij daartoe bereid. Laten
we ons daarin verheugen en
dankbaar juichen, dat we die
hulp maar te aanvaarden hebben,
als ze ons te eeniger ure meer
dan ooit wordt aangeboden.
We kunnen Kerstfeest vieren,
omdat we in de geboorte van
Jezus een genade Gods ontvangen
hebben, die onschatbaar is. We
kunnen weliswaar daarvoor nooit
naar waarde danken, maar toch
mogen we het daarom niet ver
zuimen, want God is ook ont
vankelijk voor enkele eenvoudige
menschelijke woorden, indien
deze maar uit de ziel voortkomen.
En voorzeker zuilen we ineen
stichtelijke viering Gode welbe-
hagelijk zijn.
Al is het dus, dat we nog niet
rnyner liefde, maar nog eer ik
uitgesproken had, eer zy mij kon
antwoorden, kwam de opperhout
vester de kamer biunen. Ik kon
mijn ontroering niet onderdruk
ken hij zag, dat er iets buiten
gewoons tusschen ons was voor
gevallen en ik bleef aan zijnen
vragendeD blik het antwoord niet
schuldig. Ik herhaalde myn aan
zoek in zijce tegenwoordigheid
en ook ditmaal kwam uwe moe
der tot geen opheldering, want
uw grootvader nam in hare plaats
het woorden meteen uitdrukking
van vreugde en tevredenheid,
zooals ik die nooit bij hem gezien
had, legde by hare hand in de
mijue. Zij stond het to\ stom
wel en bleek, maar dit kon de
ontroering zijn van het oogenblik
en mjjn onuitsprekelijk geluk
verduisterde ook mijn blik, die
anders wel scherper en dieper
keek. Het was slechts een minuut
vol namelooze weelde, maar in
deze minuut vloeide de zaligheid
van een geheel leven te samen.
Doch toen uw grootvader ods
alleen liet, toen ik haar aan mijn
van vreugde dronken hart wilde
drukken, toeD stond dit plotseling
stil door de uitdrukking van
droefheid en ontzetting, waarmede
z\j my aankeek j toen zag ik in
de Kerstgave hebben ontvangen,
of we ons nog niet durven
scharen onder de „ware" Chris
tenen, dan kunnen we ons toch
verblijd gevoelen en behoefte
hebben aan feestviering op Kerst
dag, om de geboorte des Heeren.
Moge dan aller gedachte zijn
bij die groote gebeurtenis. De
kerstboomen worden geplant en
versieringen met hulst en bessen
worden in de huiskamers aan
gebracht. Het altijd groene als
een symbool van blijvende hoop
en de lichtende kaarsen of glim
mende bessen als weergevend den
glans waarmede de herders in
het veld werden beschenen.
Zij dat alles geen uiterlijke
schijn of oppervlakkige vertooning,
maargeve het blijk van opgewekte
christenliefde, waarmede men den
Zaligmaker begroet, dan zal zeker
dit Kerstfeest strekken tot zegen,
van wie het aldus vieren.
Provinciale Staten.
Vergadering van 21 December.
Aanwezig waren 36 leden, af
wezig de heeren Dumoleyn, On-
derdijk, P. G. Laernoes, Van
Waesberghe, Wallienen De Jonge.
De mededeeling van Ged. Sta
ten inzake het Nederl.-Belgisch
Verdrag werd voor kennisgeving
aangenomen.
Ged. Staten deelden mede, dat
zij hun voorstel inzake wijziging
van het Alg. Reglement op de
Polders en Waterschappen in
trekken.
Aangenomen werd met alge-
meene stemmen een motie om,
gezien het veel te smalle gedeelte
in den toegangsweg van Noord-
Brabant naar Zeeland en den
Caterspolder, den Minister van
Waterstaat te verzoeken, in af
wachting van de algeheele ver
betering van den verbindingsweg
aansluitende aan den weg in den
Caterpolder dediingend noodige
verbeteringen te doen aanbrengen.
De Electriciteitsvoorziening.
Het eerst waren daarna aan de
orde de mededeeling van Ged.
Staten inzake de electriciteits-
één oogopslag alles, toen zag ik,
dat ik niet bemind werd, dat ik
dit nimmer, nimmer zou worden.
En toen ik achteruitweek, vatte
zij moed en vertelde mij in vlie
gende haast en met gloeiende
wangen, dat zij haar hart reeds
had weggegeven, dat zy de bruid
was van een hartelijk geliefden
man en dat alleen de vrees voor
haren vader, die den geliefde niet
genegen was, haar tot nog toe
het zwijgen had opgelegd. Zy
zag niet, hoe donker het werd
voor mijn oogen en in mijn hart,
zij dacht slechts aan zichzelve
het zachte meisje werd een sterke
vastberaden vrouw, zy eischte
hare vrijheid vaD mij terug, zy
verlangde meer, zy wenschte, dat
ik mijn eigen doodvonnis zon
ouderteekenen en haar tot voor
spraak bij haren vader zou zijn.
Dat was een bittere moeilyke
ure, wel de zwaarste mijns levens 1
Maar ik overwOD en sprak zoo
laDg met den ouden man, tot zyn
toorn zweeg, zijn toorn over de
verydeling zyner wensehen en
over de dwaze verloving, zooals
hij ze noemde, want uw vader
was toen nog een joDg houtvester
en bad weinig vooruitzichten in
het ieven.
Wordt vervolgd),
AXELS