tf Nieuws- en Advertentieblad voor Zeeuwseh-Vlaanderen, Een waarschuwende herinnering Een reis naar Indië No. 28. DINSDAG 14 JULI I 925. 41e Jaarg. J. C. VINK - Axel. FEUILLETON. Binnenland. IpifiSE Dit blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond. ABONNEMENTSPRIJS: 4 Per 3 maanden 75 Centfranco per post 1 Gulden. Afzonderlijke Nos. 5 Cent. DRUKKER-UITGEVER Bureau Markt C 4. Telef. 56. - Postbus No. 6. ADVERTENT1ËN van 1 tot 5 regels 60 Centvoor eiken regel meer 12 Cent. Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. Advertentiën worden franco ingewacht, uiterlijk tot Dinsdag- en Vrijdagvoormiddag 11 ure. Een Zeeuwsch medewerker van de „N. Rott. Crt." schrijft onder bovenstaand hoofd o. m. het volgende, naar aanleiding van het adres van het bestuur van den Zeeuwschen Polder- en Waterschapsbondaan den Minister van Waterstaat, in zake het verdrag met België: Toen ik dat adres gelezen had, heb ik me afgevraagd, of dat bestuur bij het opstellen daarvan nog iets anders gezien had dan den tekst van dat verdrag. Want als het werkelijk kennis had ge nomen van de desbetreffende passage in de Toelichtende Me morie, dan had m. i. onvermijde lijk dat bestuur in veel krasser bewoordingen geschreven. Het bestuur is gestuit op de bepaling volgens welke de in te stellen gemengd Nederlandsch- Belgische commissie bevoegd zou zijn tot het verleggen van den stroom, tot doorsnijdingen, en dat zij zelfs verlof zou moeten geven tot het doen van werken aan de dijken en vooroevers. Het bestuur is er begrijpelijkerwijze van ge schrokken, dat de polderbesturen zich voor hun verdedigingswerken zouden moeten stellen ondereen gedeeltelijk zelfs Belgische com missie. Het wijst op de ver gaande gevolgen die verlegging van den stroom of de doorsnijding van een bank kan hebben voor de kosten der oeververdediging. Maar het vraagt tenslotte heel bescheiden om een bestuurslid van den Bond in die commissie te benoemen. Ik geloof dat de zaak veel erger is, en dat dat eene bondsbe- stuursüd welk lid volgens het adres „in bepaalde gevallen met de betrokken polderbesturen kan onderhandelen" voor heel andere dingen zou komen te staan dan onderhandelbare kwesties. Want in de bedoelde passage van de Toelichtende Memorie worden zaken genoemd, die iede- ren polderbestuurder in Zeeland verbaasd achter zijn oor zal laten tijdens den wereldoorlog. (Door een oud-zeeofficier). (1 Door toevallige omstandigheden kregen wij inzage vanonderstaanc reisverhaal, door een oud-zee officier ter koopvaardij opgesteld en oorspronkelijk bedoeld als een dagboek voor persoonlijk gebruik waarin in ronde zeemanstaal de in den oorlogstijd zoo gevaarvolle en moeilijke reis naar Insulinde was geboekstaafd. Wij achtten deze notities belangrijk genoeg om ze onzen lezers voor te zetten overtuigd dat zij, evenals wij zelt van het ondanks zijn soberheid boeiend verhaal van dezen sen sationeelen tocht met belangstel ling zullen kennis nemen. Wij zouden, inplaats van zooals vóór den oorlog gewoonte wss des Zaterdagsmiddags 12 uur, eerst Zondagsmorgens 4 uur van Rotterdam vertrekken om met het oog op het mijnengevaar bij dag de Noordzee te kunnen oversteken. Zoo moesten dan Za terdagavond 9 uur alle passagiers krabben, met de vraag of dat ernst is. Dat daarin wordt her haald, dat de bevoegdheid van de commissie zich met name uitstrekt over alles wat de beton ning, de bebakening en de ver lichting, het onderhoud en de verbetering van den waterweg betreft, geeft nog niet dadelijk aanleiding tot argwaan. Maar dan volgt er „Zij (dat is de bevoegdheid der commissie) omvat ook het recht op de oevers van de Schelde inrichtingen te plaatsen, welke zij noodzakelijk mocht oordeelen bijv. met het oog op werken die in het belang van de scheepvaart moeten worden uitgevoerd". Voor een polderbestuur dat uiterst zorgvuldig waakt om zijn costbaar oeverwerk en vooroever- werk vrij te houden van alles wat daaraan schade zou kunnen doen, is de vaagheid van dat begrip „werken in het belang van de scheepvaart", waarover aan dat polderbestuur geen enkel oordeel is toegekend, minst ge nomen zorgwekkend. Dan verderwaarbij ik enkele deelen spatieer: „De bevoegdheid der commis sie strekt zich ook uit tot werken als verleggingen en doorsnijdin gen zij kan tot dergelijke werken rivierwaarts van de bankdijken besluiten zoodra zij ze nuttig oordeelt; ook kan zij beslissen dat een door snijding zal worden gemaakt door het oevergebied van den waterweg, maar alleen dan wanneer zij een zoodanig werk onmisbaar zou oordeelen om de verbetering van den water weg te verzekeren". Men stelle zich voor, dat een polder (en al de daarachter ge legen polders zich mag verheu gen in de omstandigheid, dat de Schelde den vooroever verrijkt met een aanslibbing, welke eenige verademing geeft na een angstige periode van zorgzame en kost bare oeververdediging. Dan zou het volgens deze memorie moge lijk zijn, dat de commissie auto ritair tot opruiming van dien vooroever besluitDan moeten misschien ook wel opgeruimd worden de onderzeesche werken, de zinkstukken, de bestortingen, die de polder daar heeft geplaatst om te trachten de noodlottige oeverafschuivingen en vallen te voorkomen. Immers die kunnen ook wel de scheepvaartbelangen hinderen. Is het niet ergerlijk dat in een door onze regeering onderteekend verdrag zoo alge heel de polderbelangen in het eigen land zijn genegeerd Nog meer „Ook kan zij (dat is de com missie) het stopzetten van elk werk bevelen, zelfs indien dit op de oevers o f verder landwaarts wordt uitgevoerd, wef te verstaan in het geval, dat dit werk een zoo danige verandering rivierwaarts van de bandijken zoude teweeg brengen, dat de belangen van de scheepvaart daardoor zouden kunnen worden geschaad". Alweer louter de belangen van de scheepvaart. Wat in dit geval beteekent de belangen van de Antwerpsche scheepvaart. Over de belangen van de Ne- derlandsche polders geen woord Er wordt zelfs niet van gerept, dat die Nederlandsche belang hebbenden, die een of ander werk aanleggen ter beveiliging van hun eigendom, ook maar zouden worden gehoord. Die commissie kan zonder meer het stopzetten van e I k werk b e- velen. Met verbazing vraagt men zich af of bij de onderhandelingen de stem van den Nederlandschen Waterstaat dan geheel stom is geweest. Hier in Zeeland weet toch waarlijk ieder, die eenigszins met polderzaken in aanraking is gekomen, dat de strijd om het land te behouden tegen het water onophoudelijk gevoerd wordt en de grootste inspanning vereischt dat daarbij eigendommen en menschenlevens zijn gemoeid dat door een zorgvuldig en in den loop van lange tijden gegroeid stelsel nu eindelijk in de laatste halve eeuw het ideaal benaderd a&D boord zyn eD dit waren er velen, daar wij, in verband ,met den oorlogstoestand, Marseille, waar in vredestijd de meeste passagiers voor Indië embarkeer- den, niet aandeden. Het was een heele drukte aan boord dian Zaterdagavond, aar somber dan gezellig, wat vooral veroorzaakt werd door hen, die de passagiers uitgeleide deden. Het was te begrypen, dat b.v. ouders, wier zoon in dien tijd naar Iadië vertrok, met angst en schrik dachten aan de vele gevaren, welka zoo'n reis opleverde Ik stond toevallig des avonds omstreeks 8 uur in de tweede klas rooksalon met een oud-gast te praten, toen de hofmeester den aanwezigen passagiers kwam aan kondigen, dat hot 's avonds om half tien sloepenrol zou zijn. Sloepenrol wil zeggen, dat ieder aan boord zich zoo vlug mogelijk met zijn zwemvest aan, hetwelk aan iederen passagier en aan ieder lid der bemanning wordt verstrekt, naar de hem aange wezen sloep moet begeven. In de salons hangen lijsteD, waarop de passagiers kunnen lezen, i ij welke sloep zij zijn ingedeeld en wie van die sloep commandant is. Een oude dame, die haar zoon uitgeleide deed, kwam bevend naar mij toe en vroeg me of het nu toch zoo verschrikkelijk ge vaarlijk was op zee, daar vroeg* r toch nooit sloepenrol werd gehou den voor het vertrek. Ik ant woordde, dat het niet zoo erg ge vaarlijk was, maar dat meer sloepenrol gehouden werd voor de goede orde, en ofschoon ik niet heelemaal de waarheid vertelde, smaakte ik het genoegen, het ge zicht van myn oudervraagster wat te zien opklaren. Ik begaf me dan naar het sloe- pendek om de sloep, waarvan ik de eer had commandant te zijn, nog eeus te inspecteeren, daar onze commandant de goede ge- wooute bad, na afloop van een sloepenrol, alle sloepen zelf nog eens na te gaan en o wee, als hij dan iets zag, dat niet in orde wasdan werd het beslist on- weder. Inmiddels was het 9 uur ge worden en klonken plotseling drie lange stooten op de stoomfluit, het sein, dat de uitgeleiders der passagiers het schip moesten ver laten, door ons, zeelieden, het huilsein genoemd. Eerlijk gespre ken kostten de aandoenlijke too- neelen, die zich op zoo'n momei t afspeelden, ook ons, z.g. ry* e wordt van een aaneengesloten front tegen den grimmigen vijand. In de brochure van den oud- inspecleur J. C. Ramaer, die bij ervaring Zeeland kent, kan men een welsprekende verontwaardi ging lezen over dat roekeloos opofferen van onze eigen be langen. En nu is het waar dat volgens het verdrag de. door de com missie genomen besluiten de goedkeuring der beide regeerin- jen behoeven. Maar als dan onze regeering haar goedkeuring weigert, is de zaak niet van de baanDan immers wordt een scheidsrechterlijke uitspraak inge roepen. Er is door den heer Ramaer gewezen op de zeer droeve er varingen die hij heeft opgedaan bij scheidsrechterlijke beslissingen door personen, die niets van de speciaal plaatselijke omstandig heden kennen. En ook herinnert de schrijver aan hetgeen ons land van Belgi sche zijde heeft ervaren, toen de plannen rijpten tot het afdammen van het Kreekrak en Sloe voor den spoordam van Zuid-Beveland naar Noord-Brabant. Hierover begon een strijd in 1846, met een eindelooze reeks nota's en rapporten en eindigde eerst in 1867. En de tegenstelling van toen tusschen het oordeel van Nederlandsche deskundigen en Belgische of buitenlandsche ingenieurs, noemt schr. een sterke waarschuwing tegen het zich thans nog overgeven aan arbiters in een moeilijke kwestie als die van de waterbeweging op de Schelde-oevers. In 1865 sprak nl. een commissie de meening uit, dat de afdamming in het Kreekrak tengevolge zou hebben, dat de oevers en platen zouden verzanden tot in Ant werpen toeEn ook voor de haven van Hansweert zag men gevaar. Dat Nederlandsche deskundigen beweerden, dat juist de vaart zou verbeteren en dus het tegenover gestelde waar was, kon niet ver hoeden, dat België zich tot Frank rijk, Engeland en Pruisen wendde om deskundigen te benoemen, terwijl volgens het verdrag 1839 alleen de koningen van Dene marken en Spanje het recht hadden om een scheidsrechter aan te wijzen. De drie buitenlandsche in genieurs dienden een voor ons land ongunstig rapport in, doch Nederland ging voort met de werken op grond van de adviezen van zijn eigen rapporteurs. En wat is gebleken Dat er letterlijk niets gebeurd is van hetgeen de buitenlandsche des kundigen hadden voorspeld en juist de verwachtingen van d« Nederlandsche deskundigen wer den door de feiten bevestigd. Maar wat zou er nu gebeurd zijn, als wij ons gehouden hadden aan de buitenlandsche adviezen Dan zou het is waarlijk geen kleinigheid Nederland niet hebben mogen maken de dammen, die noodig waren voor een spoorweg, die Zeeland met overig Nederland verbindt. En dat terwijl de vreemde ingenieurs het glad mis hadden. Wel een bewijs, dat we voor zichtig moeten zijn, nu het nieuwe verdrag, in weerwil van deze ervaringen, opnieuw de zaken be treffende den stroom der Schelde in Zeeland, in handen wil geven aan een commissie van 2 Neder landers, 2 Belgen en een buiten lander. Nu wordt in het verdrag wel niet gesproken van de water- schaps- of polderbelangen, maar, zegt de schr., daarin zit juist de fout, dat het alleen gaat over Belgische scheepvaartsbelangen, terwijl de belangen der aan de Schelde wonende Nederlanders niet worden aangeroerd. Men zij gewaarschuwd. zeeliedeD, nog wel eens een traan, en werd het ook ons wel eens te machtig als we b.v. het afscheid moesten aanschouwen van een bejaarden vader of moeder van een kind, dat zij, menschelijker- wijze gesproken, nooit meer zou den terugzien. Na verloop van een kwartier hadden alle uitgeleiders zij het met moeite het schip verlaten. Een kwartier later liet ik den kwartiermeester van de wacht vier korte stooten op de stoomfluit geven, het sein voor sloepenrol, welke zeer ordelijk verliep. Na afloop van de sloepenrol was het weldra zeer kalm aan boord en zag men hier en daar nog wel behuilde maar dan toch berustende gezichten. Verder heb ik dien avond weinig meer gezien daar ik mij ter kooi begaf, wijl ik den anderen morgen om 3 uur weer zou worden gewekt om het stuurgerei te inspecteeren en de brug in orde te maken, d. w. z. de zeekaarten voor het traject Noordzee en verdere be- noodigde zeevaartkundige instru menten klaar te leggen. Ik moet nog even zeggen, dat oiiZd eerste haven Londen zou zijn. Zoo was het Zondagmorgen 4 uur geworden. De trossen werden De arbeidswet en de vlasrotery. Door den heer De Boer waren aan den Minister van Arbeid, Handel en Nijverheid, de volgende vragen gesteld losgegooid, de sleepbootjes trokken ons slaags in de Maas. Daar weer klonk het commando halve kracht vooruit, los voor en achter (de sleepbootjes) en het schip aanvaardde weer de groote reis naar Insulinde. Om vijf uur 's morgens passeer den wij Maassluis en om half zeven waren wij aan den Hoek en zaten weldra tusschen da pieren, waar al wat deiniDg begon te staan. Spoedig passeerden wij nu op korten afstand de Noorderpier en e?en daarna klonk het signaal fluitje van den eersten officieren werd het commando gegeven man in het kraaiennest en twee man op de bak voor uitkijk naar mijnen. Zoo werd door den com mandant, vier officieren en drie matrozen scherp uitgekeken naar die gevaarlijke dingen, welke door de matrozen botervaatjes werden genoemd. Wordt vervolgd.) LEVENSWOORDEN. Geen leeringen ter wereld, al war den zij ook gepredikt met vurige tongen, kunnen in de verte vergeleken worden met den invloed van daden. AXELSCHE URANT JACOBI,

Krantenbank Zeeland

Axelsche Courant | 1925 | | pagina 1