Uw Zenuwen MIJNHARDT's Wat de mogelijkheid van nor maliseering van de Schelde be treft, daaraan wordt door het tractaat niets veranderd. (Tegen over stelling 1 van prof. Nele mans). Het is volgens spreker niet normaal, dat Nederland ver antwoordelijk zou zijn voor een vaarwater, dat niet van tractaten maar van de natuur afhankelijk is In 1919 te Parijs (4 Juni) werd door Nederland de beslissing verkregen, dat geen internationale servituten zouden worden geves tigd en geen afstand van sou- vereiniteit zou geschieden. Het verdrag brengt wel internationale servituten. Spr. toont dit uitvoe rig aan. Waar bij dit verdrag van reci prociteit geen sprake blijkt te zijn (immers zelfs niet aan de belan gen van Terneuzen of die van Holland's spoorvervoer wordt tegemoet gekomen), moet aan neming van dit verdrag worden ontraden. Hierna voerde het woord ir. A Plate. Hij zag de bedoeling van het AntwerpenMoerdijk-kanaa in het aftappen van het verkeer van Amsterdam en Rotterdam Antwerpen gaat hierdoor zeer vooruit. En waar de regeering er niet toe komt, Amsterdam een behoorlijke Rijnverbinding te geven, is het onbillijk, zich ten bate van Antwerpen dergelijke verplichtingen te laten opleggen En dat terwijl België ons niet terwille is, doch uitsluitend Ant werpen bevoordeelt door b.v. de Surtaxe-regeling. Een belangen gemeenschap, zooals de heer Dunlop die wil, is moeilijk te verwezenlijken, gezien het Bel gische protectionisme, waartoe Nederland wel niet zal willen overgaan. Dupliceercnde, merkte de heer Drion op, dat z.i. wel degelijk uit de niet-aanneming internatio nale complicaties zouden voort vloeien. Hij volhardt bij zijn meening, dat dit contract blijft binnen de sfeer van dat van 1839. De heeren Dunlop en Nelemans voerden ook nog het woord. Laatstgenoemde herinnerde aan zijne artikelen over „conserver" in de Economisch-Stat. Ber. Aan het slot sprak prof. mr. H. Krabbe als zijn meening uit, dat de Staten-Generaal het ver drag behooren aan te nemen, daar dit een belangrijke stap zou zijn op den weg der ontwikke ling van het internationale recht, door het werken van den factor van onbaatzuchtigheid. Een hierna gehouden stemming wees op 56 tegenstanders van het tractaat en 8 voorstanders. Ingezonden Mededeelingen komen tot rust en worden gesterkt door ZENUWTABLETTEN Buisje 75 ct. Bij Apoth. en Drogisten AXEL, 4 Mei 1926. Gisterenochtend liep hier het gerucht, als zou een zware mis daad zijn gepleegd nabij Hulst aan de buitenvest op de persoon van Jac. Bolleman, los lijnwerker aan de tram alhier en wonend aan den Oudenweg. De 30-jarige jongeman was Zondag weggereden naar de ker mis te Clinge en niet thuisge komen. Men had zijn fiets en pet Maandagochtend gevonden bij een boom aan die vest en allerlei vermoedens deden de ronde. Er werd gedregd en gevischt, doch tevergeefs. Eerst na den middag werden de nasporingen voortge zet, tot men door middel van een sleepnet het lijk vond, dat aan het voorhoofd eenige verwonding vertoonde. Door dit feit werd weer gedacht aan misdaad en gegrond op die vermoedens bor duurde het publiek voort. Geluk kig echter vernemen we van be voegde zijde, dat er nog geen enkel gegrond bewijs is, dat op misdrijf ziet. Er is veel meer reden te gelooven, dat de onge lukkige met zijn fiets is gevallen pf ergens tegen aangereden, en daarna heeft getracht zich te wasschen of te verfrisschen. Be trekkelijk vroeg was hij van Clinge naar huis gereden en later moet iemand hem in het water hebben zien staan. Een deskundig onderzoek heeft uitgemaakt, dat hij niet door verdrinking om het leven is ge komen en alzoo wordt veronder steld, dat de jongen bewusteloos is geworden en misschien tenge volge van hersenschudding is overleden en in het water ge vallen. Ofschoon het een verzachtende omstandigheid is, dat niet aan geweldpleging moet gedacht wor den, is het toch voor de betrok ken ouders een zware slag. Inwijding Hervormde kerk. Het was een heerlijke dag, die de Hervormde gemeente alhier Zondag beleefde en we zijn over tuigd, dat tientallen van jaren na dien dag deze gebeurtenis nog zal worden besproken als een onvergetelijk feit. In de laatste jaren hebben ver schillende gebeurtenissen in de Hervormde Gemeente te Axel plaats gegrepen, die als een af zonderlijke bladzijde in het ge schiedenisboek zouden kunnen worden aangemerkt. We herin neren ons hiervan de strubbelin gen over het besluit van den Raad van Beheer, het stichten van een Diaconiehuis, het over lijden van den voorganger, ds Hugenholtz, de bevestiging en intrede van een nieuwen leeraar, het overlijden van den voorlezer, de heer M. Verbruggen, het be noemen en optreden van diens opvolger, plannen tot verbouwen of nieuw bouwen der kerk, het stichten van de Zondagschool, de eerste-steenlegging der kerk en nu weer de inwijding van het nieuwe kerkgebouw. Deze laatste gebeurtenis is zeker wel een zeldzame gelegen heid, die een kerkbestuur mee maakt, want indien geen rampen over onze gemeente komen, staat zoo'n gebouw er voor eeuwen. Zoo moet het dan ook den lee raar zijn voorgekomen als een heugelijk feit en het mag gezegd worden, dat hij er zich in het bijzonder voor heeft ingespannen, om dien dag tot een feestdag te maken. Geen feestdag van uit bundige vreugde, maar een dag van heilige zelfvoldoening in de harten der gemeentenaren en van allen, die ofschoon daar officieel buiten staand, toch gaarne een steentje hebben bijgedragen om die oude hervormde kerk op nieuwe steviger grondvesten, te plaatsen, om er nieuwe, ruimere muren voor op te trekken, opdat meerderen dan tot heden zich konden doen stichten en verbin den aan die groote gemeente, die gelukkig nog velen lief is. Dat ds. Ruysch van Dugteren in die pogingen geslaagd is en ook zelf daarvan voldoening had, ja over het welslagen ontroerd was, vindt o.i. haar bewijs daarin, dat de herder de samenkomst eindigde met het volmaakt gebed, het Onze Vader. We kunnen ons voorstellen dat dominee een oogenblik gedacht heeft dat geen woorden beter zijn, dan de woorden, die God ons zelf heeft bevolen te zullen bidden, om aan zijne dankbaarheid uiting te geven. En geen wonder. Reeds te een uur stonden vele menschen voor de deuren der kerk en die groep jes zwollen aan tot drommen, toen het oude spitse torenklokje half twee luidde, zoodat toen het twee uur was er bijna geen men schen meer kwamen. En geluk kig, want toen konden er ook geen meer geborgen worden. Er werd gewoekerd om een plaats. Van uit alle gemeenten uit de omgeving, voorzoover daar Her vormden wonen, waren belang stellenden opgekomen. Rijtuigen, rijwielen, luxe auto's, vracht auto's en autobussen, de tram, de trein, alle vervoermiddelen brach ten menschen mede, zoodat het aantal personen, dat in de kerk aanwezig was, niet ver van de 2500 zal geweest zijn. Toen zoowat allen hun zit- of staanplaats hadden ingenomen en ieder bevredigend het mooie ruime gebouw opnam met zijn groote koepels, flinke galerijen kleine mooi gekleurde, in looc gevatte ruiten die aan het gehee een zachte, doch voldoende be lichting geven, zette het orgel in dat al dadelijk een krachtig schoon klinkend geluid gaf, mooier dan in de oude kerk, om van het piepstemmetje in de Zondag school maar niet te spreken. Na het orgelspel trad een der ouderlingen, de heer J. de Kraker Rz. naar voren en droeg namens het Kerkbestuur in korte woorden het nieuwe gebouw op aan de gemeente. Inmiddels had de predikant der gemeente, de Weleerw. heer Ds. G. P. A. Ruysch van Dugteren den kansel betreden en sprak hi het votum en den zegen uit waarna de wijdingsoorkonde were voorgelezen en de gemeente werd verzocht om als voorzang te zingen van Gezang 211 2, dat we hier laten volgen, omdat zij, die den vervolgbundel niet bezitten, er tevergeefs naar zoeken zouden. Zie de woning, hier verrezen En door menschen opgericht, Laat haar een der zalen wezen Van den tempel, dien Gij sticht Heeft in Israels tempelhoven Eens Uw heerlijkheid gewoond, Vader, zend Uw geest van boven, Die ons Uw genade toont. Staande werd hierna de geloofs belijdenis aangehoord, waarvan de voorganger getuigenis gaf. Vervolgens werd de nieuwe bijbel op den kansel geopend en daaruit voorgelezen van Psalm 84 2, 3 en 4, en nadat de voor lezer had gelezen van I Korinthe 3 917, viel een koortje in met het Heilig, de Heere Zebaoth, enz. Plechtig en zuiver klonk het door de kerk, als een engelenzang van uit de hoogte en ofschoon de leider hiervan thans de geheele gemeente had te leiden, zoodat de zangers op zichzelf moesten steunen, was toch de uitvoering keurig. Hierna vereenigde de gemeente zich met den voorganger in een gemeenschappelijk gebed, waarin op treffende, hartroerende wijze de kerk werd opgedragen aan den Almachtige, Wien hij dankte voor de genade bij deze weer zoo mild geschonken. Naar aanleiding van Ps 84 2 werd de inwijdingsrede uitge sproken. Spr. begon met te wijzen op de behoefte aan meer ruimte in de kerk, zoodat er plannen werden gemaakt tot vergrooting. Reeds vóór den oorlog, bij het leven van ds. Hugenholtz, beston den die plannen, tot er aandrang kwam van uit de gemeente om een nieuwe kerk te bouwen. Het kerkbestuur is daarbij echter niet over ijs van één nacht gegaan en ofschoon veel banden hechtten aan het oude huis, toch werd de ruimte te eng. Wat moest nu gedaan worden. Velen meenden dat de kerk niet te klein was en de grootere toeloop slechts tijde lijk was spr. zegt het anders en noemt de afval der kerk tijdelijk en dat Christus een honger zal wekken naar God onder de vol ken, die bij het voedsel der wereld niet leven kunnen. Moge alzoo blijken, dat het bouwen eener grootere kerk geen roeke loosheid, maar een daad van moed was. Spr. herinnert in dankbaarheid aan God, dat het werk zoo mooi voltooid is, zonder dat er zich ongevallen hebben voorgedaan, ondanks den soms gevaarlijken arbeid op die hooge stellingen, onder den loeienden storm. Vervolgens komt spr. tot zijn tekstwoord. Waarom is die wo ning ons zoo lieflijk en waarom dat verlangen naar Gods huis zoo begeerig, zoo vraagt hij. Is het het in architectonisch opzich: zoo schoone gebouw, of het orgelspel, of het zachte licht dat ons bekoort? Och neen, zoo antwoordt spr. want ook in krot ten kan men God dienen. Een oud schrijver zeide ondeugend n gebouwen van hout waren de harten van goud en toen de gebou wen van goud waren, waren de harten van hout. Toch vindt spr., kan tnen nooit genoeg doen aan 's Heeren tempel, en daarom hoopt hij dat het verlangen naar de kerk is niet een verlangen naar het gebouw om het gebouw, maar een verlangen naar Gods huis. Spr. legt den klemtoon hier op het woord Gods en och, dat woord spreken we zoo ge makkelijk uit, zoo lichtzinnig. Wie weet den afstand van mensch tot God Spr. wijst op Psalm 24, door velen een lofspsalm ge noemd. Spr. noemt het een lied des oordeels. Wie zal klimmen op den berg Zijner Heiligheid, zoo staat er. En het antwoord Die rein van handen en zuiver van hart is. Beziet nu die bezoe delde handen en dat onreine hart van eer. mensch, zegt spr. Toch mogen we niet wanhopen. God stoot ons niet af, al komen we te laat. We hebben een middel tot genezing in de kerk. En wat zou men nu zijn zonder-kerk. Denkt eens in: Axel zonder kerk, Spr. weet van menschen, die niet de kerk kunnen bezoeken, hoe ze 's Zondags toch in gedachte in de kerk vertoeven. Spr. wijst op een overleden moeder, die het vaak zoo moeilijk had, maar 's Zondags het meest, als ze haar kerk miste. Laat ons daarom de kerk waardeeren. En vooral de jeugd. Met genoegen ziet spr veel jeugd rondom zich, laat dat, zoo vraagt hij, zoo blijven. Wat een loon wacht ons. Reeds op aarde wordt gezongen van de lieflijkheid van Gods woningen wat moet dat dan zijn in de He- melsche woning met de gouden poorten. Aisnu gaf de leeraar op te zin gen van Psalm 84: 1, waarna ds Ruysch van Dugteren het woorc richtte tot de genoodigden en dank bracht aan het Provinciaal, het Classikaal en het Ringbestuur, aan zijn collega's uit de buurt met hunnen kerkeraad en de Com missie van Toezicht. Van de Syno de ontving spr. bericht, dat het onmogelijk was hier tegenwoor dig te zijn, maar dat zij meeleeft met onze blijdschap. Heerlijk te weten, zegt spr. dat zoovelen thans met ons meeleven. Spr. is een vijand van kerkisme, maar toch moet hij het uitspreken God dankbaar te zijn, dat hij ce vaak gesmaade Vaderlandsche kerk, de Hervormde kerk, mag dienen. Ook ziet spr. met genoegen aan wezig de Burgemeester, de Wet houders en den Secretaris onzer gemeente. Wij doen zegt spr eigenlijk het zelfde werk, leiding geven aan het bestuur, U op bur gerlijk, wij op geestelijk terrein Spr. verheugt zich een Christelijk bestuur te vinden in Axel, dat zich buigt voor onze Landsvrouwe, van wie het de vertegenwoordi ger is. Kerkvoogden en Notabelen mogen wel in 't bijzonder herdacht wor den, voor de veelomvattende en moeilijke taak, welke zij in deze vervuld hebben. Wat heeft hun dit een strijd en studie gekost. Van den secretaris der Kerk voogdij ontving spr. zooeven een schrijven, dat hij voorleest en waarin de heer F. Dekker Pz. mededeelt, dat hij wegens droeve familieomstandigheden verhinderd is om de wijding bij te wonen, doch dat hij met de gemeente dankbaar herdenkt welk een ge nade de goede God de gemeente in het nieuwe kerkgebouw heeft geschonken. De architect was ook verhin derd, doch diens vader, de heer van Rijswijk, was aanwezig. Spr. begroette hem als oud vriend uit het kerkbestuur van Heusden, waar hij vroeger stond en vroeg hem om zijn dank over te brengen aan zijn zoon Chris. Het deed hem goed, dat dezen als oud catechisant de bouw was opge dragen. Gebleken is, dat hij niet alleen als vakman, maar ook als vriend der kerk getoond heeft zijn werk naar wensch te willen uit- uitvoeren. Vanzelf denkt spr. daarbij ook aan den aannemer, den heer A. van 't Hoff, die zoo veel wijding voor zijn arbeid toonde en nu naar hij hoopt jaren ang met voldoening op zijn werk mag terugzien. Wat van ,'t hof' comt, zegt spr., is koninklijk. Welnu, ook in dat opzicht heelt dhr. Van 't Hoff zijn plicht be grepen, waarvoor hem den dank der gemeente toekomt. Ten slotte komt spr. tot den Kerkeraad, den voorlezer, den organist, den koster en allen die hebben bijgedragen tot het wel slagen. Voorzeker denkt hij daar bij ook aan de velen, die reeds door geschenken van hunne liefde voor de kerk blijk gaven. Een mooie bijbel, een prachtig sym bolisch geborduurd kanselkleed, een gemakkelijke stoel, een fraaie traplooper en veel meer dingen wijzen daarop, terwijl nog wach tende is een prachtige lichtkroon. Toch is men bij die dankbaar heid nog niet geheel voldaan, want er is nog veel noodig, geld en goed. Spr. doet een beroep op de goedhartigheid der aan wezigen, die straks in ruime mate moge blijken. Hierna gaf hij het sein tot het koor, dat weer heel mooi liet hooren Eerenkoning, in uw wo ning, buig ik mij ootmoedig neer, enz. Het geheel is een gebed, en het klonk ook als zoodanig. Zacht smekend het begin, zwel lend en dringend de herhaalde bede en juichend de getuigenis. Geen wonder, dat geheel per soonlijk ook het koortje een vriendelijk „dankje" van den pre dikant ontving. Hierna werd de gemeente en de predikant toegesproken ach tereenvolgens door Ds. Timmer man van Terneuzen namens het Prov. Kerkbestuur, Ds. Raams van Hoek, namens den Classis IJzendijke, Ds. Van Dis van Zaamslag, namens den Ring van Predikanten en Kerkeraden, door den heer D. J. Dees van Ter Neuzen namens de Commissie van Toezicht en door Burge meester Blok, namens het ge meentebestuur. Het zou ons te ver voeren de vele hartelijke woorden te herhalen, die door de redenaars aan den predikant en de gemeente werden toegevoegd. Maar toch kunnnen we niet na laten, weer te geven onzen in druk, namelijk, dat bij allen heerschte een echt broederlijken toon, tintelend van vreugde en medevoelend de blijdschap, die in de ziel van de Hervormde Gemeente van Axel heerschte op deze gewijde oogenblikken. Zoo ooit, dan mag hier gespro ken worden van heilige vreugde, die in het midden der kerk leefde. Bewogen dankte Ds. Ruysch van Dugteren voor de hem en zijne gemeente toegesproken woorden, en het was hem een dubbele vreugde, nu hij op dezen dag 2 jaar predikant te Axel was, te kunnen getuigen van de liefde, die hij en zijn gezin in Axel van alle kanten mogen ondervinden, zoowel op maatschappelijk ter rein als in zijn werkkring, ook van zijn collega's en besturen buiten deze gemeente. Tot slot werd gezongen Gez. 96. In kalme orde werd hierna het gebouw verlaten en eerst toen men den stroom van menschen buiten zag, kon men eenigszins beseffen wat een menigte er binnen was geweest. Met welgevallen kan steeds op dezen dag worden gewezen, die voor de Hervormde Gemeente van Axel als een feest dag zal blijven geboekt staan. Op het gebouw komen we na der terug. Zaterdagmiddag geraakte te Terneuzen een kleuter van 3 jaar te water bij het bloempjes pluk ken. Gelukkig riepen de bijzijnde kinderen spoedig om hulp, zoo dat spoedig een paar mannen kwa men aanloopen, die trachtten het kind te redden. Daar zij niet zwemmen konden, ging dit zeer moeilijk en geraakten deze zelf in gevaar. Ten slotte is het aan een paar anderen die wel zwem men konden, gelukt het kind op het droge te brengen, dat reeds bewusteloos was. Met toepassing der hulpmiddelen heeft men het ventje van een wissen dood mo gen redden. De Emmabloem-collecte oracht te Ter Neuzen (Sluiskil en Driewegen inbegregen) naar de Tern. Crt. meldt, 1226.19 op.

Krantenbank Zeeland

Axelsche Courant | 1926 | | pagina 2