Dhr 't Gilde zou Art. 1 zóó
willen lezen
„De P.Z.E.M. verplicht zich om
binnen de bebouwde kommen
Axel, Drieschouwen, Kijkuit,
Steenovens, Vaartwijk, Magrette,
Spui, Schapenbout en Sassing
verdeelnetten, als hieronder nader
omschreven, aan te leggen van
zoodanige inrichting, dat daar
mede aan alle daar gevestigde
gegadigden ten allen tijde elec
triciteit overeenkomstig hunne
behoeften kan en zal geleverd
worden".
Spr. acht het noodig, dat dit
goed omschreven is, daar anders
niet overal stroom zal gebracht
worden, gezien art. 11 waarbij
het netplan door Ged. St. wordt
vastgesteld. In naburige gemeen
ten laat dit veel te wenschen
over, doordat bv. als de eene
motor werkt, de andere niet kan
draaien.
De Voorz. wijst erop, dat in
dat bezwaar wordt voorzien door
art. 4 en spr. wil er den nadruk
op leggen, dat dit artikel door
B. en W. eerst is verkregen na
nauwkeurige bespreking en in
zonderheid op aandrang van dhr.
Koster.
Dhr. Oggel meent dat ook de
omschrijving der wijken overbo
dig iser staatde P. Z. E. M.
verbindt zich electriciteit te leve
ren aan »de" inwoners der ge
meente, daarin zijn z. i. alle in
woners begrepen.
En waar dhr. 't Gilde wijst op
het niet tegelijk kunnen draaien
van verschillende motoren bij
landbouwers elders, daar ligt dat
hoofdzakelijk aan het contract,
dat ze daar hebben, maar daarin
is hier voorzien door art. 4.
De Voorz. wijst erook op, dat
men bij het contract wederzijds
eenig vertrouwen moet schenken
en de billijkheid in acht mott
nemen, dat geen onnoodige
eischen gesteld worden.
Dhr. Van de CasteelHet is
toch al dikwijls gebleken op an
dere plaatsen, dat de motoren
niet werken konden en de men
schen zonder stroom zaten. Als
we op een gegeven oogenblik
zonder licht zitten, hebben we
niets te vertellen en dat zou toch
niet mogen gebeuren.
Dht Oggel wijst in dit verbanc
nogmaals op het contract, dat
sommige gemeenten hebben,
waardoor b.v. bepaald is het
maximum stroom, dat gebruikt
mag worden. Gaat zoo'n ge
meente daarboven, dan zitten ze
in de boete en daarom hebben
ze daar niet zooveel stroom en
licht als ze in sommige gevallen
zouden willen. Maar hier is da'
niet mogelijk. Alleen wanneer er
een ongeluk of deffect aan ma
chines of installatie mocht zijn,
kan het, maar daarin is niet te
voorzien.
Dhr. 't Gilde zegt, dat hem
toch gebleken is, dat dit concept
contract, vergeleken bij het con
tract, dat vroeger met medewer
king van den heer Van der Hegge
Zijnen aan de P. Z E. M. is
aangeboden, belangrijk verschilt
en op sommige punten in groote
mate is tegemoetgekomen aan de
wenschen dier maatschappij.
Daarom zou hij ook zoo duidelijk
mogelijk de rechten omschreven
willen zien, die de gemeente en
de verbruikers hebben.
Dhr. Oggel zegt dat daarom
ook niet alle bepalingen worden
overgenomen en juist daarom den
Raad gelegenheid gegeven is, om
het concept te behandelen. Zoo
is b.v. ook in art. 7 voorgesteld
om de garantie te doen aanvangen
op 1 Jan. 1928, waar B. en W.
het evenmin mee eens zijn en
daarom zouden voorstellen om
die garantie te doen ingaan, als
de geheele gemeente van leiding
is voorzien.
Daar voorts niemand aanmer
kingen op art. 1 heeft, wordt dit
onveranderd overgenomen.
Bij art. 2 merkt dhr. Oggel op,
dat het beter was, dat in de be
bouwde kom de leiding overal
ondergrondsch was.
De Voorz. zegt dat dit steeds
ook de hoofdgedachte is geweest
van B. en W. Die leiding en
palen aan de huizen en over de
straten ontsieren zeer het uitzicht.
Dhr. 't Gilde zou ook willen
bepalen, dat in de kom van Axel
het net ondergrondsch en het
overige gedeelte bovengrondsch
was, en voegt er aan toe, dat in
het bijzonder op de veiligheids
voorschriften dient gelet te wor
den.
Dhr. Dieleman is met het oog
op de veiligheid ook voor onder-
grondsche leiding, overigens kan
het hem minder schelen, want
de wereld hangt toch vol draden.
Hoofdzaak is, dat de geleiding
overal komt, en in dat verband
vraagt hij wat met kom bedoeld
wordt, want daar is verschil in.
De Voorz. antwoordt, dat be
doeld wordt de bebouwde kom
en wat de veiligheid betreft, daarin
voorziet art. 3.
Besloten wordt in art. 2 onder-
grondsche leiding voor de be
bouwde kom aan te vragen.
Art. 3 wordt ongewijzigd over
genomen.
Aan art. 4 zou dhr. 't Gilde de
volgende bepaling willen toevoe
gen „Overgang naar een andere
verbruiksspanning is alleen dan
mogelijk, als ten genoege van de
gemeente daarvan de noodzake
lijkheid is aangehoord en de
kosten daarvan door de P.Z.E.M.
worden betaald.
De Voorz. begrijpt niet, dat
deze bepaling noodig is. Hij ziet
niet in, dat de P.Z.E.M. het recht
zou hebben bij verandering van
spanning enz. onkosten op de
verbruikers te verhalen. Wij
stellen de garantie en daarvoor
moeten zij de geheele gemeente
van electriciteit voorzien.
Dhr. 't Gilde houdt aan die
bepaling vast. We moeten zien
te krijgen, wat we krijgen kunnen.
Het contract zit z.i. veel te slap
in elkaar. Daarom maakt hij een
voorstel van die aanvulling. Hij
heeft geen voldoende vertrouwen
in de P.Z.E.M.
Het voorstel wordt verworpen
met 6 tegen 4 stemmen. Voor
de h.h. Baert, van de Casteel,
't Gilde en Dieleman.
Art. 4 blijft alzoo ongewijzigd
evenals art. 5.
Art. 6 wenscht dhr. 't Gilde
aldus te lezen „De ingezetenen
zullen het recht hebben de in
hun woningen aan te brengen
installatie te doen aanleggen
door aannemers ter hunne
keuze en de daarvoor benoo-
digde materialen enz. aan te
schaffen, waar hun goed dunkt.
De P.Z.E.M. zal echter verplicht
zijn toezicht te houden op- en
regelen vast te stellen voor den
aanleg dier installatie's en op
hun leidingnet geen installatie
mogen aansluiten zonder zich
vooraf door keuring overtuigd
te hebben van de naleving dezer
regelen. Deze keuringen worden
kosteloos uitgevoerd.
Spr. acht dit noodig om de
vrijheid der inwoners te waar
borgen en vrije concurrentie mo
gelijk te maken.
Ter voorkoming van herhaalde
afkeuring acht spr. noodig de
volgende bepaling
„De bovengenoemde regelen
zullen volledig worden samen
gevat in een door de gemeente
goed te keuren „installatie-voor-
schrift", dat voor belanghebben
den tegen betaling verkrijgbaar
zal zijn bij den plaatselijken ver
tegenwoordiger der P.Z.E.M.
Afkeuring eener installatie of
weigering van aansluiting zal
slechts mogen geschieden op
grond van niet naleving der be
palingen uit het installatievoor
schrift.
De Voorz. zegt, dat dit ook
besproken is bij de conferentie
met Ged. St. en de Directeur
der P.Z-E.M. toen gezegd heeft,
dat het hem persoonlijk niet
schelen kon, wie de leiding legt,
als men maar verzekerd is, dat
het goed is en er geen onge
lukken gebeuren.
Dhr. Oggel gelooft, dat dhr. 't
Gilde niet op de hoogte is met
de eischen, die door de P.Z.E.M.
gesteld worden om als instalateur
ingeschreven te zijn. Deze zijn
f 100 waarborg en eenige kennis
van het vak. Aanvankelijk hadden
B. en W. ook bezwaar tegen dit
artikel, doch nu we weten, dat
die eischen zoo hoog niet zijn, niet
meer.
Dhr. Van de Casteel zou die
waarborg laten vervallen. Iedereen
heeft geen f 100 klaar liggen, als
hij aan 't werk gezet wordt. Hij
zou ook de menschen heeleinaal
vrij willen laten.
Dhr. OggelDat kan toch
moeilijk. Het is toch niet hetzelfde,
wie zoo'n installatie gereed maakt,
dat kan toch niet zonder dat ze
er eenige kennis van hebben.
Dhr. Van de CasteelEr zijn
toch gebouwen genoeg, waar het
al aangelegd is, wordt dat dan
allemaal goedgekeurd
Dhr. Dieleman vindt het ook
jammer, dat die f 100 waarborg
als eisch gesteld wordt. Geld is
nog geen kennis. En als men
nu iemand met geld doch zonder
kennis de leiding laat leggen,
dan is men er toch nog de dupe
van.
Dhr. Oggel gelooft, dat juist
die eischen daar zijn om te voor
komen, dat het publiek de dupe
wordt van onkundigen. Door
f 100 waarborg te vragen zijn ze
verzekerd dat degelijk werk ge
leverd wordt, want mocht er
schade ontstaan, dan kunnen ze
misschien uit die f100 schade
loosstelling of boete vragen.
Dhr. van Dixhoorn ziet ook
wel iets in het vrij laten in de
keuze, maar men moet toch
zekere capaciteiten hebben om
het werk te kunnen uitvoeren.
In andere vakken wordt wel
naar diploma gevraagd, maar dat
middel schijnt hier niet toege
past te kunnen worden.
Dhr. OggelHier bestaat het
diploma in f 100 waarborg voor
goed werk.
Hiern2 wordt art. 6 onveran
derd aangenomen.
Bij art. 7 zou dhr. Oggel willen
inlasschen achter den datum 1
Jan. 1928, „mits de geheele ge
meente dan van electr. is voor
zien".
De Voorz. zegt, dat we hier
voor het 2e bezwaar staan, dat
ir. het preadvies is genoemd, nl.
dat Ged. St. van af 1 Jan. 1932
de garantie willen verrekenen.
Dat kan en zal ongetwijfeld voor
onze gemeente nadeelig zijn.
Dhr. 't Gilde zou aan dit art.
nog toe willen voegen: „De P.
Z. E. M. dient elk jaar bij de
gemeente ter goedkeuring in een
balans met winst- en verliesre
kening, vergezeld van alle voor
de beoording daarvan benoodigde
of gewenschte stukken, alsook
stroomregisters. De gemeente
heeft het recht deze stukken door
haar aan te wijzen derden te
doen onderzoeken." Spr. acht
overlegging van den financiëelen
stand van zaken wel gewenscht.
Dhr. Oggel meent, dat dit in
art. 8 ondervangen is, tenminste
voor wat Axel betreft. Voor het
geheele bedrijf acht hij dat niet
noodig.
Dhr. 't Gilde gelooft, dat
dit toch ook niet kwaad was. De
gemeente heeft er dan toch ook
belang bij of het de Mij. goed of
slecht gaat.
Dhr. Dieleman vindt dat het
grootste bezwaar daarin schuilt,
dat niet na 10 jaar wordt afge
rekend. Neem aan dat het een
jaar slecht gaat en het volgende
jaar winst geeft, dan moeten we
toch voor dat le jaar het volle
verlies betalen. Het was maar
het best, dat het geheele art. 7
geschrapt werd.
De Voorz.: Juist, dat is ook
ons bezwaar, maar Ged. St. wij
ken daar niet van af en ook in het
laatste schrijven nog verklaren
Ged. St., dat zij niet verder gaan.
Dhr. 't Gilde Daar zet ik niet
veel voor. Binnen 2 maanden
komen ze weer met een ander bod.
Dhr. van Dixhoorn Wat voor
resultaat is er dan te wachten
van deze bespreking, als het toch
niet geaccepteerd wordt? Liggen
we dan weer heelemaal tegen de
vlakte? Er is toch door den Raad
besloten om een garantie van
f230 000 in 10 jaar aan te bieden.
Maar als Ged. St. het nu weer
niet aanvaarden wat toch duide
lijk in den brief staat gestipuleerd
is, dan blijven we even ver. Spr.
zou er veel van kunnen zeggen,
maar weinig goeds. Hij vraagt
zich af, of het niet wenschelijk zou
zijn, om zich te wenden tot een
lichaam, dat boven dat van Ged.
St. is gesteld of de Regeering eens
met een en ander in kennis te
stellen. Het is hopeloos, al wat
we hier doen. Als nu alles toch
over boord wordt gegooid, dan
is het toch tijd dat we hooger
op zien.
De Voorz. zegt ook in de con
ferentie gewezen te hebben op
het onbillijke daarvan en toen
hij vroeg, als de gemeenteraad
met die bepaling niet accoord
gaat, wat dan antwoordde de
Commissaris,dan beginnen wezelf.
Dhr. 't Gilde zou daar nooit
concessie voor geven. Dan stel
len we ons bloot aan allerlei
willekeur en daarom is het noo
dig, zooals dhr. van Dixhoorn
zegt, dat de geheele Raad zich
tot de Regeering wendt. Het kan
niet door den beugel, zooals er
met den gemeenteraad gesold
wordt.
Dhr. Weijns zou het artikel
willen aannemen, zooals door den
Raad is voorgesteld en dan af
wachten wat Ged St. doen.
De Voorz.Dat is reeds ge
beurd en als gevolg daarvan is
dit concept-contract met bijbe-
hoorenden brief ingekomen.
Dhr. WeijnsJawel, maar
Gedep. kunnen veranderen. Als
we destijds ineens genoegen ge
nomen hadden met f 20 000, had
den Ged. St. het ook aanvaard,
ofschoon ze f31000 vroegen en
nu gaan ze mee met f 23000, duf
Concept Overeenkomst
tusschen de gemeente AxelendeN.V.
Prov. Zeeuwsche Electr. Maatsch.,
gevestigd te Middelburg, betreffende
de levering van electrischen stroom.
Tusschen de gemeente Axel, in het
volgende kortheidshalve aangeduid met
het woord „Gemeente", en de Naam-
looze Vennootschap Provinciale Zeeuw
sche Electriciteits-Maatschappij, kort
heidshalve aangeduid met de letters
„P. Z. E. M.", is de volgende overeen
komst gesloten
Ontwerp Gedeputeerde Staten
conform vergadering 15 Juli 1926.
Artikel 1.
De P. Z. E. M. verbindt zich aan
de inwoners der gemeente electriciteit
voor licht, kracht en andere doeleinden
te leveren op een wijze, als verwacht
kan worden van een electrische cen
trale, die naar de eischen des tijds is
ingericht.
Artikel 2.
De in artikel 1 bedoelde levering
zal in de Zeestraat, Lange Noordstraat
en Stationstraat en in die straten
waaromtrent te dien opzichte overeen
stemming tusschen Gedeputeerde Sta
ten en het Gemeentebestuur wordt
verkregen, ondergronds geschieden
overigens bovengronds.
Artikel 3.
De P. Z. E. M. is verplicht alle door
haar ten dienste der stroomlevering
binnen de gemeente aangelegde werken
in voortdurend bedrijfsvaardigen en
veiligen toestand te onderhouden en
vrijwaart de gemeente voor alle scha
den, welke uit de aanwezigheid der
werken voor de levering van electrici
teit veroorzaakt worden.
Artikel 4.
De aan de verbruikers te leveren
electriciteit zal een zoodanige constante
spanning bezitten, dat de daarop aan
gesloten stroomverbruikende toestellen
regelmatig en normaal functionneeren
een en ander naar in billijkheid te
stellen eischen.
Artikel 5.
De P. Z. E. M. zal er, zooveel zij
vermag, naar streven, dat de electrici
teitslevering aan de ingezetenen gere
geld en op normale wijze plaats heeft.
Bij storing op of werkzaamheden
aanhet net, waardoor de stroomlevering
stopgezet is of zal worden, zal hiervan
zoo spoedig mogelijk worden kennis
gegeven aan het gemeentebestuur en
aan de verbruikers.
Artikel 6.
De ingezetenen zullen het recht
hebben de in hun woningen aan te
brenpen electrische installaties te doen
aanleggen door aannemers, die bij de
P. Z. E. M. zijn ingeschreven.
De P. Z. E. M. zal alzoo verplicht
zijn toezicht te houden op en regelen
vast te stellen voor den aanleg dezer
installaties en met name geen installa
tie op haar leidingsnet mogen aan
sluiten zonder zich vooraf door een
keuring overtuigd te hebben van de
naleving dezer regelen.
Door de aansluiting op haar net
neemt zij in geenerlei opzicht verant
woordelijkheid op zich voor schade
of hinder uit de stroomlevering voort
spruitende.
Artikel 7.
De Gemeente verbindt zich, gedu
rende tien achtereenvolgende jaren,
beginnende 1 Januari 1928, tegenover
de P. Z. E. M. ten behoeve van het
stroomverbruik van de inwoners der
gemeente voor een jaarlijksch bedrag
van f23.000,—, zegge drieëntwintig
duizend gulden garant te zijn. De
garantie voor de levering aan de
Zeeuwsch-Vlaamsche Tramweg Maat
schappij is hier niet onder begrepen.
Het totaal van het door de gemeente
te garandeeren bedrag zal niet meer
dan tweehonderd dertig duizend gulden
gedurende den tijd van tien jaar zijn.
Het garantiebedrag zal voor de eerste
maal op 1 Januari 1932 over de dan
verloopen vier jaren worden afgerekend
en vervolgens telkens na verloop van
een jaar.
Artikel 8.
De gemeente verbindt zich binnen
vier weken na indiening van de reke
ning door de P. Z. E. M. het verschil
tusschen het door haar gegarandeerde
bedrag en het bedrag, dat door de
stroomlevering aan de in artikel 1 be
doelde inwoners is verkregen, bij te
betalen.
Indien gedurende den garantietermijn
het bedrag voor den door de in ar
tikel 1 bedoelde inwoners per jaar
verbruikten electrischen stroom stijgt
boven het jaarlijksche garantiebedrag,
genoemd in artikel 7, dan zal de P.
Z. E. M. van dit meerdere, zoodanig
bedrag aan de gemeente terugbetalen,
dat gedurende de tien garantiejaren
minstens een bedrag van tweehonderd
dertig duizend gulden met betrekking
tot de levering van stroom door de
P. Z. E. M. is verkregen.
Burgemeester en Wethouders hebben
het recht inzage te nemen of namens
hen te doen nemen van de stroom-
registers der P. Z. E. M., voor zoover
hnnne gemeente betreft.
Artikel 9.
De P. Z. E. M. zal den electrischen
stroom leveren op de door haar vast
gestelde en algemeen geldende voor
waarden voor den verkoop en détail
en tegen een prijs van 45 cent per
kilowatt-uur voor licht en tegen een
prijs van 20 cent per kilowatt-uur voor
kracht en andere technische doeleinden.
Deze prijzen kunnen onder goedkeu
ring van Gedeputeerde Staten worden
verlaagd of in bijzondere omstandig
heden worden verhoogd.
Artike 10.
De Gemeente verleent aan de P. Z.
E. M. zooveel noodig het recht binnen
haar gebied werken tot geleiding, trans
formatie of verdeeling van electrischen
stroom en de daarmee in verband
staande beveiligings- en ondersteu-
ningswerken aan te leggen, in stand
te houden en zoo noodig te verplaatsen,
zoowel in, op, als boven hare open
bare gronden en wateren, welke werk
zaamheden zoodanig moeten worden
uitgevoerd dat daardoor het verkeer
niet noodeloos belemmerd wordt. De
gemeente zai zooveel mogelijk behulp
zaam zijn bij het verkrijgen van ver
gunningen en het wegnemen van be
lemmeringen.
Voor het hebben en instandhouden
van bovengenoemde werken zal door
de P. Z. E. M. geen huur, recognitie,
retributie of eenige andere vergoeding,
onder welken vorm ook, aan de ge
meente betaald behoeven te worden.
Artikel 11.
De electrificatie van de gemeente zal
naar behoefte op grond van een door
den verbruiker onderteekend biljet,
waarop de leveringsvoorwaarden voor
komen en dat op kosten van den
verbruiker gezegeld is, plaats vinden
volgens een door het College van
Gedeputeerde Staten in overleg met
het gemeentebestuur vastgesteld net
plan, waarvan een gewaarmerkt exem
plaar aan dit contract is toegevoegd.
Afwijking van dit plan kan alleen
met toestemming van het College van
Gedeputeerde Staten in overleg met
het gemeentebestuur plaats vinden.
Artikel 12.
Maken werkzaamheden van de ge
meente of particulieren het noodig, dat
werken van de P. Z. E. M. verplaatst
of veranderd moeten worden, dan zal
dit door de P. Z. E. M. geschieden.
Alle uit de verplaatsing of verandering
voortvloeiende kosten zullen door de
gemeente of diegene te wiens behoeve
die wegneming of verplaatsing ge
schiedt gedragen worden.
De gemeente neemt voor haar hoofd,
kom het herstel van de bestrating op
zich voor in eens ad vijftig cent per
vierkante Meter kabelsleuf of per paal,
waarbij inbegrepen het toezicht op
het dempen van sleuven van gemeente
wege.
Binnen veertien dagen na afloop van
elk kwartaal zal de afrekening plaats
hebben van de verrichtte bestratings
werkzaamheden.
Artikel 13.
De P. Z. E. M. behoudt zich het
recht voor, om zoodra een of ander
openbaar lichaam tot naasting van de
onderneming der P. Z. E. M. mocht
overgaan, de rechten en plichten uit
de overeenkomst voortspruitende, aan
dat openbaar lichaam over te dragen.
Artikel 14.
In alle gevallen, waarin verschil van
gevoelen omtrent de uitlegging der
voorwaarden van deze overeenkomst
mocht bestaan, wordt de beslissing
opgedragen aan drie scheidsmannen
elk der partijen benoemt een dezer
drie; de derde wordt benoemd door
den Kantonrechter te Middelburg.
Mocht een der partijen tot de aan
wijzing van haren scheidsman niet
overgaan, dan zal de meest gereede
partij bevoegd zijn den kantonrechter
te Middelburg te verzoeken, ook dien
deskundige te benoemen, nadat zij
vooraf aan de wederpartij bij deur-
waardersexploit zal hebben aangezegd,
dat zij dat verzoek zal indienen.
Deze scheidsmannen zullen als goede
mannen naar billijkheid in het hoogste
ressort uitspraak doen en bepalen,
wie de kosten zal dragen.
Artikel 15.
De kosten op het sluiten van deze
overeenkomst vallende, worden door
de P. Z. E. M. gedragen.