Bewogen Huwelijksleven. No. 56 DINSDAG 19 OCTOBER 1926. 42e Jaarg. J. C. VINK - Axel. FEUILLETON. Dit blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond. ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden 75 Centfranco per post 1 Gulden. Afzonderlijke Nos. 5 Cent. DRUKKER-U1TGEVER Bureau Markt G 4. Telef. 56. - Postbus No. 6. tot 5 regels 60 Centvoor Groote letters worden naar ADVERTENTIËN van 1 eiken regel meer 12 Cent. plaatsruimte berekend. Advertentiën worden franco ingewacht, uiterlijk tot Dinsdag- en Vrijdagvoormiddag 11 ure. Het Nederlandsch Belgisch Verdrag. Het gaat spannen, hoe langer hoe meer. En nu blijkbaar de behandeling van dit verdrag in de Tweede Kamer is uitgesteld en het vermoedelijk nog wel Fe bruari wordt eer de gewichtige stemming over aanneming van het verdrag zal plaats hebben, komt het ons voor, dat de kans van aannemen hoe langer hoe meer vermindert. Het aantal protesten ertegen in den lande neemt toe en de ver dediging vooral van buiten staanders lijkt zwak. Hoe meer men ervan leest, hoe dui delijker het wordt, dat het met dat Verdrag niet heelemaal in den haak is. Thans hebben we voor ons een adres aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal van het Na tionaal Comité van Actié tegen het Verdrag, waarin wordt ge memoreerd, dat de Minister van Buitenlandsche Zaken in de ver gadering der Tweede Kamer d.d- 3 Juni 1920 zeide„Nederland „heeft de herziening der verdra gen van 1839 niet gezocht en „heeft die ook niet noodig. Aan „Nederland wordt door die her ziening heen voordeel geboden." Bleek hieruit dus dat het ver drag, waarvan slechts België's verblinding te elfder uur de on- derteekening voorkomen had, ge heel en in alle onderdeelen op Belgisch initiatief tot stand was gekomen en de Nederlandsche Regeering een lijdelijke houding had bewaard, toen eindelijk in 1925 de tekst bekend werd bleek de inhoud zóó uitsluitend rekening te houden met de Bel gische belangen en de Neder landsche zóó roekeloos aan te tasten, dat de indruk moest ont staan, dat het verdrag aan onze Regeering was opgedrongen. Zelfs rees het vermoeden daf deze het ouder dwang had aanvaard. Natiën ondergaan zulk een dwang na een politieke of mili taire nederlaag. Had Nederland er eene geleden? Integendeel: (22) Deze opmerkzaamheden, bo vendien in het openbaar getoond, waren des te gewichtiger, als men de strenge grondbeginselen, de werkelijk reine zedelijkheid, die den prins kenmerkten, in aan merking nam. Hoe minder men by zijne bedoelingen en bij de eervolle plaats, die de famiiie Ger- land innam, denken kou aan een mogelijk ongeoorloofde verbinte nis, des te meer waarschijnlijkheid verkreeg het gerucht eener mor ganatische verbintenis, reeds hier en daar verspreid. Felicita zelve voedde waarschijnlijk in de verste verte zulke weDSchen nietde op merkzaamheid en toegenegenheid, die zjj den alom vereerden vorst bewees, werd door de menigte verkeerdelijk aangezien voor een warmer gevoel, waarvan het jonge meisje zelve niets wist. Hare liefde hing vast en onveranderlijk aan dien eeDen, wieD zij hare eerste liefde had toegewijd, aan dien ee- nen, die voor het eerst haar ver moeden deed wat het leven schen- de Minister van Buitenlandsche Zaken was 6 Juni 1919 met de boodschap thuisgekomen„De bedreiging, die uit het naburige land opkwam, is thans ter zijde gesteld". Tevoren had België, zich één van zin wanend met de wereldmachten die toen bezig waren de kaart van Europa te herzien, te onzen nadeele onaan vaardbare eischen geformuleerd, doch Nederland, in het juiste besef dat eigen gebied en sou- verefne rechten onaantastbaar be hoorden te blijven, had ze afge wezen. Het tijdstip zoo luidt het adres waarop Uwe Vergade ring het aanhangig Nederlandsch- Beigischc tractaat zal goedkeuren dan wel afwijzen, mag een his torisch oogenblik worden ge noemd. Zelden wordt haar een tekst voorgelegd, die in gelijke mate de verhouding onzer nati onale belangen tot die van een onzer naburen zal moeten be- heerschen. En na uitvoerig uiteengezet te hebben dat Nederland in geen enkel opzicht zich moreel ver bonden behoeft te achten het verdrag te aanvaarden, gaat het adres verder ln drie opeenvolgende merno- riëe heeft de Minister van Buiten landsche Zaken de wenschelijk- heid der aanvaarding van het tractaat betoogd Ons Comité ziet zich genoopt, ook de jongste memorie te be strijden. Wederom worden daarin beschouwingen voorgedragen, die met talent zijn afgeleid uit ver keerde grondstellingen, als daar zijn I. het behoud van Nederland's historisch grondgebied is indertijd door de mogendheden afhankelijk gesteld van het aanvaarden van verplichtingen ten aanzien van België's uitwegennaar gelang der behoefte van België kan de omvang dezer verplichtingen, zonder recht op compensatie onzerzijds, worden uitgebreid II. hetgeen het tractaat inzake de waterwegen bepaalt, is de natuurlijke uitgroei van hetgeen ken kan. Op een der iaatste dagen van Maart viel de sterfdag harer moe der reeds 's morgens was Felicita op het kerkhof geweest, om vol liefde het graf te versieren, zoo als zij net gedaan had sedert hare kinderjaren aan haar vaders haod. Heden ging zjj alleen, de heer Gar land was op reis voor gewichtige zaken en kon daarom niet, zooais aoders, dezen smarteiijken herin- neringsdag doorleven met het kind van zijn hart. En toch was Fe licita ook Diet alleen en onbegre pen in hare weemoedige gavoeleoB. Een ander hart was het hare tege moet gekomen in liefdevolle trouwe zorg, in gelijke gewaar wording en geljjke beboette, want hot graf lachte haar tegen in de pracht der lente, toen zij het na derde. Verrast bleef zy staan haar vader was verre, - wie deelde de gedachtenisviering van dezen dag met haar Had mevrouw Ger- laud het gedaan, om hare doch ter genoegen te geven en om haar te toonen Ik eer, ik begrjjp uw gevoel? Eén oogenblik sloeg het hart van Felicita van warme dank baarheid bij die gedachte, maar ook sleehts één oogeDblik, toen verwierp zy het als dwaas; hare stielmoeder was niet in staat om reeds dat van 1839 bevatte III. het tractaat ontlast Neder land van drukkende dienstbaar heden IV. het zal Beigië toenadering doen zoeken tot Nederland. Historisch grondgebied. Het behoud van Nederland's historisch gebied heeft voor de mogendheden van den aanvang af vastgestaan. Het wordt reeds gewaarborgd bij de grondslagen van scheiding van Januari 1831, die van gemeenschappelijke Schel- detoezicht, van vrije vaart van Antwerpen naar den Rijn, van transit door Limburg nog niet reppen. Van verplichtingen ten aanzien van België's uitwegen is door de mogendheden nooit afhankelijk gesteld het behoud van Nederlandsch historisch ge bied, maar wel het bedrag der door België over te nemen staats schuld van het Vereenigd Ko ninkrijk. Natuurlijke uitgroei. Een natuurlijke uitgroei ge schiedt geleidelijk. Zij wacht geen gelegenheid af, als die waarvan in 1919 België zich ten gretigste bediende. Wij hebben geen gelei delijkheid gezien, maar plotselinge zwelling, alle aandacht waard, terwijl zij zich voordeed, maar die ingestonken, nog slechts hi storische belangstelling wekt. In 1920 had zij wellicht het oordeel van sommigen vertroebeld, maar ook dezen staan thans geheel vrij. Die bij verlegenheid zijner wederpartij belang heeft, dient zijn winst snel binnen te halen. België verzuimde bijtijds dit te doen en komt nu te laat. leder heeft thans tijd te over gehad zich de regeling van 1839 in haar ontstaan en strekking weder te binnen te brengen. Zij heft tegen benadeeling van België's verkeers- belangen door Nederland, tegen ondermijning der Nederlandsche souvereiniteit door België, ge waakt. De thans voorgestelde regeling kan dus niet worden verdedigd met een beroep op den bestaanden rechtstoestand. Zelfs een Neder landsch schip, dat binnen de land palen van Nederland op zijn doorvaart tusschen Antwerpen en de zee vlottend baggermateriaal van een Nederlandschen aanne mer in den grond zou hebben gevaren zal tegen beslag door de Nederlandsche rechterlijke auto riteit zijn gevrijwaard op mis drijven gepleegd aan boord zal de strafwet niet kunnen worden toegepast: aanhouding (en uitle vering) van uitwijkende misdadi gers aan boord van een Neder landsch schip in doorvaart zullen niet mogelijk zijn. „De toelating van vreemde oorlogsschepen op de Scheide blijft voorbehouden aan de uit sluitende souvereiniteit van Neder land" (tweede M. v. A., blz. 25). Te dezen aanzien bestaat er nu reeds tusschen den Minister en de Belgische Staatslieden een flagrant verschil van interpretatie. De beteekenis van dit verschil op zich zelf daargelaten, blijkt er in ieder geval afdoende uit, dat de voorstelling, alsof het verdrag alle hangende geschilpunten (be halve de Wielingenquaeslie) uit de wereld zou helpen, onjuist is. De Wielingenkwestie. „De Wielingenkwestie slaat los van het verdrag" (tweede M. v. A., blz. 24). ln de praktijk niet. Art. IV, par. 3, bepaalt, dat aan de bevoegdheid der Commissie van Beheer niet onderworpen zal zijn de scheepvaart naar of van Nederlandsche havens, die niet gebruik maakt van de Belgische wateren. Indien nu een voor Vlissingen bestemd schip dooi de Wielingen vaart, maakt het naar Nederlandsche opvatting geen gebruik van de Belgische wateren. Naar Belgische opvat ting doet het dit wél. De be voegdheid van de Commissie van Beheer hangt er van af, of de Nederlandsche opvatting juist is. dan wel de Belgische. Art. IV, par. 8, bepalende, dat elk der contractanten de kosten zal dragen van onderhoud en bediening van zijn gedeelte van den waterweg, doet dezelfde mogelijkheid rijzen. een zoo teedere opmerkzaamheid te gevoelen, dat moest een ander geweest zijn. Het was in den namiddag van denzeltden dagmevrouw Gerland was met Marie naar een diüer gereden, bij Felicita, die op haar kamer was, bevond zich haar biechtvader. De kapelaan was een man, nog tamelijk jong, die aau zyn geestelijke waardigheid ten wereldlijke fyuheid van vormen en beschaafdheid verbond, welke hem ook in gezelschapskringen maakte tot een welkome verschy- uing. ZijD bleek en sprekend ge laat, met zijn verstandige oogeo, droeg gewoonlijk den stempel eeoer peinzende bedaardheid, en zyn stem, welluidend eD zacht, maakte een aangenamen indruk. Heden echter had de Jezuïet ieis verloren van zijn zoo juist ge roemde bedaardheid eene. met moeite onderdrukte drift sprak uit zijn blikken, hij gesticuleerde he vig en sprak luider en sneller dan gewoonlyk Ook Felicita scheen byzonder aangedaan, alle kleur was van haar gelaat geweken en de zachte uitdrukking harer don kere oogen had plaats gemaakt voor opgewondenheid. »Het hart van een vorst te nei gen is een grootsehe taak,« «ei de in, »alleeo dwaze lichtzin nigheid, alleen strafbare zelfzucht kan het groote doel miskennen, dat God n wil doen bereiken. Hoe durft het schepsel zijn geluk in overweging nemen, waar Gij roept, hoe kao men aarzelen, waar de kerk beveeltBoven vele an deren zijt gij geroepen haar werk tuig te zijn, waot de Heer heeft u een hart in ii-efcle toebedacht, dat gij leideu kunt tot heil en zegen der kerk. Ik kan het niet gelooven, ik durf het niet toege ven, dat gy de voordeeien hebt versmaad, die gy hadt kannen genieteu zeg my, Felicita, hebt ge de liefde van den erfprins afgewezen voor altyd »Voor altijd* antwoordde zij vastberaden, »want ik kan die niet beantwoorden. En zijn liefde benuttigen, hem gevoelens ver klaren, die ik niet ondervind, om voordeeien te erlangen, zelfs al was het voor de kerk, zou dat eerlijk zijn Hy is een edel mensch, bij hangt aan zijn ge loot als ik aan het myce, het zou hem smart doen bet op te offeren. Hij is waarlyk iets beters waard dan een leugen, en dan, eerwaarde vader, voegde zy met trotseh er bij, liegen heb ik niet ge leerd l< Drukkende Dienstbaarheden. 111. De Minister herhaalt het betoog, dat de verplichtingen, voor Nederland uit art. IX, Far. 8, van het verdrag van 1839 voortvloeiende, bezwaarlijk lan ger te dragen waren en de aan leg van een kanaal Antwerpen Moerdijk ons op gelukkige wijze daarvan verlost. Het voordeel zou bestaan in „verlichting van financieele lasten en opheffing van een soort servituut, dat op een deel der Zeeuwsche en Zuid- Hollandsche wateren rustte". Thans komt echter op den bodem van ons Noord-Brabant „een soort servituut" te rusten van heel wat bedenkelijker aard. Zag art. IX, par. 8, van 1839 op aequivalentie van in 1839 bestaan hebbende waterverbindingen en dus van een bekende groot heid, het nieuwe tractaat denkt aan het kanaal Antwerpen—Moer dijk een breedte toe die verze kert, dat te allen tijde en over de geheele lengte van den wa terweg drie Rijnschepen van de grootste tonnenmaat of sleeptrei- nen langs elkander varen. On gelimiteerde dus in ruil voor gelimiteerde verplichting „par. 12 van art. IV van het verdrag". Nederland ruilt niet een oude verplichting tegen een nieuwe, maar behoudt de oude en krijgt er een nieuwe bij. Zij behoudt de oude verplichting zelfs in verzwaarden vormde verrui ming, die vroeger van Nederland's vrijen wil afhing, moet nu volgen als België er om vraagt. Het protocol bepaalt, dat de kostelooze sleepdienst tusschen Antwerpen en Dordrecht zal ver vallen „uiterlijk op den dag, waarop het kanaal Antwerpen Moerdijk zal worden opengesteld". Maar België heeft zich tegenover Frankrijk verbonden dien koste- loozen sleepdienst te handhaven tot het oogenblik, dat niet slechts het kanaal AntwerpenMoerdijk, maar ook het kanaal Antwerpen- Ruhrort zal zijn voltooid. De vraag in uw voorloopig verslag (blz. 16) of België van deze ver plichting door Frankrijk is ont- De Jezuïet keek haar donker aan. »Er is weinig aan gelegen, een enkel schaap in den schoot der kerk terug ie voereD, waar dui zenden nog verloren zijn maar de macht, die wij noodig heb ben om zegenend te kunnen wer ken, die zou hy kunnen verleeneD, en wat de protestant weigert aau de katholieke geestelijkheid, dat zou de geliefde niet geweigerd hebben aan zijn biddende vrouw. »En deze voorrechten zou ik met mijne eer moeten betalen* her nam zij, »wil de kerk ook zulke offers »Dwaas kind,* zeide hij be straffend, »de kerk geeft genade en eer, God richt naar het doel. Overigens eert de prins den schijn, bij zou met vreugde een morganatisch buwelyk hebben aangegaan om u te bezitten, en zijn vorstelyke vader zou toege geven hebben, wanneer slechts het vooruitzicht bleef bestaaD, dat zijn zoon naar zyn stand zou huwen, wanneer eens zijn regen tenplicht dit zou eischen*. Wordt vervolgd Twee zaken zjjn van onverstand [eeD teaken Ontydig zwijgen en ontijdig [spreken»

Krantenbank Zeeland

Axelsche Courant | 1926 | | pagina 1