TP Nieuws- en Advertentieblad voor Zeeuwsch - V1 aan deren. No. 83. DINSDAG 26 JANUARI 1926. 4Ie Jaanr. J. C. VINK - Axel. Buitenland. o Dit blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond. ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden 75 Cent; franco per post 1 Gulden. Afzonderlijke Nos. 5 Cent. DRUKKER-U1TGEVER Bureau Markt C 4. Telef. 56. - Postbus No. 6. ADVERTENT1ËN van 1 tot 5 regels 60 Centvoor eiken regel meer 12 Cent. Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. Advertentiën worden franco ingewacht, uiterlijk tot Dinsdag- en Vrijdagvoormiddag 11 ure. Het Tractaat NederlandBelgië 1925. II. Zooals wij in ons eerste ge deelte deden uitkomen, hebben wij hier te doen met een verdrag, waarbij wij ons tot dermate zware offers op economisch, finan cieel en politiek gebied verbin den, dat de dag, waarop dit tractaat werde geratificeerd met recht een dag van ramspoed voor ons vaderland zoude beteekenen, een dies irae, zooals een lid van de Rotterdamsche Kamer van Koophandel zich in dezen vol van bezorgdheid uitdrukte. Niemand zal intusschen willen beweren, dat het niet hoogst be langrijk is, indien twee naburige landen zooveel mogelijk trachten bestaande vriendschapsbanden hechter te maken, waar mogelijk nieuwe aan te knoopen. Doch wat er van te zeggen, indien het eene land zich tot buitensporige concessies moet verplichten, waar tegenover geen enkele tegenpres tatie staat Hoe te oordeelen over een verdrag tusschen twee .vrije" staten, waarbij Nederland o.a. de natuurlijke voordeelen zijner ha venplaatsen afbreekt door buiten landsche fel concurreerende ha vens kunstmatig te versterken, terwijl het voor altijd financieele verplichtingen op zich neemt, die in de millioenen zullen loopen. En dit alles, terwijl allerwegen bezuiniging gepredikt wordt Belasting-betalend Nederland, weest op Uw hoede Zooals ook in het dagelijksch leven contracten berusten op het beginsel van geven en nemen, zoo moet ook het contract tus schen ons land en België dit principe op den voorgrond stel len. Doch er is nog meer: de contracteerende partijen moeten er ook nauwkeurig voor waken geen verplichtingen op zich te nemen, welker inhoud en draag wijdte zij zelfs niet bij benade ring kunnen beseffen. Dat dit eveneens op het Tractaat toe passelijk is, behoeft wel geen betoog. Ook in ons land vinden wij voorstanders van dit verdrag Een onzer meest gelezen bladen is er een warm voorvechter van en durft zelfs zoover te gaan de oppositie als Zeeuwsch Patrio tisme te kenschetsen. Mag men dan binnen onze landpalen niet meer zijn vaderlandsliefde uiten in edele verontwaardiging over een dergelijk nadeelig monstrum, dat ons schatten gelds zal kosten, zonder eenig voordeel voor ons en slechts terwille eener vreemde natie Waar de voorstanders zouden willen beweren, dat wij door dit verdrag in vriendschappelijke be trekkingen tot België zouden komen, daar willen wij hun ant woorden, dat dit nooit het geval zal zijn. Door deze bezwarende ver plichtingen op ons te nemen, geven wij een duidelijk bewijs van zwakte. Hij, die sterk staat op zijn goed recht, behoeft zijn partij geen stroop om den mond te smeren. Of zijn wij dan niet meer in het land van Tromp en De Ruijter? En kan het Rech door onrecht gediend zijn Neen, vriendschap zullen wij door dit verdrag niet kunnen coopenvriendschap is niet te KoopIntegendeel waar wij een jink geven, da2r zal men ons de ïand nemenWaar A. gezegd is, zal ook B. gezegd moeten worden. De illusie, dat aanvaarding van het Tractaat, zooals het daar ligt, onze Zuiderburen zoude bevredi gen en het vriendschappelijk je gens ons zoude stemmen, moet ik de pro-zijde ontnemen, door hen te wijzen op het feit, dat een man als Carton de Wiart, een der meest vooraanstaande Belgi sche staatslieden en ex-premier, dit verdrag in buitenlandsche bladen slechts als „voorloopige regeling" beschouwt. Ook al zijn wij overstelpend royaal, toch zal dit Tractaat tot vele wrijvingen en botsingen aan leiding geven, daar het talrijke bepalingen bevat, die de kiem daartoe in ruime mate in zich dragen. Enkel het feit, dat men de Wie- lingenquaestie liet rusten, zonder dat België daarbij onze rechtma- tige aanspraken definitief heeft willen erkennen, zal spoedig weer tot moeilijkheden aanleiding geven, temeer waar eenige be palingen zoodanig zijn opgesteld, dat bij in werking treding van het Tractaat deze quaestie op nieuw in al haar hevigheid nood zakelijk moet opduiken. Dan zijn wij even ver als in 1920, behalve dat wij ons dan daaren boven noodeloos in de verplich ting hebben gesteld millioenen te blijven offeren. Willen wij een gedeeltelijke opsomming geven der talrijke nadeelige concessies, die zoozeer onze Nederiandsche levenskrach ten treffen, dan verwijzen wij naar het onderstaande le. De opheffing der onzij digheid, waartoe België zich bij verdrag van 19 April 1839 heeft verplicht (Art 1). 2o. De opheffing van het ge bod, dat Antwerpen uitsluitend handelshaven moet zijn, welke bepaling reeds in 1814 en 1815 definitief is vastgesteld bij vier handelsverdragen en waardoor onze neutraliteit in den volgenden oorlog zeer zwak zou komen te staan, indien Antwerpen zich tot oorlogshaven zou inrichten (art. 1) 3o. De feitelijke prijsgeving onzer Souvereiniteitop de Schelde door de bepaling, dat de vaar tuigen gedurende hun .doorvaart" niet aan onze rechterlijke en ad ministratieve autoriteiten mogen worden onderworpen, hetgeen een ware anarchie op onze Schelde zal ontketenen. 4o. De bezwarende verplich ting van art. 498, ver boven onze draagkracht gaande, welke be paalt, dat Nederland op zijn ge deelte van de Schelde de kosten zal dragen van betonning, beba- kening en verlichting en de vaar geul in een toestand zal houden, als aangegeven is op een kaart, die echter aan de Tweede Kamer niet is overhandigd en waarop wij nader willen terugkomen. Van deze bepaling wordt in België gezegd, dat wij daardoor in de noodzakelijkheid kunnen komen ten koste van millioenen een wanhopigen strijd tegen het zand te voeren, temeer waar deskundigen binnen afzienbaren tijd een totale verzanding van de Schelde voorzien. 5o. De ideaaltoestand van art. 4 2, waarbij als hoofdbegin sel is voorgeschreven, dat de Westerschelde, wat de bevaar baarheid betreft, ten allen tijde a tout prix moet beantwoorden aan de eischen, die door den voor- uitgaanden scheepsbouw en de toenemende scheepsvaartbehoef ten gesteld worden en waaraan wij daarenboven moeten mede betalen. Ook hebben wij volgens de Memorie van Toelichting zelfs bij te dragen in de ver meerderde kosten, die van deze verbetering wederom het gevolg zullen zijn. 6o. De in art. 4 3 aangegeven omzetting der Commissie van Toezicht in 1839 in eene com missie van beheer, waardoor het aanvankelijk zwakke lichaam met machtige bestuursfuncties wordt bekleed, terwijl het enkel en al leen beheerscht wordt door Bel gisch Scheepvaartbelang. 7o. Het groote gevaar, dat in verband hiermede dreigt voor onze Zeeuwsche polders, daar de bevoegdheid van de commissie en van het internationaal scheids gerecht, dat die Commissie bij oneenigheid moet vervangen, diep indringt in ons waterstaatsrecht, omdat de waterschappen niet vrij meer blijven in de verdediging van hunne oeverwerken en dijk wezen, waar alles aan de scheep- vaartbelangen moet worden op geofferd. De direct in het oog springende nadeelen dezer bepaling zullen verder commentaar wel overbodig maken. Wij Zeeuwen weten ge dachtig aan ons fier devies .Luctor et Emergo", wat b.v. een welbewaakt^n dijk een waarde voor ons heeft. 8o. De regeling der belood- sing van art 4 9, die geheel in het voordeel van onzen Zuider buurman is uitgevallen, waarbij alle wederkeerigheid ontbreekt en die ons bovendien verplichtingen opiegt, wier ten uitvoerlegging onzen loodsdienst fataal kan fnuiken in verband met de ver zanding van de haar toegewezen vaargeulen. 9o. Het blijvend recht van België op bepaalde aanspraken met de daaraan verbonden finan cieele offers, in zake de kana len Gent-Terneuzen, Vlissingen- Veere en Hansweert-Wemeldinge, hoewel ten hunner gerieve een ander kanaal zal worden aange legd ter vervanging van beide laatstgenoemde waterwegen. (Art. 4 12 en volgende). 10e. De aanleg van het ka naal van Antwerpen naar den Moerdijk, waardoor Antwerpen kunstmatig versterkt wordt ten koste van Rotterdam, daar dit kanaal, dat ons bovendien ook al weder groote financieele of fers oplegt, een enorm deel van het Rijnverkeer naar Antwerpen zal aftappen. 11 o. Het te graven kanaal van Antwerpen via Venlo naar Ruh- rort, hetwelk eveneens een groot economisch en financieel offer beteekent, daar het ook aan alle moderne eischen m o e t v o 1 d o e n, zal in nog sterkere mate het Rijnverkeer naar Antwerpen leiden, aangezien het eene belangrijke bekorting beteekent tegenover den waterweg Ruhrort—Rotterdam. Het zal Rotterdam en daardoor Nederland op gelijke wijze af breuk doen, waar het transito- verkeer, de doorvoer tusschen de zee en het achterland, voor ons van groot financieel belang ma gerekend worden. 12o. De andere kanalen door Limburg, waardoor het scheep vaartverkeer direct via Maas- bracht en Maastricht naar Ant werpen geleid wordt en waardoor onze eigen havens achter het net zullen visschen. 13o. Het groote nadeel, dat niets gedaan is om Terneuzen, tot voor kort onze derde haven plaats, tegemoet te komen door het weigeren van eene concessie, die het vanaf de jaren zeventig tot aan het uitbreken van den wereldoorlog genoten heeft en waardoor genoemde stad niet tot de zoo vurig gewenschte ont plooiing kan komen. In ons slotartikel hopen wij deze punten nader te belichten. Leiden. W. H. Overzicht. .Nach Golde drangt, am Golde hangt doch Alles 1" zong Goethe in zijn „Faust" en ofschoon we reeds over een zestal jaren zijn honderdsten sterfdag kunnen her denken, heeft het er nog niet veel van, dat in de sedert 1832 ver vlogen eeuw de beschaving groo- tere vorderingen heeft gemaakt wat aangaat den dorst om door welke middelen dan ook het slijk der aarde te verzamelen. Een uiterst cynisch bewijs van dien gouddorst is in de afgeloo- pen week tot ons gekomen uit de Vereenigde Staten van Ame rika, waar door het arresteeren van twee Bankroovers, de justitie van den staat Oklahoma achter een complot is gekomen om een geheelen Indianen-stam uit te moorden ten einde op die wijze in het bezit te geraken van de hem toegewezen gronden, die rijk blijken te zijn aan petroleum. Een afgrijselijke toepassing van het „non olet" (geld stinkt niet) van keizer Vespasianus, die in 79 van onze jaartelling stierf, even arm als de allerarmste van zijn Rijk, of van Juvenalis „lucri bonus est odor ex requalibet" (de reuk van de winst is goed, hoe deze ook verkregen zij) Se dert 1922, toen de omstreeks 200 overgeblevenen van den Indianen stam niet goedschiks te bewegen waren, het hun aangewezen en geschonken terrein af te staan, is men begonnen hen op allerlei wijzen te dooden, zelfs door dy namiet, maar ook door revolver schoten, vergiftiging en andere afdoende middelen-. De leider der samenzwering een nog wel zóó rijke veehouder, dat hij algemeen bekend is als „de ko ning der Osaga-bergen" en een aantal medeplichtigen, allen rijke ranch-bezitters, bankiers en kooplieden, zijn reeds in arrest, terwijl nog weer anderen worden opgespoord. Zóó menschon eerend als in het maar al te dikwijls als prij zenswaard voorbeeld gestelde Dollarika gaat het in het Oude werelddeel niet toe het schan daal der Hongaarsche gentlemen- vervalschers is slechts van zeer voorbijgaanden aard en heeft, door het intijds oi.tJekken, niet tot zulke schromelijke gevolgen geleid doch mag men prof. John. M. Keynes, den grooten econoom gelooven, dan is de drang naar geld, naar profiteeren van de wanhopige depreciatie der valuta niet véél minder. Hij, die èn tijdens den wereldoorlog èn na het sluiten van den wa penstilstand zoo dikwijls en zoo ernstig heeft gewaarschuwd tegen hetgeen onherroepelijk zou ge beuren indien de regeeringen niet zeer precies toezagen op den gang van zaken en zouden nala ten deze met vaste hand te leiden, heeft verleden week een Open brief geschreven aan den Fran- schen minister van Financiën. Hij hield dezen voor, dat voor Frankrijk de goud-reserve steeds de beteekenis heeft gehad van familie-juweelen, welke men niet gebruikt; voor Engeland die van het familie-kapitaal, waaruit prac- tisch voordeel wordt getrokken. Alle Engelsche deskundigen heb ben hem gelijk gegevenalle Fransche critici spraken zijn op vatting tegen. Deze bij uitstek deskundige verklaarde niet te gelooven, dat er zakelijke redenen bestaan voor den algemeenen tegenzin der Franschen om den franc te sta- biliseeren doch meent, dat iedere Franschman, evenals indertijd iedere Duitscher, de baissier is van zijn eigen valuta. Iedere exporteur, iedere bezitter van buitenlandsche effecten, iedere kellner die een dollarbiljet ont vangt of als fooi krijgt, verheugt zich als hij 's avonds in de krant leest, dat de franc alweer is ge daald Wat baten groote woorden als „la patrie est en danger" indien de bij uitstek vaderlandslievenden, waarvoor de Franschen zoo gaarne poseeren, maar doorgaan met het behartigen van eigenbelang boven dat van hun land indien de re geering, die toch wel niet hoo- rende doof en ziende blind zal zijn gebleven voor hetgeen er in Duitschland is geschied en moet gebeuren tot ten slotte het Dawes- plan den mark stabiliseerde, steeds wordt gehandicapt door de volks vertegenwoordiging, die partij belangen doet voorgaan bij het landsbelang. Paul Doumer, de zevende mi nister van Financiën sedert Fe bruari 1925, die 14 December j.I. zijn ambt aanvaardde is nog geen streep verder gekomen. De finan cieele Kamer-commissie heeft hem gedesavoueerd door zijn „belas ting op de betalingen" (een ver- fatsoeneering van de oude be lasting op den omzet, neerko mende op verdubbeling en uit breiding daarvan) te verwerpen met 21 teger. 5 stemmen en 13 onthoudingen. Men kan er bij het tegenwoordig gehalte van volksvertegenwoor digers in komen, dat zij tot het uiterste toepassen het „charité bien ordonnée"doch dat ook Duitsche vorsten zich niet ontzien, te laten uitkomen dat zij lid zijn van de firma Hibbe en Co. is toch wel zeer bedroevend. „Aller- höchst dieselben" die zoo graag de „Landesvater" uithingen, zijn, toen ze in 1918 A. D. werden, door de regeeringen zelfs van de duodecimo-staatjes op de meest coulante wijze schadeloos gesteld; doch toen dit zóó vlot ging, hebben velen hunner steeds meer geëischt en hun vroegere Staten processen aangedaan om nog grooter defroyement. En niet alleen de onttroonden en hun zonen en dochteren, hun neven en nichten, in het kort het ge- heele familie-husje, hebben ge haald wat er maar in te palmen was, of zijn daarmee druk bedg, doch in de afgeloopen week is zelfs een „vriendin" van een groothertog gaan meedoen aan di( AXELSCHE COURANT.

Krantenbank Zeeland

Axelsche Courant | 1926 | | pagina 1