GEZOCHT EB GEVONDEN. Nieuws- en Advertentieblad voor Zeeuwsch - Vlaanderen. No. 47. VRIJDAG 18 SEPTEMBER 1925. 41e Jaarg. CRITIEK. FEUILLETON. J. C. VINK - Axel. Binnenland. Dit blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond. ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden 75 Centfranco per post 1 Gulden. Afzonderlijke Nos. 5 Cent. Wij waren tegenwoordig bij een gesprek tusschen twee dames, van wie de een nog al wat te zeggen wist over de geldverspillingen door den Staat en sommige ge meentebesturen, wat zeer in strijd was met de noodzakelijke be zuinigingen, alsmede over de voorgestelde salarisverminderin gen der ambtenaren. De andere, een hoog beschaafde, beminne lijke vrouw van aanzienlijken stand, antwoordde daarop o.a. „Och ja, maar u moet niet ver geten, dat men geheel en al op de. hoogte moet zijn van de drijf- veeren en van de omstandigheden, om te kunnen beoordeelen, of de autoriteiten in kwestie wel schuld aan die dingen hebben. En dan, ons volk is zoo bizonder geneigd, tot het oefenen van critiek. Er gebeurt door onze regeering letterlijk niets, of men heeft er wat op af te keuren." Die laatste uitdrukking frap peerde mij. Zou ons volk werke lijk zoo bij uitstek critisch zijn aangelegd, als deze dame ver klaarde Met alle respekt voor de spreekster, betwijfel ik dat. Ik geloof liever, dat de zucht tot critiseeren een vrij algemeene menschelijke eigenschap is. Of de Nederlanders en masse deze eigenschap in hoogere mate be zitten, dan Franschen, Duitschers, Belgen, Engelschen, of welke natiën ook, kan ik niet beoor deelen, doch waag het in twijfel te trekken. Afkeuren, wat anderen doen, de schuld van alles, wat verkeerd is, van zich zelf af en op anderen wentelen, dat zit elk mensch in het bloed. Zich zelf vrijpleiten en anderen belasten met de schuld, hebben wij al van onze stam ouders in het Paradijs geleerd, en de leerlingen hebben ook daarin van geslacht tot geslacht de leeraars overtroffen. Kinderen doen het al in de prilste jeugd, en wie veel en langen tijd met kinderen te doen heeft gehad, heeft zich tallooze malen kunnen (13 »Ik verzoek u, in 't vervolg te bedenkan,* zei Frances, «dat ik niet gaarne aan mijn beraap har- innard word, als ik in da gewone samenleving verkeer, maar ook niet omgekeerd. Zoodra ik hier ban, denk ik alleen aan zaken. Ik ontvang cliënten, geen gewone bezoekers.* «Dan moet ik u mijn veront schuldigingen aanbieden, dat ik u van uw kostbaren tijd beroof, Miss Gardner, daar ik niet kom om eenige inlichtingen.* Miss Hamilton, als't u belieft. Zoo is uiiju naam hier.* »Ik vraag u verschooning, Miss Hamilton. In den laatsten tijd heb ik miss Gardner zoo weinig in gezelschappen ontmoet, dat ik het gewaagd heb, haar hier te komen opzoeken.* Frances lachte. >Ge zult haar hier niet vinden. Ze verdwynt op den drempfel van dit gebouw en maakt plaats voor Miss Hamilton. Maar in ernstik ben in deu laatsten tijd te druk verbazen over het feit, hoe bi zonder scherpzinnig zelfs het meest gewone, middelmatig be gaafde kind is, in het ontdekken en onthouden van onhebbelijk heden en fouten, van tekortko mingen, van groote of kleine overtredingen, zoowel bij andere kinderen als bij zijn ouders en opvoeders. Heeft 't eene kind iets gehoord of gezien van het andere, dat niet in den haak is, en maakt het daarvan bij een kibbelpartijtje gebruik, om het de tegenpartij voor de voeten te gooien, dan heeft de ander meestal onmiddellijk een wapen gereed, gesmeed uit hetzelfde staal, reeds voor langen tijd soms: „En jij hebt dit of dat gezegd of gedaan I" Grooter geworden gaat het verweer meestal de snerpende terecht wijzing vooraf„Zie maar op je zelf En dat is het geheele leven door „des Pudels Kern" bij elke gerechtvaardigde of niet gerecht vaardigde afwijzing van beschul diging„Zie op je zelf!" Niet ik ben slecht, niet ik doe of deed verkeerd, niet ik verdien eenig verwijt, althans niet ik in de eerste plaats en niet in zoo hooge mate, maar gij, gij, gij, die het waagt, mij te critiseeren en de les te lezen„En dan komen de bewijzen voor die meerdere mate van afkeuringswaardigheid, die tevens onomstootelijke be wijzen, hoe bizonder scherp het oog en sterk het geheugen is voor de zwakheden, fouten en onhebbelijkheden van den naaste. Grappig is het soms, in het familieleven dien scherpen blik en dat sterk geheugen bij onze allernaaste betrekkingen op te merken, althans wanneer het slechts kleinigheden betreft. Geldt het belangrijke afwijkingen van het rechte pad, dan is het be droevend in plaats van grappig. Bedroevend vooral daarom, omdat dan het: „Zie maar op je zelf of het: „Weet je nog wel?" „Ben je soms al vergeten?" en dergelijke, van weinig liefde en nog minder van een zuivere geweest om veel uit ta kunnen gaan. Er komen eiken dag al meer ooensshen, die mijn raad noadig nebben.* «Dat brengt my op de gedaehte,* zei Batil Wjllie op onveranderdeu toen. «Ik heb u ook een vraag te (tellen, een perieonlijke vraag, welke vopr mijn toekomstig ge luk van het hoogste belang ii. France*, zou er geen hoop zyn, dat gij op uw beduit ran laatst terugkomt Gijielva suit moeten toegeven, dat ik geduldig gewaeht heb, hoewel geduld geen eigen schap van nyn karakter is.* >Ik sal altijd sleehts een ant woord voor u hebben,* zei ze op vrieadelijken toon. »Waarom komt ge nogmaals op dat onderwerp terug «Omdat ik niet anders kan,* sprak hy hartstochtelijk. >Zonder u is het leven my niets, Frances. O, uw trouw aan de nagedachtenis aan een doode strekt u tot eer, maar »Nog eens zeg ik u, dat ik niet geloot, dat Philip Sherwood over leden is,< zei ze eenigszins heftig. »Ge schijnt met alle geweld in den verleden tijd van ht-m te willen spreken.* >Ik redeneer naar het gegrond verstand my ingeeft,* antwoordde DRUKKER-U1TGEVER Bureau Markt C 4. Telef. 56. - Postbus No. 6. tot 5 regels 60 Centvoor Groote letters worden naar ADVERTENT1ËN van 1 eiken regel meer 12 Cent. plaatsruimte berekend. Advertentiën worden franco ingewacht, uiterlijk tot Dinsdag- en Vrijdagvoormiddag 11 ure. bedoeling der opmerking getuigt. Wij bedoelen met die kleine vermaningen en terechtwijzingen in het familieleven, de gevatheid, waarmede de terechtgewezene wegens een dikwijls herhaald verzuim (slordigheid, vergeet achtigheid, onbeleefdheid, onge pastheid, het overtreden van den goeden vorm, enz. enz.) den bal terug weet te kaatsen naar een wel enkel en vrij zeldzaam voor komend doch ook soortgelijk geval, dat de vermanende partij op zijne of hare rekening heeft, en dan bij deze gelegenheid als nog „onvoldaan" te zien krijgt. Het zelden voorkomende feit of geval wordt dan naar voren ge haald, om het herhaaldelijk voor komende daarmede zoo mogelijk te kwiteeren. „Zie maar op je zelf! Jij hebt toen en toen, dit of dat gedaan, gezegd, nagelaten enz. en dus mis jij het recht om mij te critiseeren, te berispen of te vermanen." De oorzaak van zoodanig verweer is de hoogmoed. „Ik ben, ik wil niet minder zijn, uiterlijk noch innerlijk, dan gij Of dan alle critiek het gevolg is van hoogmoed Volstrekt niet. Als het doel slechts is verbeteren en opbouwen en niet afbreken. Critiek, die in vitzucht ontaardt, die er haar werk van maakt, alleen het verkeerde, het minder schoone, het gebrekkige te zien, verliest haar recht, de meesteresse te spelen en is meestal het gevolg van naijver. Van zulke critiek geldt de Fran- sche spreuk, dat zij gemakkelijk is. De ware, opbouwende, uit de behoefte om te herstellen ge oefende critiek is allesbehalve gemakkelijk. Zij is moeilijker uit te spreken, dan aan te hooren meestal. Wij hielden een paar dagen geleden een gesprek met een pas geridderden kennis, die zichtbaar gelukkig en verheerlijkt was met de hem te beurt gevallen „Ko ninklijke" onderscheiding. Hij wist mij te vertellen van per sonen, die eerstdaags waarschijn lijk in den adelstand verheven zouden worden, en noemde mij Basil. >Indien bij aog in leren ware, zou bij zeker syu fortuin wel komoD opeischen. Over een maand is het de tijd. Wanneer riij zich dan niet aangemeld heett, zal ik een millioen bezitten. En toch, Prances, zoo gij dien rykdom niet met my wil deelen hecht ik er slechts weinig waarde aan.* «Ge schat my veel te hoog,* zei ze aset iets spotachtigs in haar toon. «Het spijt me, maar mijn tijd is kostbaar, en we moeten hiermee eindigen.* Basil Wyllie stond op. «Ga verdient gestraft te worden voor uw onverschilligheid omtrent uw eigen, omtrent mijn geluk,* riep hij in een uitbarsting vau drift uit. >Eb op mijn woord, Frances, het zal u berouwen 1 Ga uuoogt knap zijn, onfeilbaar zijt ge niet. Ge zult het tegen mij niet winnen en den man, bij wien ge my achterstelt, zult ge nooit terugzien.* Eu eer ze hem naar de beteeke- nis van deze raadselachtige woor den kou vragen, had hij het ver trek verlaten. De tijd weike nog verloopen moest, vóór Basil Wyllie zyn recht op de erfenis kon doen gelden, begon reeds ten einde te spoeden en nog was er niets omtrent Philip een drietal dezer adspirant adel lijken. Hij snapte er echter niets van, hoe de Regeering die mannen aldus onderscheiden konBij voorbaat somde hij van ieder, stuk voor stuk, karaktereigen schappen, verkeerdheden in het maatschappelijke en dito in het zedelijke leven op, die in zijne ridderoogen een dergelijke hooge onderscheiding ontoelaatbaar maakten. En de man was nog wel pas zelf geridderd Critiek op ons zelf is de beste van al. Wat meer den blik naar binnen gericht, om fouten te zoeken, en wat meer naar buiten, om het goede te waardeeren, maakt ons waardig om ook even tueel als vermaners en waar- schuwers op te tredendenken we maar steeds aan den splinter en den balk. En een Engelsch philosoof heeft in vorige eeuwen eens gezegd: „Men ziet de vlooien beter op een witten doek, dan op een zwarten Deze waarheid zij menig be- critiseerde tot troost. Als hij zijn doekje daarbij maar weer niet voor al te wit houdt Z. d. B. De inleiding. De Troonrede was ditmaal heel wat omvangrijker dan de voor gaande jaren. Met een enkel woord wordt de ramp in het Oosten gememoreerd en dan volgt de gebruikelijke zinsnede over den economischen toestand van het land. Daarin is de laatste jaren gelukkig een climax te bespeuren. In 1923 werd gesproken van den zwaren druk der tijden, het kwijnen van handel, nijverheid, landbouw en scheepvaart. De financieele en economische toe stand des lands wordt zorgwek kend genoemd. De Staatsuitgaven gaan boven de draagkracht van het Volk. In 1924 is de toon hoopvoller. Schoon alle zorgen nog niet zijn weggevaagd, wordt gehoopt, dat de crisis haar diepste punt heeft Sherwood vernomen. Andrew Pryce kwsm slechts zelden op het bureau om eenig rapport uit te brengen en daaruit meende Frances te moeten opmaken, aai hy nog geen spoor had gevonden. Toen ze op zekeren avond in de woniüg van Mrs. Baird terug kwam, vond ze daar twee nieuwe buisgenooten. Ze war6n moeder eu zoos. Mrs. Bramley was een kleine, bleeke dame, met een droefgeestigen trek in het gelaat eu zeer stil en teruggetrokken van aard. Haar zoon, Eustace, een laug opgeschoten man van een zwak uiterlijk, was al even weinig mededeelzaam. Zijn hei-liggende oogen en ingezonken wangen ver rieden, dat hij aan de een of andere kwaal lijdende was. Er scheen een innige gehechtheid tusschen die beiden te bestaan, terwiji ze tegenover anderen zoo weinig mogelijk over hunne levensom standigheden spraken. De Bramley's waren ongeveer een week bij Mrs. Baird geves tigd geweest, toen op zekeren nacht alle huisgenooten werden gewekt door een kreet, die allen naar de kamer deed snellen, waar de zood sliep. Mrs. Bramley, die het vertrek was binnengetreden om te zien of hy nog iets noodig had, bereikt. Eenige, zij het geringe, opleving van handel, landbouw en nijverheid valt te bespeuren. Ook de verbetering in den toestand van 's Lands financiën wordt als lichtpunt genoemd. Evenwicht van inkomsten en uitgaven wordt in uitzicht gesteld. Thans mag een groote verbete ring in economisch opzicht ge constateerd worden. Land- en tuinbouw geven redenen tot tevredenheid, hoewel de vreugde daarover door bezorgd heid voor de toekomst eenigszins getemperd wordt. Handel en nijverheid zijn echter de crisis nog niet te boven. Niettemin is de toestand verbeterd en klinkt er zelfs een toon van voldoening in de Troonrede bij de verzeke ring, dat „het gevaar voor ont wrichting van den toestand van 's Lands geldmiddelen als afge wend kan beschouwd worden". Over de ingrijpende maatrege len, die volgens de Troonrede daarvoor noodig geweest zijn, kan men verschillend denken. Wij voor ons gelooven, dat de noodzakelijkheid daarvan, in elk geval de wijze waarop deze in de praktijk ten opzichte van sommige ambtenaren tot uitvoe ring is gekomen, wel een wat minder drastischen vorm had kunnen aannemen. De veilig stelling van den gulden is immers niet alleen daaraan, zelfs niet in hoofdzaak te danken. De betere economische toestand met als gevolg hoogere belastingopbrengst en vooral de vaste lijn in de politiek der Nederlandsche Bank, hebben daartoe in hoofdzaak bij gedragen. Voor de derde maal volgt dan sedert 1923 dn tirade over de verlichting van den belastingdruk. Sedert hebben wij de rijwielbe lasting gekregen en een hooger tarief van invoerrechten. Naar belastingverlaging zien wij echter nog steeds als wijlen Zuster Anna uit, maar wij zien nog niets komen. Onze hoop is nu gevestigd op de komende periode. De handhaving der Christelijke grondslagen van ons volksleven had hem gevonden badende in zijn bloed. Er was een ader in zijn borst gesprongen. Dadelijk werd om een dokter gezonden. Deze bracht den bewusteloozen weer bij, maar verklaarde, dat hij nog slechts eenige uren te leven had. De zieke scheen te gevoelen, dat zijn einde nabij was, en zijn moeder wenkende, sprak hij op matten toon «Moeder, ik moet thans alles bekennen, anders zal het te laat zijn. Om uwentwil alleen heb ik tot nu toe gezwegen. Ik kan ik durf de eeuwigheid niet ingaan, zonder mijn verschrikkelijk ge heim openbaar te maken.* «Eustace, mijn arme, arme jongen en de oude dame brak in tranen uit. Frances, die Mrs. Baird gevolgd was, boog zich over den zieke. «Wilt gy soms een verklaring in schrift gebracht hebbeD vroeg ze, niet het minste kunnende ver moeden, wat ze zou behelzen. Zijn doffe oogen verhelderden. »Ja,« antwoordde hij, «en ik zal ze teekenen.* «Er moeten getuigen by wezen.* Wordt vervolgd.) AXELSCHE® COURANT.

Krantenbank Zeeland

Axelsche Courant | 1925 | | pagina 1