Nieuws- en Advertentieblad
v o o r Zee u w s e li - V1 a a n d e r e n
Wij worden nimmer Belgen.
VRIJDAG 19 NOVEMBER 1926.
12e Jaarg.
J. C. VINK - Axel.
Dit blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond.
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden 75 Centfranco per post 1 Gulden.
Afzonderlijke Nos. 5 Cent.
DRUKKER-U1TGEVER
Bureau Markt C 4.
Telef. 56. - Postbus No. 6.
ADVERTENT1ÈN van 1 tot 5 regels 60 Centvoor
eiken regel meer 12 Cent. Groote letters worden naar
plaatsruimte berekend.
Advertenfiën worden franco ingewacht, uiterlijk
tot Dinsdag- en Vrijdagvoormiddag 11 ure.
Aldus klonk de leus een 8-tal
jaren geleden, toen we leefden
in den roes der anti-annexatie-
beweging. Ook nu nog zou die
leus opgang doen, alhoewel in
minder sterke mate. Verschillende
omstandigheden hebben samen
gewerkt, dat het nationaliteitsge
voel verflauwde. En toch, we
gelooven vast, als daar de nood
aan den man kwam, en men ge
steld werd voor de onvoorwaar
delijke en onvermijdelijke keuze,
dat het slechts enkelingen zouden
zijn, die zouden stemmen „vóór
België".
Men is nu eenmaal NederT
lander geboren, opgevoed, in
Nederlandsche zeden grootge
bracht, door Nederlandsch onder
wijs ontwikkeld, kortom geheel
ons leven heeft zich aangepast
aan-, is gevormd door het Ne
derlandsch karakter, zoodat we
ons met Nederland één voelen.
Laat een Nederlander, wien het
zoogenaamd niet kan schelen in
welk land hij wonen zal, of (wat
nog iets anders is) zou worden
ingedeeld, laat die eens in België
komen en hem daar hooren toe
roepen „kaaskop" of „kwatta-
soldaat", wat een gezicht ziet
men hem trekken 1 Op zijn minst
zal hij zich verontwaardigd af
wenden en denken ze zijn niet
wijzer. We gaan echter verder
en zullen in de beurs of in groote
samenkomsten smalend hooren
spreken over de Hollanders.
Dezelfde Nederlander van hier
boven zal twee wegen kiezen
Hij zal hen lafweg gelijk geven,
tegen beter weten in en alleen
uit winstbejag; óf uit beleefdheid
zwijgen. Maar in beide gevallen
zal zijn gemoed opkomen tegen
hetgeen men ten nadeele van
Nederland of zijn bewoners zeide.
Dat is nationaliteitsgevoel, dat bij
ieder ingeboren is en alleen kan
zijn gesmoord, waar de opvoeding
verwaarloosd is.
We worden aan die dagen van
1918/19 weer pijnlijk herinnerd
en al moge het gevoel bij som
migen sluimeren, dat „Zeeuwsch
Vlaanderen toch niet voor Neder
land te behouden is op den duur",
och, dat men de annexatie dan
nog maar een vijftig jaren uit-
stelle tot misschien het nationali
teitsgevoel zoodanig is verwaterd,
dat ook de Zeeuwsch-Vlamingen
zelve er minder last van hebben.
We moeten hier helaas alleen de
Zeeuwsch-Vlamingen noemen,
want de Nederlanders kunnen we
niet meer onverdeeld beschouwen
als meelevend met die gedachte.
Helaas. Wat de afgeloopen weken
hebben doen zien van de men
taliteit ten opzichte van saamhoo-
righeid als Nederlanders, geeft
ons die uitspraak in den mond.
Besluiten, als de vorige week
in de Tweede Kamer genomen,
verhoogen niet ons nationaliteits
gevoel en doen er ons aan twij
felen of te eeniger tijd een ruil-
aanbod voor Zeeuwsch-Vlaan-
deren niet hetzelfde lot zou
ondergaan.
O ja, we weten wel, dat men
ons van verschillende kanten toe
roept: Zóó ver is het nog niet.
Maar, zoo vragen we, wie droomde
13 jaar geleden van de ideeën,
die nu werkelijkheid zijn gewor
den De tijd gaat snel. En er is
maar één stap van onbezonnen
heid noodig, of we hooren nog
dit jaar het kanongebulder. Niet
uit het verre Zuiden, maar dan
op de naburige Schelde zal het
geboemm ons toeklinken.
En zijn we dan Belgen zoo
vraagt men misschien. O, inder
daad nog niet, is ons antwoord»
Maar was het niét duizend
maal beter, allen twijfel weg te
nemen, omtrent een mogelijkheid
van zeegevechten op de Schelde,
dan een verdrag te sluiten met
België, waarbij het vrijheid krijgt
oorlogsrechten op die rivier bin
nen onze landgrenzen in toepas
sing te brengen Is het niet het
zelfde, of men dan ook de oor
logsbodems laat strijden op den
Nieuwen-Waterweg, of in het
kanaal van IJmuiden Toch zou
men nooit toestaan op die wate
ren, wat thans ten opzichte van
de Schelde wordt bepaald in het
thans behandelde verdrag met
België.
Over dit verdrag, hare be
handeling, het ontstaan en al
wat ermee in verband staat, zijn
reeds tal van gemoederen in be
roering gebracht en is nog heel
wat te doen. Verscheidene be
zwaren worden uitgemeten en
vermeende voordeelen daar tegen
overgesteld. Maar voor ons
Zeeuwsch-Vlamingen weegt na
tuurlijk het nationaliteitsgevaar
het zwaarst.
En dan herinneren we weer
aan die tijden van 1918, toen we
schouderophalend die geruchten
van annexatie minachtten, tot de
werkelijkheid tot ons doordrong
en de actie daartegen begon. In
dat opzicht is er nog niets ge
leerd. Ook nu werd en wordt
dat gevaar slechts denkbeeldig
geacht„Neen, die propaganda-
vergaderingen waren thans niet
noodig. Er werd immers actie
tegen gevoerd Binnenskamers
werd het verdrag bestudeerd en
in de pers hier en daar bestre
den, wat wil men nu nog hei
beltjes en optochten
Welnu dan, men berustte in
vertrouwen, doch dit is jam
merlijk beschaamd geworden.
Onze overtuiging is, dat als een
bundel handteekeningen van alle
Zeeuwsch-Vlamingen naar de
Tweede Kamer waren gezonden
en eenige telegrafische uitingen,
motie's en verzoekschriften, als
zoovele getuigenissen van aan
hankelijkheid aan Nederland tot
de Ridderzaal waren doorgedron
gen, voorzeker een andere stem
menverhouding daarvan het ge
volg zou zijn geweest.
Men is te slap geweest en we
begrijpen nog niet, dat er in
onze streek geen mannen van
invloed zijn opgetreden, om meer
pal te staan voor onze belangen.
Een tweetal namen van personen,
die we in deze streek hebben
gemist, komen ons in het brein,
nl. van de heeren jhr. de
Muralt en ds. Pattist. We ge
looven stellig, dat als ds. Pat
tist nog in Zeeuwsch-Vlaanderen
was geweest, zijn stem niet ge
zwegen zou hebben en voorzeker
zou de echo tot hier weerklon
ken hebben van het protest, dat
jhr. De Muralt als volksvertegen
woordiger in de Kamer zou heb
ben doen hooren. Afgezien van
de namen of partijen, moeten we
toch concludeeren, dat het als
een sterk gemis wordt gevoeld,
dat in de Tweede Kamer niet
zetelt een rechtstreeksche verte
genwoordiger in het bijzonder
voor Zeeuwsch-Vlaanderen, wier
belangen toch zoo erg in het
gedrang komen, Onze hoop is
thans gevestigd op de Eerste
Karner.
Het zijn de slechtste vruchten
niet, waaraan de wespen kna
gen. Dat geldt ook hier en dat
wordt te weinig gewaardeerd in
het overig deel van Nederland,
waar het is gebleken in de
annexatietijden men niet eens
wist, waarvoor hier werd gefeest,
toen men van vreugde jubelde
over het feit, dat we konden
zingen„We worden nimmer
Belgen".
Open brief aan de Zeeuwen.
De 11de November 1926 zal
met een zwarte kool worden aan-
geteekend in de geschiedenis v^n 1
Nederland. Op dien dag leed
Nederland de grootste diploma
tieke nederlaag tegen België, die
ooit geleden is. En waarom
Omdat onze volksvertegenwoor
digers in de Tweede Kamer,
met uitzondering van de tegen
stemmers tegen het verdrag, uit
slapheid, uit gebrek aan rugge-
graat, uit onbenullige goedzak
kigheid, zich een verdrag hebben
laten opdringen, dat de grootste
gevaren in de toekomst verbergt,
ook voor U, Zeeuwen, voor wat
onze zelfstandigheid betreft, en
voor de welvaart van onze groote
havensteden. Zondert men de
besliste voorstanders van het ver
drag uit, dan hadden allen, die
met een bezwaard gemoed voor
het verdrag hebben gestemd, in
dien zij nog een greintje Neder
landsch bloed in hun aderen had
den gevoeld, dit verdrag nooit
moeten aanvaarden, omdat het is
in strijd met de waardigheid van
1 het land, hetgeen in de breede
lagen van ons volk, ook onder
de arbeiders, wordt gevoeld.
Ds. Kersten heeft het zoo te
recht gezegd „Nederland heeft
in de oorlogsjaren vieesch en
brood uit eigen mond gespaard
voor de Belgen" en hoe beloont
België dit? De heer Brautigam
heeft in zijn vurige bestrijding
ook getoond, dat hij in de eerste
plaats Nederlander is, en dat hij
niet wilde toelaten, dat België
zooals de heer van der Waer-
den het uitdrukt door het
kanaal Antwerpen—Moerdijk een
zuigpomp van groote kracht op
de welvaart van Rotterdam zet
ten zou. Antwerpen is van na
ture geen Rijnhaven, dat is Rot
terdam en nu zal Antwerpen
door een reusachtig kanaal, let
wel, op Nederlandsch gebied,
waarvan de deelname in de kos
ten voor Nederland niet vaststaan,
en dat Nederland zal moeten on
derhouden, een groot gedeelte
van het Rijnverkeer kunstmatig
tot zich trekken, terwijl Rotter
dam met zijn steeds toenemende
bevolking in de toekomst daar
door met werkeloosheid wordt
bedreigd.
Een eeresaluut aan de tegen
stemmers van het verdrag, die
zich niet lieten intimideerer. door
enkele partijleiders, en niet han
delen als verscheidene voorstem
mers, die eerst zeer groote be
zwaren ontwikkelden doch op
het laatst oogenblik onder den
invloed dier partijleiders ais een
blad van een boom omdraaiden
en het verdrag met huid en haar
1 slikten.
Het nageslacht zal de lasten
dragen van deze uitspraak, welke
niet de gevoelens weergaf van
het meerendeel van ons volk.
Wat de Minister van Karne-
beek betreft, het is genoegzaam
bekend, dat dit verdrag geboren
is in een tijd van bedreiging met
Fransch-Belgische machtsmidde
len en al heeft onze Minister aan
deze krachtig het hoofd geboden,
zoo kan ieder begrijpen, dat de
toezeggingen door hem toen ge-
daan onder den invloed hebben i
gestaan van de toen heerschen-
den geest van Versailles. Het
standpunt van den Minister die I
zijn toezeggingen wil gestand
doen, kan men billijken, doch
daardoor is het Nederlandsche
volk nog niet gebonden dit ver
drag te aanvaarden De heer van
Vuuren heeft terecht gezegd, dat
wanneer België vóór 1914 bij ons
met dit verdrag ware aangeko
men, niemand er een oogenblik
aan gedacht zou hebben dat te
aanvaarden Waarom dan nu wel
Men zegt ter bevordering der
internationale vredesgedachte,
maar in wezen dienen wij door
dit verdrag niet den vrede, doch
de imperialistische politiek van
Frankrijk. Nederland moet zich
daarvan goed bewust zijn. België
is de schildknaap van Frankrijk
door het geheime Fransch-Bel
gische militair accoord grenst
Nederland militair gesproken,
thans reeds aan Frankrijk
Het annexionisme heeft sedert
1839 altijd voortgeleefd in de
Belgische harten. In de scholen
werd steeds gesproken over de
onbevrijde broeders van Limburg
en van de onvrije Belgische
Schelde. Bij iedere gelegenheid
dat België kans ziet om de hand
op Zeeland te leggen zal het
annexionisme opleven. Het heeft
dit tractaat slechts op afbetaling
aanvaard. België heeft niet voor
niets van de mogendheden weten
te verkrijgen de opheffing van
het verbod voor Antwerpen om
oorlogshaven te zijnhet heeft
niet voor niets in het verdrag
laten zetten, dat het verbod van
oorlogschepen niets bepaalt ten
opzichte van Belgische oorlog
schepen op de Schelde. Wij
hebben hier te doen met een
sluwen buurman.
De Belgische politiek gaat
samen met die van Frankrijk en
is veel sluwer en doelbewuster
dan de. onze; wij Hollanders
spelen den rol van het onnoozele
schaap. België zal Antwerpen
oorlogshaven verklaren, het zal
de vrije doorvaart van Belgische
(lees Fransche-) oorlogsschepen
eischen in tijden van oorlogsge
vaar of oorlog, in ieder geval op
een zeer critiek oogenblik voor
Nederland. Staat Nederland dit
vrijwillig of gedwongen toe, dan
is het in den oorlog onherroepe
lijk betrokken.
Het geheele streven van België
(lees Frankrijk) bij de herziening
van het Verdrag van 1839 is
niets anders dan steeds meer de
hand te leggen op Zeeland en
Nederland te binden aan de im
perialistische Fransch-Belgische
politiek, teneinde het in tijd van
oorlog aan die zijde te verbinden.
Laten wij Hollanders toch niet
zulke onnoozelen zijn om dat
niet te doorgronden. De eenige
politiek, die Nederland mag voe
ren, is den vrede te bevorderen,
niet door ons als goedzakken
over te geven aan de imperialis
tische politiek van Frankrijk—
België, doch door bevordering
van de Volkenbondsgedachte en
door handhaving eener strikte
o-zijdigheid naar alle zijden.
Daarom hadden wij nooit een
verdrag mogen aanvaarden, waar
in wij een gedeelte onzer souve-
jeine rechten op de Schelde af
staan en dat ons bij een West-
Europeesch conflict zoo goed als
zeker in den oorlog zal storten.
Worden wij dan gedwongen aan
Fransch-Belgische zijde mede te
strijden, en is Engeland tegen
stander van 't Fransch— Belgische
blok, dan verliezen wij ook nog
onze koloniën, die Engeland ons
daarna wel niet zal terruggeven,
zooals het deed na de Fransche
overheersching. Gevolgen daar
van ondergang van handel en
industrie, geen brood meer voor
den arbeider.
Moge God verhoeden, dat dit
erbarmelijke, vernederende en
schadelijke verdrag, dat door de
slapheid en onnoozelheid van
vele volksvertegenwoordigers is
aangenomen, in de Eerste Kamer
ook worde aanvaard. In een
volgend schrijven zal ik mede-
deelen, wat de Zeeuwen zouden
kunnen doen om dat te voorko
men.
Nog altijd is de spreuk der
oude Romeinen in deze tijden
geldig, speciaal voor vele Neder
landsche volksvertegenwoordigers
Quos Deus perdere vult, de-
mentat prius. Dien de Godheid
in het verderf wil storten, be
neemt Zij eerst het verstand.
Middelburg, 15 November 1926.
F. H. UMBGROVE.
Gep. Kolonel der Artillerie.
AXEL, 19 November 1926.
Deze week zijn de aannemers
begonnen met de straten op te
breken voor de gasleiding naar
de Sassing. Het bietenseizoen,
veel regen en wind zijn omstan
digheden, waardoor dit werk zeer
bemoeilijkt wordt niet alleen,
maar dat men het idee kreeg
wanneer men door de Nieuw-
straat ging, in een polderweg
aangeland te zijn. Wat dat be
treft moet het gas hier tegen de
electriciteit het loodje leggen,
omdat het graafwerk van de P.
Z.E.M. in de kom bijna voortdu
rend door het mooiste weer werd
begunstigd. Ook vraagt het leg
gen van buizen meer tijd dan
kabels leggen, 's Avonds was
het, doordat de verlichting ter
plaatse niet functionneerde,
nog erger, zoodat wie door de
Nieuwstraat ging en niet op de
trottoirs bleef, niet recht kon blij
ven. Eigenlijk was het een goed
middel om de menschen op het
trottoir te leeren gaan, want nog
velen schijnen dat onbescheiden
te vinden en toch is het voor het
verkeer en voor de veiligheid
het beste. Het zijn immers geen
ouderwetsche privé stoepen meer 1
Maar ter zake. Omtrent den
slechten toestand van den weg
naar het Station hebben we ons
ter bevoegde plaatse gewend en
vernomen, dat aldaar klachten
waren ingekomen, waarna van
gemeentewege last is gegeven
om het verkeer zoo min mogelijkte
belemmeren, zoowei wat verlich
ting, als begaanbaar maken van
de straten betreft. Ook hebben
we de verzekering gekregen, dat
morgen het gedeelte vanaf eind
Kerkdreef tot Station, volkomen
in orde zal zijn.
Dit ter geruststelling van de
genen, die er ons attent op maak
ten of door „ingezonden" hunne
bezwaren indienden. Intusschen
zij opgemerkt, dat we wat ver
wend zijn ook, want als we aan
de „peedagen" en de „peewegen"
van vroeger denken, kunnen we
op veel verbetering wijzen, dank
zij ook de tram,
AXELSCHEi f COURANT