Mysterie. Nieuws- en Advertentieblad voor Zeeuwsch- Vlaanderen. No. 20 DINSDAG 16 JUNI 1925. 41e Jaarg. J. C. VINK - Axel. Hugo de Groot. FEUILLETON. Dit blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond. ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden 75 Cent; franco per post 1 Gulden. Afzonderlijke Nos. 5 Cent. DRUKKER-U1TGEVER Bureau Markt C 4. Telef. 56. - Postbus No. 6. ADVERTENTIËN van 1 tot 5 regels 60 Centvoor eiken regel meer 12 Cent. Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. Advertentiën worden franco ingewacht, uiterlijk tot Dinsdag- en Vrijdagvoormiddag 11 ure. Men schrijft ons Het is niet te veel gezegd, wanneer men beweert, dat het jaar 1925 min of meer staat in het teeken der Grotius-heY- d e n k i n g. Het zal allicht be kend zijn, dat einde Juli het In- stitut de Droit International te 's-Gravenhage bijeenkomt, en dat daar, in internationalen kring, Grotius zal worden herdacht. Maar daarnevens heeft zich, reeds vóór het einde van 1924, een comité gevormd voor de natio nale herdenking van Grotius. Deze nationale herdenking is in twee deelen te splitsende tentoonstelling te 's-Gravenhage en de plechtige herdenking in het Koor der Nieuwe Kerk te Delft. Deze laatste zal op 28 Augustus plaats hebben. De tentoonstelling te 's-Gravenhage is Zaterdag j.l. geopend, en beteekent dus het begin van de nationale huldiging van Grotius. Nederland ving alzoo door de Grotius-tentoonstelling te 's-Gravenhage in nationalen kring, zoo straks gevolgd door het buitenland, de herdenking van Hugo Grotius aan. Niet den man, dien wij kennen uit de vaderlandsche geschiedenis, en die ter wille van zijn politiek- godsdienstige overtuigingen naar Loevestein werd verbannen, van waar hij ontvluchtte om vervol gens als banneling in den vreemde te leven en te sterven. Maar den man, die in Parijs in 1625 zijn werk over het „recht van den oorlog en den vrede" schreef en daarmede het moderne volken recht, gelijk wij het in dezen tijd meer dan tevoren zien uitgroeien en ontwikkelen, grondvestte. Grotius heeft in dat boek den oorlog als rechtsmiddel veroor deeld onweerlegbaar aangetoond èn op historische, èn op moreele èn op juridische gronden, dat in een geschil tusschen twee Staten evenmin als tusschen twee personen de kracht van het door een van beiden te ontwik- kelen geweld beslissend kan en mag zijn. Reeds vóór hem waren er ge leerden geweest, die algemeene regelen van moraal in de ver houdingen der volken hadden nagespeurd. Maar en hierin ligt voor een deel de groote be- teekenis van het werk van Gro tius zijn voorgangers deden dat op algemeene overwegingen. Grotius grondvestte de weten schap van het volkenrechttoon de aan, dat er een zoodanige af zonderlijke wetenschap is, en heeft daardoor tot haar ontwikke- ing bijgedragen. Men moge over deze ontwikke- ing in de sedert verloopen drie eeuwen minder of meer optimis tisch denken de ontwikkeling zelve kan men niet ontkennen, en juist diegenen, die haar als niet voldoende beschouwen, moe ten zich in de eerste plaats door dringen van de noodzakelijkheid om, ter wille van het algemeen welzijn en het rechtsbewustzijn der wereld, die ontwikkeling te versterken en te versnellen. Men noemt Nederland het land van Grotius. Omdat Grotius in Nederland, toevallig, geboren werd Neen, maar omdat men het niet uitsluitend als toeval beschouwt, dat juist een jurist van Hollandschen huize van die dagen het volkenrecht in zijn principieële strekking aan de wereld kwam ontdekken. In Grotius' tijd waren de Neder landers meer nog dan in de eeuwen tevoren de „schippers van Europa". De uitvinding van het haring kaken door Willem Beukelszoon van Biervliet, die aan de ont wikkeling der scheepvaart op om liggende landen zulk een stoot gaf, heeft, indirect natuurlijk, ge leid tot de uitwisseling van pro ducten door middel van de stout moedige, voor niets terugdein zende, energieke Nederlanders van de vijftiende en de zestiende eeuw. Zij kwamen, lang voordat an dere volken uit het Westen deze zee bevoeren, in de Middelland- sche zee en aan den Levantzij waren de eersten, die toegang tot de Scandinavische havens wisten te verkrijgen, en de voortbreng selen van dat land brachten naar Engeland en elders. Moest niet voor de Nederlanders van die dagen als een levensbelang gel den, dat in het verkeer der vol ken, primitief opgezet en ont wikkeld, zekere algemeene rege len werden erkend Moest niet de aandacht van een zoon van dat land, scherpzinnig als Grotius, getrokken worden door het be staan, het onwillekeurig en onbe wust naleven van zulke regelen Grotius heeft, juist omdat zijn blik door de omgeving van zijn land gescherpt was als die van geen ander, gezien, lang voordat anderen het zagen en gevoelden, dat er is een volkenrecht, zijner zijds op gronden van natuurrecht gevestigd, maar voortspruitend uit gewoonten en gebruiken. Daarom en niet om het toch altijd min of meer toevallige feit, dat Grotius er is geboren wordt Nederland meer en meer geheeten het land van Grotius. Daarom, en ook omdat Nederland sedert 1899, toen de eerste Vredescon ferentie te 's-Gravenhage werd gehouden, is geworden de zetel van het werk van Den Haag; de zetel van het land, waar de rechtsontwikkeling in het Hof van den Volkenbond, in de Aca demie voor Internationaal Recht en andere instituten haar beste uitingen vindt. Als men Grotius met den Vol kenbond samenbrengt, dan be denke men wel, dat niets hem daarmede verbindt dan de prin- cipieele gedachte. In den loop der eeuwen zijn er tal van pu blicisten geweest, die ontwerpen hebben gemaakt voor een orga nisatie der Statenontwerpen, die voortijdig moesten heeten op een oogenblik, dat nauwelijks de zelfstandige Staat leefde in de gedachten der menschen. Grotius behoefde zulk een Statenorganisatie niet om zijn volkenrecht ingang te doen vin denhij geloofde in de levens (6 Recht* en link* van dit aanlok keljjk milieu, waren eenige «top flesschen met Chinaa*che zoetig beid opgesteld, terwijl een paar sigarenkistjes en blikkoa doo»jc» met Turk*che aigaratten, in schil derachtige wanorde daarom heen ver*preid lagen kortom een ga- heel van een wel en wat bar- baarsch maar toch zoo feestelijk arrangement, al* men in een jong- gezellenwoning «lecht* kon ver langen. Spoedig fonkelde de wijn in de twee ouderwetsehe kristal- bokalen, die ik reeds gisteren be wonderd had en welker weder verschijning door den gastheer in dien zin verklaard werd, dat het de eenige drinkglazen waren die hy bezat. »ln herinnering aan oude dagen en ter viering van ons weerzien,* sprak hij op de uitgestalde schat ten wijzende, versmaad het wei nige niet dat ik u kan aanbieden. Ik wil u bescheid doen, maar ik zelf mag niet veel gebruiken. Ik moet u immers vertelleo,* voegde hij er veelbeteekend aan toe. Een oogenblik bloei hij, in gedachten verzonken, met eon uiterst strak gelaat naar de verweerde vensters turen, alsof hij naar ket ritselen der palas bladen luisterde, die met hunne slanke vingers zacht ver manend tegen de ruiten tikten het eenigo geluid dat men hoorde. >Ge weet immers, beste vriend* zoo begon h(j, »dat ik als jong officier met vetlof in Holland was en daar een minnaarijtje had dat zeer treurig afliep Missehiea wist ge het niet, zeg dan maar niets, het doet er ook niet toe. Het was een schoon naeisje,* ver volgde hij, nog strakker in het ledige starende, »wie mag ze ge weest zijn en waar ging ze heen toen ze stierf een zeer schoon meisje, eene Juno, eene nu ja, het is beter dat ik daarover zwijg, daar een loflied in mijn mond slechts eene zelfbeschuldiging te meer wordt. Het was misschien een romanesk idéé van mij, dat ze iemand anders moest zijn, dan waarvoor ze zich uitgaf wie of wat, weet ik zelf niet maar aan eene Theresa Land, modiste en gekleed in blauw geruit katoen heb ik nooit recht kunnen geloo- ven. Als eene echte Noorsche Ju lia, was ze dadelijk vuur en vlam toen ik haar een weinig het hof kracht van zijn eigen schepping. Maar de Volkenbond, gelijk deze thans als een eerste, zwakke poging om die gedachten van vorige eeuwen te verwezen lijken is ontstaan, verwezen lijkt voor een deel, een groot deel zelfs, Grotius' leer. De politiek heeft in de eeuwen, die het uitkomen van Grotius' boek van dit oogenblik scheiden, zijn leer veelal verstootenniet op het recht baseerde men zich, maar op de macht. De Volkenbond draagt als meest levenskrachtige kiem in zich den wensch om anders te handelen, om recht boven macht te stellen. In den Volkenbond zijn, voor- loopig nog theoretisch, zoo straks wellicht practisch, alle Staten gelijk, hetzij groot of klein, hetzij machtig of weinig machtig. De Volkenbond aanvaardt de leer van Grotius nog niet ten volle wel theoretisch, maar niet prac tisch. Nog is niet erkend Grotius' beginsel, dat slechts die oorlog gewettigd is, die wordt gevoerd tegen den Staats-misdadiger, den overtreder van het volkenrecht. Het Protocol, een vorig jaar te Genève gesloten, zette een goeden stap in die richtingnog is het te vroeg gebleken, maar ook de uitwerking van dat Protocol zal zich doen gelden Nederland, dat een traditie heeft op het gebied van het recht tusschen de volken, heeft ook in den Volkenbond een taak te vervullen. Men behoeft maar de namen te noemen van een Van Karnebeek, een Löder, een Eysin- ga, een Limburg, een Van Rees, en tal van anderen, die in ver schillende organen van dien Vol kenbond hun goede krachten aan zijn werk hebben gegeven op een wijze, die tegelijk hen en ons land eerde. Maar al was, wat zij deden, niet alleen persoonlijk, al kon, en kan dit worden opge vat ajs te geschieden namens ons land hun werk leefde en leeft niet in de harten en de hoofden van ons volk. Juist dat moet anders wordenanders worden in het land van Grotius, in het land, vanwaar de eerste gedachte aan de grondbegrippen voor dezen Volkenbond is uitgegaan. Een tijd als deze is geschikt om zich van zijn nalatigheid be wust te worden en tot het inzicht te komen, dat ook van een klein volk en zoo heel klein zijn wij niet eens een groote kracht ten goede kan uitgaan, indien maar werkelijke overtuiging in dat volk leeft. Overtuiging wint niet veld uitsluitend door het aantal dergenen, die haar aan hangen overtuiging wordt ook gedragen door haar intensiteit. Van de „Vereeniging voor Volkenbond en Vrede", te 's-Gra venhage gevestigd, van welke het presedium achtereenvolgens in de handen van bekwame ju risten en staatslieden als de heeren Limburg en Treub verbleef, is de gedachte van de nationale herdenking van Grotius' meester werk uitgegaan. Die „Vereeniging voor Volkenbond en Vrede", kortweg V. E. V. genoemd, wil den Volkenbond zijn streven, zijn resultaten voorzoover bereikt nader brengen tot Nederland en tot het Nederlandsche volk. Maar om dat te kunnen doen, behoeft zij steunsteun, die een ieder, groot of klein, arm of rijk, haar geven kan. Steun, die kan komen van dengene, die overtuigd is van de beteekenis van den Volkenbond, evenals van dengene, die deze beteekenis nog niet ziet, maar haar wel wenscht. Steun, die alleen moet uitblijven van degenen, die principieele tegen standers zijn van samenwerking der volken, van verzoening van tegenstrijdige belangen, van het stellen van geordend recht in de plaats van het ongeordend geweld. Zijn er dezulken na de ernstige lessen, die de groote oorlog met zich heeft gebracht, zij behoorer. dan tot degenen, die in deze vereeniging niet thuis behooren. Maar de anderen, zij kunnen steunendoor toetreding tot het lidmaatschap, door hun schouders te zetten onder het vormen van plaatselijke afdeelingen, door hun arbeid en hun persoonlijkheid aan maakte en ik nu ja, ik rond het aardig dat ze zoo op mij var zot was, maar aan liefde neen, daaraan dacht ik niet. Zonder mij te willen verontschuldigen, geloot ik dat vele mannen en vrouwen in de overtuiging laven, dat een beetje hoopeleoze liefde voor hun persooa, meer tot de gelukzalig heid der liefhebbende bedraagt, als eene beantwoorde neiging voor een ander persoon. Ik dacht er niet aan, dat ze van een kleine minnary een treurspel zou maken, want hoewel ze slank was als eene Titiaansche Venus, had ze niets tragisch in haar uiter lijk, maar was zulk eene zacht aardige, donkeroogige brunette, als men maar bedenken kon. Hou se er toe kwam aan een gebro ken hart te sterven, mag de he mel weten. Ba 1 Neen ik weet het ook. Ik wil geene leugens vertellen, ik heb lang genoeg ge poogd mij zeiven te misleiden. Haar bliode moeder die ons veel alleen liet, stelde het volste ver trouwen in mij de wereld echtei, die oogen had en die wel zag waar het naar toe ging, waar schuwde Theresa, dat ik als offi cier haar toch nooit zou trouwen, w\jl ze beneden mijn stand was. Lang heett ze het niet willen ge- looven, maar de dag kwam, waar op ze door doodsangst gedreven het mij vraeg, waarop ze mij de bekentenis ontlokte die haar tot eene stervende maakte. Zelts toen nog, klonk geen verwijt van haar lippen. Integeudeel, ze heeft mij nog getroost God erharm u harer getroost mot de verze kering dat ze mij niet lang meer tot last zou zijn, dat ze begreep, ver, ver weg te moeten gaan, wilde ik ooit gelukkig werden, en dat alios mot woorden, die mij nog op de ziel brandon 1* De verhaler zwoeg een oogen blik mot saamgekuepon lippen, naar toch lag er iets als vervoe ring in zijne oogen toen hij ver volgde >Het is mij als zie ik haar in al haar eigenaardige schoonheid weer voor mij, met den schaikschen ondeugonden lach en den dreigen den vinger, waarmee ze in de eerste dagen voor mij pacht uit te wijken, met de onnavolgbare gratie waarmee ze bij 't schaatsenrijden den wintermantel over de schou ders terugwierp en zich op de gladde vlakte heen en weer wieg de, alsof ze zich in de zoetste rhy ih- men eener onhoorbare muziek be woog. Nog altijd klinkt mij haar weeke stem en de klagende me lodie van Handel's Rinaldo in de ooren, en zie ik dit was het eenig zonderlinge aan haar de slanke vingers mot zulk eene on- beimelijke werktuigelijkheid over de toetsen gildon, als ware zij zich van spel en zang niets be wust, terwijl hare groote droom- oogen onafgewend op my gericht bleven. Zeldzaam 1 de oneindig vrome en zielvolle beteekenis, die er in dien blik lsg, werd mij eerst duidelijk, toen de laDge wimpers voor altijd gesloten waren toen haar geest reeds teruggekeerd was naar die streken, van welke zij, toen ze nog aan de aarde geke tend was, een ongewone glans van herinnering behouden had. O, het was vreeselijk, haar op haar sterfbedje te zien liggen, terwijl haar blinde moeder het doode gelaat betastte. Ik wou, dat ik het vergeten kon. Ik had de wereld or om gegeven, als ik van daar had kunnen wegbleven, maar ik moest er heen, het was iets onweerstaanbaars dat mij aan hare voeten bracht. (Wordt vervolgd.) BLADVULLING. Het leven hier beneden is geen feestdag, noch een dag om te treu ren hot is een dag om te werken. AXELSCHE COURANT. A. VlNET.

Krantenbank Zeeland

Axelsche Courant | 1925 | | pagina 1