„ZEEZICHT".
Nieuws- en Advertentieblad
voor Zeeuwsch- Vlaanderen
No. 32
DINSDAG 27 JULI 1926.
42e Jaarg.
J. C. VINK - Axel.
Buitenland.
FEUILLETON.
Dit blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond.
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden 75 Centfranco per post 1 Gulden.
Afzonderlijke Nos. 5 Cent.
DRUKKER-UITGEVER
ADVERTENTIËN van 1 tot 5 regels 60 Centvoor
eiken regel meer 12 Cent. Groote letters worden naar
plaatsruimte berekend.
Advertentiën worden franco ingewacht, uiterlijk
tot Dinsdag- en Vrijdagvoormiddag 11 ure.
Frankrijk.
Wanneer er een land is, dat
thans over de lippen gaat, is het
Frankrijk en dat wel door de
wispelturige manier waarop haar
grootste mannen en de Kamer
thans met de belangen van dat
land omspringen. Toch is het
niet gemakkelijk om daarover
een juist oordeel te vellen. Men
moet de toestanden kennen en
het volk. Het Franschevolk.dat
evenmin als alle volken houdt
van hooge belastingen en toch
hooge diplomatiek wil voeren.
Maar wie een hoogen stand wil
innemen moet geld hebben en
anders gaat hij naar den kelder.
En dat is het wat Frankrijk niet
schijnt te willen inzien.
Men wil er niet werken en niet
betalen. Uitgaan en vroolijk zijn óf
deftig zijn en hoogen stand voeren
ten opzichte van Europa.
Het is te begrijpen, dat bij
dergelijke verlangens een ver
standig man het niet lang houden
kan en daarom tuimelt het eene
ministerie na het andere.
Het ministerie-Herriot leefde
slechts enkele uren, ofschoon we
dit nu juist niet aan 's mans
groote verstand toeschrijven.
Niemand minder dan Charles
Benoist, de bekende oud-gezant
van de Fransche republiek, schreef
in de Echo de Paris van Maan
dag toen Herriotzijn ministerie
nog niet had bij elkaar geharkt
dat „Herriot de laatste man is
aan wien men, onder de meer
dan moeilijke omstandigheden
waarin Frankrijk verkeert, het
bewind had moeten toevertrou
wen".
Reeds toen hij Zondag, als Ka
mervoorzitter en óók als „chef
d'attaque" na den val van het
Kabinet-Briand ontboden was in
het Elysée en aan de daar wach
tende reporters meedeelde, dat
hij de opdracht van den Presi
dent der republiek om een Ka
binet te vormen had aanvaard,
heeft Herriot moeten bemerken,
dat hij niet de gewilde persoon
was. Ten overvloede heeft hij
uit de geheele Parijsche pers
gelezen, dat om het maar
zacht uit te drukken hij mis
schien een ministerie, doch in
geen geval een regeering bijeen
zou weten te krijgen.
Het heeft er alles van dat het
comediespel is gegaan om de
„heilige rechten" der Kamer,
over welker bedreiging Herriot tot
tranen toe geroerd bleek, doch
om de niet geheel ongegronde
vrees van den alweer ex premier,
dat hij zijn partijleiderschap der
radicalen er bij kon inschieten
indien Vaillaux, de gewezen ra
dicale leider en de door en door
kundige financier, die den volle
dige steun voor zijn plannen had
van de haute finance te Parijs,
succes mocht hebben
Intusschen is het weer een
mislukking geweest en is thans
het uur weer geslagen voor den
oud-president Poincaré, die
schijnbaar reeds lang gewacht
beeft op het oogenblik waarop
hem de gelegenheid zou worden
geschonken om de teugels van
het wilde paard in handen te
nemen. Ook hij zal echter veel
tegenstand hebben te overwinnen,
maar een voorrecht is, dat men
groot vertrouwen stelt in zijn
financieel beleid. Ook is het een
voordeel, dat hij weet, dat na
hem niet veel meer te verwach
ten is, dan een totale inzinking.
Maar Poincaré heeft niet alleen
te zorgen voor liet binnenlandsch
vertrouwen. Ook het Buitenland
moet hij in het oog houden en
vooral Duitschland. Toch valt
de Duitsche pers niet tegen.
De Berlijnsche bladen zijn wel
niet al te geestdriftig geweest over
den terugkeer van Poincaré, al
gaan zij ook niet onmiddellijk
over tot den aanval op den
nieuwen Franschen minister-pre-
sident. De gematigde bladen, zoo
als de „Vossische Zeitung" her
inneren echter aan het verleden
en daarom stelt het blad de vraag
wat men eigenlijk verwachten kan
van den man, die in 1914 niets
heeft gedaan om den oorlog te
voorkomen en die in 1923 bevel
gaf het Roergebied te bezetten
Zal hij geleerd hebben uit de
ondervinding van de laatste jaren?
Als Poincaré werkelijk een staats
man van Europeesch caliber is,
zal hij thans de gelegenheid te
baat nemen om het vonnis te
herstellen, dat over zijn vroegere
politiek is geveld. Poincaré is
sinds het begin van zijn loopbaan
hartstochtelijk gehaat en bewon
derd. Maar Duitschland kan zich
niet laten leiden door zijn synt-
pathiën of antipathiën. Wie ook
in Frankrijk moge regeeren, hij
zal steeds in Duitschland een
goed onthaal vinden, als hij inziet,
dat het werk voor de levensbe
hoeften van het Duitsche volk
de grondslag moet vormen voor
de samenwerking van beide vol
keren en voor hun herleving.
„De B. Z am Mittag" acht het
een daad van historische gerech
tigheid, dat Poincaré, wiens po
litiek de inleiding is geweest tot
alle ellende, die Frankrijk thans
doormaakt, thans op zich neemt,
om het land uit de moeilijkheden
te bevrijden, een bovenmensche
lijke taak, waarmee hij niet te
benijden is. Poincaré schijnt men
te beschouwen ais de sterkste
man, die in staat is dit kunststuk
te verrichten. Wonderen zal hij
niet kunnen verrichten, maar hij
geniet de reputatie van iemand,
die onomkoopbaar is en dus weet
wat hij wil, doch die zich wel
eens vergist in de keuze der
middelen, waarmede hij zijn doel
wil bereiken, in de politiek is hij
een karakter en dit is reeds een
zeldzaamheid.
Uit Rusland.
Het overlijden van Felix Ed-
mundowitsch Dserchinski is thans
officieel bevestigd door de sow-
jet-regeering, die o.a. meldt: „De
voorzitter van den oppersten eco-
nomischen raad en van het ver-
eenigde politieke Staatsgezag is
Dinsdag te 4 40 namiddag te
zijnen huize plotseling gestorven
aan croup. Een mensch van bui
tengewone werkzaamheid voor
de zaak der revolutie is in hem
heengegaan.''
Zijn dood is voor Rusland en
voor het communisme een ge
beurtenis van de zelfde draag
wijdte als het verscheiden van
Lenin.
Toen de bolsjewiki zich in
October '917 hadden meester
emaakt van het bewind, geloof
de niemand in Rusland, dat zij
langer dan een paar maanden,
het gezag in handen zouden kun
nen houden. Toch zijn ze daarin
geslaagd.
Daarna voorspelde men den
bolsjewiekschen leiders, dat hun
omwenteling zou worden ge
smoord in hun bloed, omdat de
geschiedenis leert, dat elke re
volutie haar aanstichters om het
leven brengt.
Ook deze voorspelling is niet
uitgekomen. De meeste leden
van de „oude garde" leven nog.
Lenin stierf in zijn bed en ook
Dserschinski, zijn evenknie, is
een natuurlijken dood gestorven,
ofschoon mem hem niet ten on
rechte den „beul der revolutie"
noemde.
Het eerste halfjaar na den bols
jewiekschen Staatsgreep vloeide
er nagenoeg geen bloeddoch
daarna werd getracht, tegenrevo-
luliën te verwekken. Toen sprak
de Pool Fehx Dsjerschinski in
een voltallige vergadering van de
angstig geworden volkscommis
sarissen „Gij zijt, kameraden,
wel bekwame sprekers in open
bare volksvergaderingen en knap
pe schrijvers van brochures
maar aan uw blanke handen kan
ieder zien, dat gij, litteratoren,
het eigenlijke handwerk van de
revolutie niet kent, namelijk de
tegenstanders voorgoed tot zwij
gen te brengen." En hij bood
zich aan, dit deel van het werk
uit te voeren.
Lenin eikende onmiddellijk de
noodzakelijkheid van zóó krasse
maatregelen en Dserschinski kreeg
de meest uitgebreide volmacht
en vormde in den kortst moge
lijken tijd de „buitengewone com
missie tot bestrijding van con
trarevolutie, sabotage en stuk-
handel".
Daarmee begon de roode ter
reur, welke Rusland dompelde
in een zee van bloed en tranen.
Alle gebeurtenissen van vroe
gere revolutiën zelfs van de
groote Fransche revolutie zijn
kinderspel bij die van Dser-
schinski's schrikbewind. Nie
mand in Rusland was langer
veilig. Eiken nacht drongen be
ambten van de „tscheka" (afkor
ting van den Russischen naam
der „buitengewone commissie")
in de huizen en sleepten, on
der de nietigste voorwendselen,
daaruit hun offers. Er was geen
spoor of sprake van eenige ge
rechtelijke behandeling der ver
dachter.. De revolutionnaire
rechtbanken, geheel saamgesteld
uit Tscheka-beambten, zatsn dag
en nacht en maakten steeds
„kort proces". Het vonnis werd
geveld zonder dat de aange
klaagde werd verhoord. En steeds
luidde dat vonnis „ter dood", of
schoon de revolutie de doodstraf
die „schandvlek van het tsa-
rendom en de bourgeoisie"
had afgeschait. De revolution
naire rechtbanken overtroffen
zelfs de inquisitie der Middel
eeuwen in wreedheid.
In minder dan geen tijd waren
alle gevangenissen in Rusland
over-vol. En dag en nacht werd
AXELSCHE
COURANT
Bureau Markt C 4.
Telef. 56. - Postbus No. 6.
'tWas nog heel vroeg in het voor
jaar, nauwelijks Februari, toen villa
.Zeezicht", het kleine, witte, met roode
pannen gedekte landhuisje, door Trees
Norda betrokken werd. Het huisje stond
boven op de duinen, aan den rand van
het kleine zeedorpje. Er was een flinke
voortuin bij, met witte schelppaden.
Dat was een van de redenen, waarom
Trees het huisje gehuurd had. Want
het was geen weelde, dat het ver
wende, groote-stads-meisje, op villa
„Zeezicht" in Februari reeds haar
intrek nam. Dat kon men wel zien,
als men het fijne gezichtje, met de
donkere omlijsting der kastanjebruine
haarweelde, bezag. Dan zag men een
droeven trek om den krachtigen kleinen
mond. De slagen van het lot hadden
elkaar snel opgevolgd Eerst, nog geen
half jaar geleden, overleed haar moeder.
Een paar maanden later kreeg ze haar
ontslag op het handelskantoor, waar
ze werkzaam was, wegens inkrimping
van het bedrijf. Wekenlang solliciteerde
zij naar allerhande betrekkingen, zonder
resultaat. Toen begon Trees in te zien,
dat het zoo niet langer gaan kon. Ze
had een kleine duizend eulden over
gespaard. En als het zoo doorging,
was ze heel gauw ridder te voet. En
wat dan Ze zag in dat ze, hoe dan
ook, zich zelf een bestaan moest
scheppen. Toen kreeg ze een inval.
Ais ze eens, in een vriendelijk buiten
plaatsje, een lunchroom begon Dat
was nu net een zaak voor een flinke
jonge vrouw. Als ze dan een aardig
villatje kon krijgen, dan zou ze den
voortuin inrichten met leuke rieten
stoelen en witgelakte tafeltjes en dan
iQudep In he^ voorjaar en in den zomer
de stadsmenschen, die een dagje naar
buiten waren, bij haar in den tuin wat
komen gebruiken, thee, of limonade,
of melk. En ze zou er chocolade of
vruchten bij gaan verkoopen. Op die
manier zou ze zeker een ruim bestaan
kunnen vinden. Een paar weken later
had ze „Zeezicht" gehuurd. Het kleine
kapitaaltje slonk bedenkelijk, toen de
eerste betaling op de goederen-op-
afbetaling, waarmee ze haar „lunch
room" begon, gedaan was. Maar ze
had dan ook eer van haar werk. De
kamers waren eenvoudig gemeubileerd,
en in den tuin, die van nieuwe schelpen
voorzien was. stonden onder een groot
zeil bijeen, de knusse rieten stoelen,
met de frissche, vroolijke wit gelakte
tafeltjes.
Februari ging voorbij, terwijl het
afwisselend vroor en sneeuwde. In
„Zeezicht" was het om te bevriezen.
Maar desniettegenstaande lachte Trees
opgewekt en vroolijk, in blijde afwach
ting van het voorjaar, dat wel heel
gauw komen zou en dat haar zeker
al flink wat klanten zou brengen. In
Maart stormde en hagelde het, zooals
men dat in Holland gewoon is. En de
eerste klant moest nog op „Zeezicht"
komen, toen April in het land kwam.
Ia April vroor het weer, terwijl voor
afwisseling de regen nu en dan tegen
de ruiten zwiepte. Hoe langer het voor
jaar uitbleef, hoe matter de blijde
glimlach om den mond van Trees werd.
Want als er niet gauw hulp kwam,
cp de een of andere manier, dan zou
het met de lunchroom „Zeezicht" heel
spoedig gedaan zijn, nog voordat de
eerste klant in den aardigen tuin een
verfrisschenden drank zou hebben ver
orberd. Het kleine kapitaaltje was op
geteerd en Trees wist niet, hoe ze aan
het eind van de maand de huur en
den zooveelsten termijn op de „meu-
belen-in-huurkoop" moest betalen.
In de laatste dagen van April, na
een week van onophoudelijke regens,
kwam ineens het voorjaar in volle
pracht. De zon stond in schaterende
blauwe luchten en scheen zóó warm,
als wilden zij den verloren tijd inhalen.
De zee bruiste zachtjes aan den voet
der duinen en de heele natuur scheen
plotseling tot weelderig zomerleven
ontwaakt. Maar in het dappere hartje
van Trees Norda was het duister.
Want het was duidelijk haar poging
om zich zelf een bestaan te verschaffen,
was jammerlijk mislukt. Ze had geen
tien gulden meer in huis. Dat was ne;
heele bedrijfskapitaal van huize „Zee
zicht". Mistroostig zat ze cp een
middag, terwijl de zon gouden flikke
ringen over de zachtjes rimpelende zee
wierp, in haar stille achterkamer over
een stapel rekeningen en kwitanties
gebogen toen ze plotseling werd op
geschrikt door een ongeduldig tikken
op een der tafeltjes van haar „terras'
zooals ze weidsch haar voortuin had
genoemd. Loom stond ze op. Er zat
een man op het terras. De eerste klant
Met een flauw lachje om den mond
slenterde Trees naar den vreemdeling
toe, om zijn bestelling op te nemen
Eigenlijk had ze veel lust om den
man maar weg te zenden. Wat gaf
het haar, die eene klant, nu het te
laat was, nu ze meteen de huur niet
meer kon betalen, nu het afbetalings
magazijn haar al voor de tweede keer
om betaling had aangemaand
De bezoeker keek eenigszins ver
wonderd op, toen hij het eenvoudige
doch smaakvolle figuurtje van de
lunchroomhoudster ontdekte. Het was
een krachtig gebouwde man, met
donker haar, dat aan de slapen al een
paar zilveren draden vertoonde. Hij
was het type van een druk zakenman.
Toen hij zijn kop thee bestelde, merkte
Trees op, dat hij een nerveuse manier
van spreken had, erg kort aangebonden,
heewel niet onsympathiek.
Nadat hij met een knikje het ge-
vraagde in ontvangst had genomen,
begon hij een gesprek. Of ze het erg
druk had? Niet bijzondi r, antwoordde
Trees met een pijnlijk lachje. Of ze
ook kamers over had Hij wilde een
paar maanden uitrusten van zijn zaken,
hier in dit stille zeeplaatsje, maar hij
zocht een paar rustige kamers, niet in
een beroepspension.
Het was Trees, of haar hart opsprong.
Zou dat de redding zijn? En zenuw
achtig antwoordde zij, dat ze wel een
paar kamers af kon staan, maar dat
ze niet zoo heel gerieflijk waren in
gericht. Of hij ze eens zien mocht
Met kloppend hart geleidde Trees den
bezoeker door de sober gemeubileerde
vertrekken. Gedurende dezen kleinen
inspectietocht zei de vreemdeling niets.
Zwijgend bracht zij hem weer naar
het tafeltje in den tuin terug en bleef
in afwachting staan Toen zei de be
zoeker! zonder eenige toelichting, op
vragenden toon „Tachtig gulden
Trees schrok, van teleurstelling.
„Tachtig gulden per maand vroeg
zij, om zeker te weten, vast besloten
ook dit vrij lage aanbod te accepteeren.
„Neen, per week," zei hij kort. Het
duizelde T:ees even. Tachtig gulden
per week, dat was f320 per maand!
Maar dat was haar redding! Ze had
nog geen antwoord kunnen geven,
toen de vreemdeling ongeduldig vroeg
„Is het niet genoeg?"
,Ja, ja," haastte ze zich te zeggen,
„meer dan genoeg. Maar..." Hij liet
haar niet uitspreken. Hij stond op,
haalde zijn portefeuille te voorschijn
en telde haar drie biljetten van 100 en
twee van tien gulden uit. „Voor de
eerste maand," zei hij, „geeft u mij
even een kwitantie." Trees vloog naar
binnen en krabbelde met bevende hand
een kwitantie uit. Het was haar, alsof
er plotseling een zware last van haar
borst viel.
De donkere toekomstbeelden van
mislukking en armoede waren ver
dwenen) om plaats te maken voor
biijder vooruitzichten. Nu was ze gered
Dat ze daar niet eerder aan gedacht
had om pensiongasten te nemen. Met
een ongelooflijk gevoel van opluchting
bergde ze even later de kostbare
bankpapiertjes in haar geldkistje, ter
wijl de vreemdeling naar het station
ging om zijn bagage af te halen.
Toen de vreemdeling een paar uur
later weer op „Zeezichi" kwam, vond
hij in Trees een stralende jonge gas*-
vrouw, die hem in een eenvoudig wit
japonnetje opwachtte. In de serre met
het uitzicht op de zee was een dienst
meisje bezig met hagelwit linnen een
tafel te dekken. Hoe ze het gedaan
had gekregen wist Trees zelf niet,
maar ze was er in geslaagd, in die
paar uur tijds in het dorp een keurig
dienstmeisje voor dag en nacht te
huren, omdat ze toch moeilijk met den
vreemdeling alleen onder één dak kon
verblijven.
Dien avond, na het diner, verklaarde
de vreemdeling, dat het diner uitstekend
was geweest en hij zeer tevreden was,
Trees bloosde tot achter haar ooren.
Drie maanden later werd op een
schitterenden zomeravond, toen de zon
als een rood-gouden bol in zee ver
zonk, op feestelijke wijze voor het
diner gedekt, in de serre van „Zeezicht."
En voor twee personen. Naast de
borden stonden vaasjes met rose
anjers en op het sneeuwwitte laken
lagen hier en daar fijne takjes groen.
Dien avond was het feest op „Zeezicht".
Want Trees Norda had zich dien zelfden
middag verloofd en haar gelukkige
verloofde wasde vreemdeling.
„Zeezicht" is maar één zomer „pen
sion" geweest. Het volgend jaar en
vele jaren daarna was het weer villa
„Zeezicht" en diende het voor zomer
verblijf van Trees en haar man.