éi I Nieuws- en Advertentieblad voor Zee u wscli - VI aan deren. No. 86. VRIJDAG 5 FEBRUARI 1926. 41e Jaarg. J. C. VINK - Axel. Zilveren Bruiloft F, Dit blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond. ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden 75 Centfranco per post 1 Gulden. Afzonderlijke Nos. 5 Cent. DRUKKER-U1TGEVER Bureau Markt C 4. Telef. 56. - Postbus No. 6. tot 5 regels 60 Centvoor Groote letters worden naar ADVERTENT1ËN van 1 eiken regel meer 12 Cent. plaatsruimte berekend. Advertentiën worden franco ingewacht, uiterlijk tot Dinsdag- en Vrijdag voormiddag 11 ure. KONINGIN WILHELMINA Z. K. H. PRINS HENDRIK Als een idylle wordt het nog eens opgehaald, hoe in den zomer van 1900 onze Koningin, toen een jonge maagd van nauwelijks 20 jaar, aanzoek kreeg van een jonge Hertog genaamd Hendrik van Mecklenburg, met het gevolg, dat op 17 October daarna de Staatscourant officieel de verlo ving vermeldde. Niet lang zou den zij „verkeeren". Op 7 Fe bruari werd te 's Gravenhage door den Minister van Justitie, toen de heer mr. Cort van der Linden, het huwelijk voltrokken tusschen Hendrik Vladimir Albert Ernst, Hertog van Mecklenburg en Wilhelmina Helena Paulina Marie, Koningin der Nederlanden, en kort daarop had de kerkelijke inzegening plaats door den hof prediker wijlen dr. Van der Flier, bevestigd door de kerkelijke ge meente, die nadat de ringen wa ren aangeschoven, staande zong van Gezang 96 de vier laatste regels Vader! sla hen steeds in liefde [gade Zoon des Vadersschenk hun [Uw genade Uw Gemeenschap, Geest van [God! Amenzij hun eeuwig lot. Kort daarna gevolgd door Psalm 133 3: Waar liefde woont, gebiedt de [Heer den zegen Daar woont Hij zelf, daar wordt [Zijn heil verkregen En 't leven tot in eeuwigheid En nu, voor de 25ste maal sinds dien tijd, breekt weer die datum aan van 7 Februari en willen wij, Nederlanders, der tra ditie getrouw die heugelijke dag in groote vreugde gedenken. Het is een dag van blijdschap voor geheel het Nederlandsche volk en zeker niet hef minst voor onze burgerij, die mede eenige malen de eer genoot en het onvergete lijk genoegen smaakte de beide Koninklijke Echtgenooten in el- kaars gezelschap, ja zelfs ver sierd nog met een krachtige telg uit het Oranjehuis, van oog tot oog te ontmoeten. Een blijde dag, omdat ons Ne derlandsche volk en Zeeuwsch- Vlaanderen inzonderheid, innige liefde gevoelt voor het Huis van Oranje, waaraan ons land haar bestaan te danken heeft. Een blijde dag, omdat de ge schiedenis van het Nederlandsche volk geheel is doorweven met die van dat vorstenhuis. Een blijde dag, omdat uit dit Huis van Oranje is gesproten de rijk begaafde telg, die thans over ons regeert. Een blijde dag ten slotte, om dat het God ook behaagd heeft dat onze Koningin vijfentwintig jaren lang Haar Gemaal heeft mogen behouden als een Echtge noot, die Haar vergezelt op tochten van zege en vroolijkheid, maar ook op tochten van rouw en kommer, waar H. M. troost brengt en deelneming toont in de ver slagenheid van Haar onderdanen. Is het niet voor ons Nederlan ders een onschatbaar geluk, dat de orkanen, die in. de achter ons liggende jaren het oude Europa als uit zijn verband trachtten te rukken, ons koningschap hebben gespaard En is het voor ons land niet een niet genoeg te waar- deeren voorrecht, dat te midden dier woeste baren de kroon van onze door alle weldenkende land- genooten beminde Koningin Wil helmina behouden bleef? Vandaar, dat we thans weer feestvreugde in ons voelen op komen en in dankbaarheid ons i vereenigen om in kerkelijke ge meenschap getuigenis af te leggen van onze aanhankelijkheid aan onze in heel de wereld bekende, geachte en beminde Vorstin met Haar Gemaal en Koninklijke Dochter. We zijn overtuigd, dat we dit niet schrijven uit naam van de redactie, maar dat dit woorden zijn naar het hart van ieder onzer lezers en lezeressen, ja, van ge heel onze gemeente. En zoo niet van geheel ons volk, dan toch van de honderdduizenden Neder landers, die voorzoover het in hun macht is, nog liefde, geluk, voorspoed en blijdschap wenschen te brengen in het leven van dat Koninklijk gezin, dat is ons geluk, onze voorspoed en onze blijd schap, de trots onzer natie woor den naar het hart van de talloozen, die hun lot nog willen verbinden aan het Huis van Oranje, aan het lot van onze zoo eenvoudige en juist daarom zoo schitterende Vorstin. God, de Almachtige, spare Haar met haar Gemaal en haar Dochter nog vele, vele jaren voor land en volk. Begrijpe dat volk steeds, welk een onschatbare waarde dat vorstelijk Gezin voor ons land heeft. En toch hangt over die dag een donkere wolk- We spreken van feestvreugde, maar er is geen feeststemming. We zouden feest- tonen willen doen galmen, maar de keel stokt bij de gedachte aan degenen, die daar nog vol zorgen het hoofd breken met wat er toch van hen moet worden, nu ze alles, letterlijk alles hebben verloren en dagelijks meer en meer nog begrijpen gaan, dat het schier onmogelijk is, dat de mil- lioenen schade zouden kunnen worden vergoed en zich daarom afvragen wat zullen we beginnen. Als een donkere wolk hangt de gedachte aan die ramp boven de feestvreugde en daarom is het weer zoo begrijpelijk dat onze Landsvrouwe, die onafgebroken meeleeft met het lief en leed van haar Volk, gewenscht heeft, dat de dag van haar 25-jarig huwelijk niet zou worden gevierd met uit bundige feesten, maar in stille dankbaarheid zou worden her dacht en de feestgaven zouden worden liefdegaven ten bate van hen, die in leed gedompeld zijn. Een donkere wolk hangt er maar toch breekt door die wolk een straal van de Oranjezon. Koningin Wilhelmina heeft met den Prins de geteisterde streken bezocht en persoonlijk hebben zij zich overtuigd dat daar in werkelijkheid hooge nood heerschte en niet op enkele plaatsen, maar over geheele stre ken. Wij lazen er van en vonden het verschrikkelijk. Is het wonder, dat het Koninklijk Echtpaar, dat niet las, maar z a g de vreeselijke ellende, niet kon denken aan feestvreugde en daarom beteu gelde het verlangen daaitoe, in zoover dat in ons volk leefde I Heerlijke OranjezonH. M. geeft den wensch te kennen en het Volk brengt die in vervulling. Een voorbeeld van volkstrouw 1 Maar ook een voorbeeld van ootmoed. Waar onze vorstin weer stond gehuldigd te worden en Zij in Majesteit zou worden toegejuicht door duizenden bij duizenden, daar keert Zij den drang en begeeft zich in huise- lijken kring, om met de Haren te gedenken het heugelijk feit van haar 25-jarig huwelijk. Gelukkig het volk, waar zoo'n chauffeuse het stuurrad met vas ten blik hanteert "en aan hare passagiers het vertrouwen geeft, dat zij onder Hare leiding veilig zijn. De Oranjezon brengt ons weer bijeen, ook nu, nu we het zilve ren huwelijksfeest gedenken, af gescheiden van de vraag welken godsdienst wij beleiden en welke politieke richting wij zijn toege daan zij verzamelt ons in dagen van blijdschap en van rampspoed. Maar we zouden eenzijdig zijn indien we alleen wezen op de goede eigenschappeh onzer Ko ningin, terwijl ook Haar door luchtige Gemaal zooveel deel heeft in het geluk dat hun toe- straalt. Hertog Hendrik, spoedig al niet anders genoemd dan „de Prins" heeft in zijn huwelijk een offer gebracht door zijn land en volk te verlaten Spoedig heeft Zijne Hoogheid zich aan het Nederland sche volk verbonden en door verschillende feiten maakte hij zich populair. Men moet slechts denken aan het reddingwezen voor schepelingen, het Roode Kruis, het Landbouwcomité en ontelbare tentoonstellingen, fees telijkheden en ook droeve plech tigheden die hij bijwoonde, wijzen op meeleven met het Nederland sche volk. We denken hierbij o a. aan de onthulling van het ge- denkteeken bij Kloosterzande en Zijn aanwezigheid op de Land bouwtentoonstelling te Middel burg. Ons opstel zou onvolledig zijn indien we ook niet noemden onze Prinses Juliana. Wat jammer, dat het geen prins is, zoo hoorde men op 30 April 1909. Toch is dat zonder reden geweest, nu gebleken is en nog dagelijks blijkt, dat de Moeder, onze Koningin, veel beter weet te regeeren dan verscheidene vorsten. En waarom zou dit ook onze Prinses later niet kunnen Hopen we dat ze niet minder voor haar taak be rekend zal zijn. Ook de Prinses deelt in de belangstelling van het Nederlandsche volk. Dat bleek vooral toen Zij in 1918 met haar Ouders den tocht door Zeeland meemaakte en later resp. alle provincies bezocht. We sluiten thans deze herden king met den algemeenen kreet die in ons Vaderland zoo duizende malen eenparig en spontaan is geuit, en blijve ons aller leus Leve de Koningin 1 Leve de Prins 1 Leve Prinses Juliana 1 Het Tractaat NederlandBelgië 1925. IV. Het verdrag van 1839 ging van de gezonde gedachte uit, dat onze Zuiderbuurman de on belemmerde vaart van Antwerpen naar zee moest worden verzekerd en dat Nederland alles had na te laten, wat de ontwikkeling van deze zeehaven zoude tegenhou den. Te dien einde werd België dan ook in staat gesteld de vaargeul op de Wester-Schelde voor eigen rekening te onderhouden, en kon het die baggerwerken tot stand brengen, die het voor een vlotten waterweg noodzakelijk achtte, terwijl Nederland daarbij voor eene behoorlijke betonning en bebakening zorgde. Dat dit sy steem alleszins den bloei van Antwerpen bevorderde en geens zins fnuikte, wijzen de statistie ken ruimschoots uit. Groot zijn echter de kosten der baggerwerken, die herhaal delijk besteed moeten worden om de vaargeul op behoorlijke diepte en breedte te houden. Nooit zal men bevrijd zijn van dezen wanhopigen strijd tegen het zand, daar dit bijna even snel terugkomt. Daarenboven is de Schelde eene zoogenaamde „wilde rivier" en komt men vaak voor de onaangenaamste verras singen te staan, daar zij door de kracht van stroom en getij haar hoofdloop verlaat om nieuwe geulen uit te slijpen. Dit laatste deed zich b.v. voor in 1924, toen een vaartuig be stemd voor Antwerpen werd op gehouden door de verzanding van het nauw van Bath. Enorme sommen gelds heeft België toen bestemd om eene vaargeul uit te baggeren, doch het werk was nog niet voltooid of het bleek, dat de onstuimige rivier alreeds eene nieuwe geul had gevormd. Dat België zich gaarne van dien onderhoudsplicht zou zien ontslaan is duidelijk en het is dan ook geen wonder, dat in het nieuwe verdrag in die rich ting gewerkt is. In art. IV 8 vinden wij de bepaling, dat ieder der beide Staten de kosten van onderhoud en bediening zal dragen van zijn gedeelte van den waterweg, het geen voor ons feitelijk neerkomt op het houden van de Wester- Schelde in den tegenwoordigen staat van betonning, bebakening, verlichting en last but not least van „bevaarbaarheid". Op Nederland rust daardoor de drukkende verplichting zijn deel van de Wester-Schelde in een staat van bevaarbaarheid te houden overeenkomstig een aan het Tractaat gehechte kaart, welke echter niet aan ons parlement is overgelegd. Terecht wijst o. i. de heer Ramaer, oud-inspecteur-generaal van den Rijkswaterstaat dan ook op .deze nalatigheid, daarbij te kennen gevend, hoe gaarne wij die kaart wel eens zouden willen inzien om na te gaan of er ook „adders onder het gras schuilen". En inderdaad is het voor onze Kamer van groot belang te weten, waartoe zij zich in dezen verplicht. Het is n.l. zeer de vraag of de bewuste kaart den tegenwoordi gen staat van bevaarbaarheid, dan wel een iedealen toestand aangeeft, volgens gegevens uit die jaren, toen de vaargeul haar maximum diepte bereikte. Doch al moesten wij het vaarwater slechts houden in den toestand van het oogenblik, ook dan zou dit voor ons een enorm financi eel offer van millioenen 'sjaars beteekenen, daar wij dan alle vaartuigen van 102 decimeter diepgang in de gelegenheid zou den moeten stellen ongehinderd te kunnen doorvaren. Deze re geling nu is hoogst onbillijk, daar België de eenige belanghebbende is, terwijl wij daarenboven een vaargeul van 64 K M. hebben te onderhouden, tegen België eene van 20 K M., welke laatste wei nig of niet aan verzanding is blootgesteld. Gevaarvol is deze concessie niet minder, wijl bevoegde des kundigen eene algeheele Schelde- verzanding voorzien, waardoor de noodzakelijke baggerwerken steeds grooter sommen zullen verslinden. Zeer veel zouden wij over dit punt en volgende nog kunnen uitwijden, doch een en ander zoude ons te ver buiten het be stek van een couranten-artikel voeren. Punt v ij f. In par. 2 van art. IV wordt het grondbeginsel gehuldigd, dat de Wester-Schelde met hare toegangen van uit volle zee, alsmede de Schelde beneden de haveninrichtingen van Ant werpen wat de bevaarbaarheid betreft, ten allen tijde moeten beantwoorden aan de eischen, welke zoowel door den vooruit gang van den scheepsbouw, als door de toenemende behoeften van de scheepvaart worden ge steld. Waar we weten, dat de diepte van de Wielingen thans onge veer 8,5 M. onder laag water en 12 M. onder hoogwater is, kan men er zich een kleine voorstel ling van maken, welke enorme sommen deze verplichting onze schatkist zal opleggen, indien wij daarbij bedenken, dat de ont wikkeling van scheepvaart en scheepsbouw steeds crescendo gaan. Amerikaansche wereldha vens, als New York en Liverpool, binnen afzienbaren tijd vaardiep- ten van 13 M. en meer zullen hebben. België zal ongetwijfeld spoedig krachtens art. IV par. 2 bij ons op de noodige gelden aandringen en waar een en ander volgens bevoegde zijde misschien in Je vijftigtallen millioenen zal loopen, kan men zich een begrip vormen van de enorme draag wijdte dezer blanco concessie. Daarenboven zullen de beide landen zich tevens „verstaan", over de bijdrage in de vermeer derde kosten, welke van deze verbetering wederom het gevolg zullen zijn. Punten zes en zeven. Waren sedert 1839 "de belangen der Scheldevaart opgedragen aan eene Commissie van Toezicht, volgens art. IV 3 wordt dit lichaam omgezet in eene Com missie van Beheer met groote bestuursmacht bekleed, welke besluiten zal nemen omtrent alles, wat de belangen van de scheep vaart, de betonning, bebakening en verlichting betreft, alsmede het onderhoud en de verbetering van den waterweg, waaronder begrepen zijn werken als ver- leggingen en doorsnijdingen, zelfs landwaarts van de baandijken en het stopzetten van werken ri- vierwaarts van die dijken, wan neer zij de belangen der scheepvaart zou den schaden. Ieder der beide landen zal evenveel (minstens 3) leden be noemen om in bovengemelde commissie zitting te nemen. Bij oneenigheid zullen quaesties naar de regeeringen verwezen worden, en kunnen ook deze niet tot een AXELSCHE COURANT. VAN EN

Krantenbank Zeeland

Axelsche Courant | 1926 | | pagina 1