Hel fortuin van een Fluitisl.
Nieuws- en Advertentieblad
voor Zee u vvscli - VI aan deren
No, 9
DINSDAG 5 MEI 1925.
41e Jaarg.
J. C. VINK - Axel.
Binnenland.
FEUILLETON.
Dit blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond.
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden 75 Centfranco per post 1 Gulden.
Afzonderlijke Nos. 5 Cent.
DRUKKER-U1TGEVER
Bureau Markt C 4.
Telef. 56. - Postbus No. 6.
tot 5 regels 60 Centvoor
Groote letteis worden naar
ADVERTENT1ËN van 1
eiken regel meer 12 Cent.
plaatsruimte berekend.
Advertentiën worden franco ingewacht, uiterlijk
tot Dinsdag- en Vrijdagvoormiddag 11 ure.
Tweede Kamer.
Naar aanleiding van een mis
sive, meldende het overlijden van
den heer F. H. de Monté Ver
loren (a.-r.), lid der Kamer, hield
de Voorzitter in de zitting van
jl. Vrijdag ongeveer de volgende
toespraak, terwijl de aanwezige
leden van hun zetels opstonden.
Weer heeft de dood een offer
geëischt. Frederik Hendrik de
Monté Verloren is in den ouder
dom van 64 jaren overleden. Met
hem verliest het land een zijner
bekwaamste vertegenwoordigers.
Wanneer ik dit zeg, is dit geen
gemeenplaats. Niet slechts op het
gebied der spoorwegen en der
financiën was hij doorkneed, maar
zijn studie strekte zich uit over
alle onderwerpen, die hier aan
de orde kwamen en met de re
sultaten dier studie heeft hij veel
nut gesticht. Meermalen voordat
ik deze plaats innam heeft de heer
Verloren mij met zijn veelomvat
tende kennis ter zijde gestaan.
Zijn groote werkzaamheid blijkt
wel hieruit dat niet minder dan
14 commissies in hem een hunner
leden, 9 hun president verliezen.
Wij allen weten, welk groot nut
hij den lande heeft bewezen ge
durende de twee jaren dat hij
voorzitter is geweest van de com
missie voor de Staatsuitgaven.
Moge de herinnering aan dezen
werkzamen, trouwen man lang
bij ons blijven leven.
Namens de Regeering sluit de
min. van Binnenl. Zaken en Land
bouw, min. Ruys de Beerenbrouck
zich bij de woorden van den
voorzitter aan. Zijn reputatie van
een der schranderste en ijverigste
leden in de Kamer te zijn had
hij ten volle verdiend. Ook buiten
de Kamer was hij zeer gezien.
Aan het dep van Waterstaat heeft
hij jaren lang zijn beste krachten
gegeven en zijn mathematisch
vernuft gaf hem in «poorwegzaken
een naam tot over de grenzen
van ons land, hetgeen met een
ambtenaar niet dikwijls het geval
is. Moge God de zwaar be
proefde betrekkingen steunen.
B ij d r a g e
Ned. Olympisch Comité.
Aan de orde kwam ook het
wetsontwerp tot subsidieering van
bet Olympisch Comité tot een be
drag van een milloen.
De heer Boon (v.b.) brengt de
Regeering hulde voor de indie
ning van het ontwerp.
In de „Stand." heeft spr. heele
series gezien van moties tegen
dit subsidie. Hier zat natuurlijk
niet achter een verzet tegen dit
subsidie maar een principieele
kwestie. Spr. wijst er op, dat bij
andere gelegenheden wel subsi
dies zijn verleend, bijv. aan land-
bouwvereenigingen. Een bezwaar
zou spr. het achten als niet werd
toegestaan op Zondag te spelen.
Men staat immers wel toe op
Zondag optochten met muziek en
vaandels te houden en zelfs werd
vergunning verleend voor een
groote verkiezingsdemonstratie op
doutrust op Zondag. En min.
Talma gaf subsidie voor een land
bouwtentoonstelling, die op Zon
dag open bleef. Spr. stelt een
motie voor om uit de voorwaar
den te lichten de bepaling, dat op
Zondag niet zal worden gespeeld,
Deze motie luidt als volgt.
„De Kamer van oordeel, dat
aan het verleenen van Rijkssteun
voor het organiseeren van de
Olympische Spelen niet behoort
te worden verbonden de voor
waarde, dat op Zondagmiddag
niet zal worden gespeeld, gaat
over tot de orde van den dag."
De heer Kersten (Herv. Staatsp.)
noemt de spelen in oorsprong en
wezen heidensch en beklaagt de
geestelijk arme en doode massa,
die geen ander genot kent dan
deze spelen.
Dat een millioen gevorderd
wordt, komt eerst in de tweede
plaats. Erger is het, dat dit mil
lioen wordt weggeworpen in een
bron van zedelijk bederf, hetgeen
duizenden grieven zal. Om de
eer Gods en het heil des volks
zal spr. het een eer achtten als
Nederland uit de rij der naties
geschrapt wordt, die om beurten
worden aangewezen voor de
Olympische Spelen.
De heer Ketelaar (v.d.)Sela
De heer Kleerekoper (s.d.) wijst
op de discussies over deze zaak
in de pers waaruit bleek; dat de
heer Kersten heeft gesproken als
vertegenwoordiger van een volks
deel, dat steede meer andere dee-
len van het volk van hun vrij
heid wil berooven.
Amerika was onmiddellijk klaar
om de Olympiade van ons over
te nemen en het gaat er dan ook
niet om een last op onze schou-
25)
ders te laden, maiir om de kapers
van de kust te houden, die ons
dit voordeel benijden, dat spr. niet
gaarne verloren ziet gaan.
De burgemeester van Amster
dam heeft er voor geijverd de
Olympische Spelen in Amsterdam
te krijgen.
Wat de rede van den heer Ker
sten betreft, daarover zegt spr.,
dat hij de overtuiging van den
heer Kersten gaarne eerbiedigt en
als het er op aan komt soepel
heid te toonen in het geven van
gelegenheid tot het uitleven van
zijn overtuiging aan alle deelen
van het volk, dan heeft spr.'s
partij meermalen betoond die soe
pelheid te bezitten.
Spr. wijst erop, dat reeds een
groot bedrag door particulieren
bijeengebracht is en vraagt ver
volgens aan den Minister of, indien
achteraf blijkt, dat van het millioen
een deel zal moeten worden be
steed tot dekking van het tekort,
de staat nog profijt krijgt van de
uitbreiding van het stadion, welke
uit de uitgaven van het Olympisch
Comité bestreden zal worden.
Spr. betoogt, dat de Olympiade
niet uitsluitend sportbelangen,
maar ook Onderwijsbelanjen en
artistieke belangen dient.
Het argument, dat het geld niet
beschikbaar was voor de ambte
naarssalarissen, is geen motief.
De heer H. Visscher (R.K.) acht
het ontwerp in lijnrechten strijd
met de drastische maatregelen der
regeering tot saneering der finan
ciën.
Spr. herinnert aan het Eucha
ristisch congres en vraagt of de
regeering hier ook steun heeft
verleend
Stemmen: Is er om gevraagd
De heer Visscher: lk ben er
zeker van dat de R.K. Staatspartij
te hoog stond om een blauwtje
te willen loopen. Want de regee
ring zou deze steun niet hebben
toegestaan.
Spr. vraagt of het de opvoeding
des volks tot zuinigheid is, als
de regeering in de M. v. A. de
werkgevers reeds bij voorbaat
aanspoort den werknemers vol
doenden vrijen tijd te geven om
de Spelen te kunnen bijwonen.
Het ontbreekt er nog maar aan,
dat de werkgevers worden opge
wekt tot het geven van een dotatie
Spr. meent, dat het beter is,
één vogel in de hand te hebben
dan tien in de lucht. Één millioen
in de schatkist is beter dan de
vele voordeelen, die in het voor
uitzicht gesteld worden. Naasl de
materieele bezwaren zijn er ook
ideëele. Het voorstel is in strijd
met het predicaat „christelijk" dat
deze regeering draagt. Spr. be
schouwt de sport niet als on
christelijk, maar voor duizenden
is de sport niet meer een middel
tot bevordering van de lichame
lijke ontwikkeling. De sport is
een manie geworden en daarom
een geestelijk nadeel.
Zoo ergens van, dan geldt het
voor de sport„sic transit gloria
mundiWie kent nog de namen
der overwinnaars in de Olympi
sche Spelen van Hellas? Maar
bekend gebleven zijn de groote
nationale genieën. IJdel is de glo
rie der sport.
Spr. zal tegen stemmen omdat
het geven van 1 millioen voor
feesten niet gewettigd is, omdat
het niet behoort tot de roeping
van den staat, omdat de Spelen
zijn opgekomen uit de ontkerste
ning der volkeren, omdat de Olym
pische Spelen in strijd zijn met
het apostolische woord, dat van
de lichamelijke oefening zegt, dat
zij van weinig nut is. De regee
ring zegt, dat zij van veel nut is,
de Bijbel zegt, dat zij van weinig
nut iswij houden ons aan den
Bijbel.
De heer Duys (S.D.)Dat kan
Colijn in z'n zak steken
De heer Bulten (R.K.) meent,
dat er een zakelijk element in de
sport gekomen is. De sport is
geworden tot een verheerlijking
van biceps en sterke beenspieren
kunst en wetenschap worden
door de sport verdrongen.
De heer DuysOp bevel van
Colijn
De heer Bulten Deze minister
heeft het aantal leerlingen per
klas vergroot, de subsidies van
het Nijverheidsonderwijs stopge
zet.
De heer Duys: En daar heb
jullie voor gestemd.
De heer Bulten Ik spreek tot
de regeering en niet tot deze
heeren en ik spreek in de lijn
dezer regeering.
Spr wijst erop, dat op tal van
zaken bezuinigd is, dat de sala
rissen van ambtenaren en onder
wijzers zijn gekort. Thans is er
plotseling wel geld die tegen
stelling is spr. te groot. Men zegt
nu, dat het geld misschien niet
zal worden aangesproken, maar
vast staat, dat de vorige Olympi
ade een tekort heeft opgeleverd.
De Minister van Onderwijs K.
en W.„Dat is onjuist"
De heer Bulten vraagt den
Minister duidelijk zeggen of 'tgaat
om de subsidie of een waarborg
som.
De heer Schaper (S.D.)meent,
dat de minister van Financiën
hier tegenwoordig behoort te zijn.
Hij dient de volgende motie in
„De Kamer, van oordeel, dat het
gewenscht is, dat de Minister van
Financiën aanwezig is bij de be
raadslagingen over het wetsont
werp, besluit tot diens aanwezig
heid de beraadslagingen te schor
sen."
De Voorzitter merkt op, dat
volgens de Grondwetde Kamer den
Minister slechts kan uitnoodigen.
De heer Schaper wijzigt zijn
amendement in dien zin.
De Voorzitter merkt op, dat
het ontwerp geteekend is door
den Minister van Onderwijs, die
als verantwoordelijk Minister, de
gemaakte opmerkingen moet be
antwoorden. Het is geen ge
woonte dat andere Ministers dan
de onderteekenende de beraad
slaging bijwonen.
De heer Rutgers (A.R.) acht
het onnoodig, dat de Minister
van Financiën bij iedere post van
een begrootingswijziging tegen
woordig is.
De heer Schaper vult zijn motie
aan, zoodat ook de Minister van
Buitenlandsche Zaken wordt uit-
genoodigd. Hij stelt op beider
oordeel en dus op hun aanwezig
heid prijs.
De heer Dresselhuys (V.B.) kan
om tactische redenen de motie
niet steunen. Men moet de finan-
cieele beteekenis van de zaak
niet overdrijven. Het gaat toch
slechts om f 250,000 per jaar en
daarbij heeft men toch den Mi
nister van Financiën niet noodig.
De heer Rutgers acht de ge
wijzigde motie nog aanzienlijk
meer afkeurenswaardig.
Na dupliek van den heer Scha
per worden de beraadslagingen
gesloten.
Bij stemming over de motie
worden 40 stemmen tegen en 10
vóór uitgebracht.
Vóór stemmen de soc.-demo
craten en de heeren Ter Hall,
Staalman, Krijger, Van Gijn en
mej. Westerman.
(Wordt vervolgd.)
AXELSCHE
COURANT
Uit het Fransch vertaald.
Het toeval wilde, dat juist één dezer
ruiters met een boodschap voor den
kolonel zich kwam aanmelden en daar
mr. Ie Vicomte afwezig was, besloot
Fanchette hem tegemoet te gaan om
ïe vernemen wat hij wenschte.
Babet keek haar na, zag de knapp.
verschijning, bracht haar hand aan haar
hart en riep uit: „Timoléon
Zij hoorde het volgend gesprek:
„De vicomte is afwezig, musketier.
Hij is te Fontainebleau bij den koning
en Mme la vicomtesse kan niet ont
vangen."
„Dat weet ik zeer goed, mejuffrouw,'
antwoordde de musketier vroolijk. „Ik
kom ook niet voor den kolonel, doch
voor madame. Wilt u aan de vicomtesse
de la Croix d'Argeyrolles meedeeler,
dat de ruiter La Candeur haar eigen
handig een brief wenscht ever te geven
namens zijn kapitein mr. de Saint-
Saturnin."
„Neemt u plaats, meneer de musketier,
ik zal uw boodschap overbrengen."
Pe «limme kamerjuffer liep naar den
salon van haar meesteres, en dacht bij
zichzelf: „Als de verloofde van Babet
op hem gelijkt, maak ik haar mijn
compliment."
„Laat binnenkomen," zei Mme d'Ar
geyrolles. „Wanneer men de echtge-
noote is van een hoofdo'ficier, moet
men de verplichtingen van dien rang
weten na te komen, doch als die
militair vertrokken is, ben ik voor
niemand meer te spreken."
Nauwelijks was de deur van den
salon gesloten of de vicomtesse voelde
haar hart sneller kloppen.
,Zijt gij het, meneer... ridder...
neef Timoléen, en in dit uniform
„Eléonore," riep ridder Pèbre uit.
Hij snelde op haar toe, wilde haar
omhelzen, gedreven door zijn loyale
inborst, doch een gevoel van eerbied
hield hem er nog tijdig van terug.
Hij bracht het militair saluut, de hand
aan zijn steek, de andere op het gevest
van zijn degen in de houding van een
militair, tegenover zijn meerdere.
„Het huwelijk maakt ons niet tot
vreemden, we zijn nog steeds neef en
nicht. Omhels me, Timoléon," zei ze
op charmanten toon.
„O, graag!"
Zij spraken eenigen tijd over hun
jeugd. Daarna las Eleonore den brief
en zeide „Mr, de Saint-Saturnin vraagt
mij iets. wat ik onmogelijk kan gedaan
krijgen," en zij rolde den brief tus*
schen haar vingers. „Mr. d'Argeyrolles
zou op mijn verzoek voor u geen
vrijstelling aanvragen, daarvoor heb
ik bij hem te weinig invloed, waarde
neef. Hij zou het mij om meer dan
één reden weigeren. Bovendien is hij
jaloersch, al gedraagt hij zich er niet
naar."
„Ik ben uw neef, maar een neef
van wien iedereen zich afwendt,"
antwoordde Timoléon somber.
„Geloof dat niet. Gij hebt hier op
deze wereld nog trouwe vrienden. Men
ziet alleen in u een edelman, die geen
waarde aan uw stand hecht, zooal
ik trouwens evenmin."
Zooveel wijsheid had Timoléon nooi'
bij zijn nicht gezocht. Eleonore was
een vrouw, die meer dan haar zuster
Hortense, met haar verstand, de wereld-
sche zaken beschouwde. H lar lectuur
had haar daarin gestijfd en een blik
op de boeken rondom haar gaven het
bewijs er van.
„Men zou zeggen. Eleonore, dat ge
u hier niet gelukkig voel'. En toch
hebt ge een eigen hotel, een groot
fortuin en de positie van uw echtge
noot
„Dat alles brengt geen geluk aan.
Ik was duizendmaal gelukkiger toen
ik als jong meifj" in het park van
Equiiles speelde onder het oog van
mijn moeder, weet je nog wel? En
latlr toen wij samen opgroeiden, was
er iets in uw vrije, oprechte natuur
en omgang dat mij aantrok..."
„Weet je nog, Eleonore, dat ik heel
Fresquières afliep om de gele vlinder
te vangen, waarnaar je me gevraagd
had
„En de rozen, die ik je gaf na het
déjeuner in jullie kasteel, één van mijn
liefste herinneringen
„En de muren van het park, waar ik
tegen op klom, wanneer je vlieger aan
de struiken was blijven hangen?"
„En je mooie paard L'Aquilon, dat
ik suiker gaf. wanneer je bij ons op
bezoek kwam... en onze schommel 1"
Zij zwegen plotseling, verwonderd
dat het leven hen nu gescheiden had.
„Lieve nicht, waartoe dit alles
„Helaas, ik heb het recht niet meer
te zeggen, hoevee! ik eens van je ge
houden heb. Mijn plicht van getrouwde
vrouw, de trots, de ijdelheid van mijn
moeder, de jaloerschheid van mijn man,
alles scheidt ons."
Toch verlangde zij te weten hoe Ti
moléon geleefd had, nadat zij vicom
tesse d'Argeyrolles was geworden.
Hij vertelde haar zijn bezoek bij haar
zuster Hortense, thans markiezin de
Pélissanne. Hij sprak haar over zijn
genegenheid voor Babet, over zijn reis
naar Parijs, zijn avontuur te Versailles,
de ontmoeting bij La Pompadour en
de jaloerschheid van den koning, waar
door hij de onverwachte eer genoot
bij de zwarte ruiters te dienen.
„Arme vriend. Als moeder mij den
vicomte niet opgedrongen had, dan
waren wij thans gelukkig getrouwd
geweest."
Hij nam haar hand in de zijne en
vroeg zacht: „Dus, lieve Eleonore, zou
je werkt lijk mijn vrijstelling van den
kolonel niet weten gedaan te krijgen
„Je vrijheid, Timoléon, hangt niet
van mij af, maar van mijn mededingster,
mijn vijandin. Zij krijgt alles van den
vicomte gedaan, haar durft hij niets
weigeren. Zij ziet er bekoorlijk uit, het
schepsel, dat is waar
„Als het zoo staat, lieve nicht, laat
ik haar dan gaan opzoeken. Geef mij
haar adres en ik zal er heengaan."
„Morgen zult ge het hebben. Thans
heb ik den moea niet je den naam van
die vrouw te zeggen. Mijn echtgenoot
komt eerst over drie dagen te Parijs
terug. Wees om drie uur morgen hier
weer present."
Een teedere blik vergezelde deze
uitnoodiging.
Timoléon begreep dat hij thans niet
langer mocht blijven. Een eenvoudig
soldaat kon immers niet zoo laag bij
de vrouw van zijn kolonel op bezoek
blijven, zonder opzien te verwekken,
vooral niet, wanneer zij bovendien van
adel was.