Bet fortuin van eeu Fluitist,
Nieuws- en Advertentieblad
voor Zeeuvvsch - Vlaanderen.
No. 3.
VU I.I DAG 10 APRIL 1025.
41e Jaarg.
J. C. VINK - Axel.
Bij dit blad behoort een bijvoegsel.
Het navolgen van den
Gekruisigde.
FEUILLETON.
Raadsverslag.
Dit blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond.
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden 75 Cent; franco per post 1 Gulden.
Afzonderlijke Nos. 5 Cent.
DRUKKER-UITGEVER
ADVERTENTIËN van 1 tot 5 regels 60 Cent; voor
eiken regel meer 12 Cent. Groote letters worden naar
plaatsruimte berekend.
Advertentiën worden franco ingewacht, uiterlijk
tot Dinsdag- en Vrijdagvoormiddag 11 ure.
Wegens het Paasch-
feest zal aanstaan
den Dinsdag geen nummer
van dit blad verschijnen.
We staan aan den vooravond
van Paschen. Het heerlijkste
licht uit het donkerste donker.
Zeven weken lang hebben we
kunnen lezen en hooren van Jezus'
lijden, dat steeds moeilijker, steeds
zwaarder werd naar lichaam en
ziel tot de verjossing daar
kwam, die ook ónze verlossing
isals we den moed hebben
om den Gekruisigde na te volgen,
en het kruis te dragen.
Den moed ja, want kracht ertoe
hebben we. Na de verlossing
wordt ons kruis nimmer meer
zoo zwaar, dat het boven onze
krachten zou gaan de gloed der
overtuiging schenkt ons die.
Maar moed, daaraan ontbreekt
het ons meestal. Gelukkig niet
bij allen.
Fr. Naumann, een Duitsch
schrijver geeft daarvan voorbeel
den in een schetsje, waarvan ons
de vertaling van vriendelijke zijde
werd ter hand gesteld.
Er was eens een arme man,
wiens hart goed was. Hij hielp
zijn moeder en beschermde haar
tegen zijn vader, die haar dikwijls
mishandelde. Uit de goedheid van
zijn hart gaf hij dikwijls voedsel
aan een arme vrouw, die in een
armoedig dakkamertje woonde.
Zijn vader zeide van hem: Hij
wil als Jezus doen, hij draagt al
een heiligen kransDeze
mensch droeg werkelijk het kruis
vtyi Jezus! Hij was een van die
getuigen, die Jezus naast zich wil
plaatsen, omdat zij in de moei
lijkste omstandigheden het Evan
gelie beleefd en voor het Evan
gelie geleden hebben.
19)
Er was eens een jonge man,
die om Jezus' wil zich voornam,
eerlijk en kuisch te leven. In een
andere omgeving zou dit mis
schien niet zulk een heldendaad
geweest zijn, maar zijn omgeving
vergaf hun de gril niet, dat hij
een heilige wilde worden. Hij
werd voor „dwaas" uitgemaakt
en iedereen wendde zich van hem
af. Alleen zijn moeder zeide
tegen hem Houd vol, want het
is Jezus' kruis, dat gij draagt.
Er was eens een oude heer,
die het op een dag waagde zich
in de bres te stellen voor de
arbeiders van een fabriek, die hij
jarenlang trouw gediend had.
Reeds lang had het te geringe
loon der arbeiders hem onbillijk
geschenen. De bijbel leerde hem
immers, dat de arbeider zijn loon
waard is. Altijd was hij er voor
teruggedeinsd zijn meening hier
over te zeggen maar ten slotte
had een woord van Jezus hem
getroffen en hij sprak.
Van toen af aan noemde men
hem kindsch en men gaf hem te
kennen, dat hij wel heen kon gaan.
Hij ook droeg zijn kruis en volgde
den Nazarener na.
Wie kan ze noemen allen
die Jezus'kruis dragen Indezen
zin is er niet veel lijden dat den
naam mag dragen van „een kruis
van Jezus".
Wie kou vat en daardoor ziek
wordt, die moet zijn leed in
onderwerping dragen, maar mag
niet zeggen Ik draag Jezus'
kruis. Door zulk een verkeerd
gebruik bederft men deze heilige
en krachtige woorden.
Een kruisdrager moet niet veel
praten over zijn navolgen van
Christus, want door er over te
spreken gaat er veel van den
teederen inhoud van zijn ver
houding tot Jezus verloren. Zijt
gij waard het kruis van Christus
te dragen doe het met de
vreugde en den glans, die er het
kenmerk van zijn. Zeg tot uzelf:
ik mag lijden om Zijnentwil.
In deze gedachte ligt voorden
geloovigen Christen zooveel troost:
„Ik ga in den grond met Jezus
denzelfden weg." Daar Jezus'weg
door den dood tot de overwinning
ging, moet bij hen ook hun leven
uit druk, spot, zorg en ondergang
tot een eeuwige overwinning
voeren. Zij gaan heen en wee-
nende zaaien zij edele zaden.
God echter laat het zaad gouden
vruchten voortbrengen. Hij laat
de navolgers van Christus sterven,
maar hun innerlijk leven, hun
liefde, hun hoop laat hij op aarde
doorwerken. Achter het kruis
straalt het eeuwige morgenrood.
De hooggepriesters, de schrift
geleerden, zij riepen te samen
kruis HemGod liet het toe.
Hij werd gekruisigd, maar hij
kon niet gedood worden. Nog
heden roepen de Zijnen hem aan
als den Levende en zeggen
„Gekruisigde, reik ons Uw hand,
als wij U navolgen willen".
Vergadering van 7 April 1925.
Aanwezig alle leden. Voorzit
ter de heer F. Blok, burgemees
ter, secretaris de heer J. L. j.
Maris.
Na opening met het gebeds
formulier stelt de Voorz. de
agenda aan de orde.
1. Notulen.
Dhr. 't Gilde merkt op, dat
hem bij het lezen der correctie
proef bleek, dat de verslaggever
zich heett vergist, want volgens
het verslag zou hij gevraagd heb
ben om ongehuwde werklieden
aan het werk te stellen bij de
gemeente-werken. Bereids heeft
hij dit laten verbeteren Maar den
volgenden dag zag spr. dat ook
in de Axelsche Courant die zelfde
uitdrukking was geplaatst. Spr.
ontkent dat gezegd te hebben
Hoe zou het anders kunnen, zegt
spr, dat als er voor enkele ar
beiders werk is, dan toch in de
eerste plaats gehuwde krachten
worden genomen.
Spr. heeft daarom den indruk,
dat de Axelsche Courant dit uit
de Terneuzensche Courant heeft
overgenomen en daar bij een
vroegere gelegenheid gebleken is,
dat als dhr Vink het mis heeft,
spr. het woord niet krijgt om zich
te verdedigen, wil hij die fout
hier verbeteren.
Dhr. Kruijsse merkt op, dat hij
toch ook gehoord had dat ge
sproken was over ongehuwde
werkeloozen.
Dhr. Oggei weet zeker, dat
dhr. 't Gilde van ongehuwde wer
keloozen heeft gesproken. Het kan
wel zijn dat dhr. 't Gilde zich
vergiste en anders bedoeld heeft,
maar gezegd is het.
Dhr. 't Gilde blijft ontkennen
De Voorz. wijst op een andere
misstelling in de correctie-proef
Spr zou volgens dat verslag ge
zegd hebben dat in tijden van
ziekte van den Directeur de gasfa
briek niet goed marcheerde. Dit
is abuis, spr. had het tegendeel
gezegd, nl. dat het wel goed ging
en dus op de fitters te rekenen
was.
(In ons verslag stond„De
„Voorz. zegt, dat de Directeur
„een heele tijd ziek geweest is
„en de fabriek door het personeel
„werd beheerd. Het rapport zal
„doen zien, dat in dien tijd de
„fabriek uitstekend heeft gemar-
„cheerd en dus de Directeur op
„deze inenschen kan rekenen."
.Redactie.)
Dhr. Oggel Daarvoor worden
juist de stukken in proef gegeven,
om ze te kunnen verbeteren.
De Voorz. wenschte dit hier
liever mede te deelen, omdat als
het enkel maar gecorrigeerd wordt,
gaat men er over heen en als het
hier gezegd wordt, komt het in
de krant.
M. a. s. worden de notulen
hierna aldus gewijzigd goedge
keurd.
2 Ingekomen stukken
a. Goedkeuring van Ged. Sta
ten van de raadsbesluiten tot
verkoop van bouwgrond.
b. idem van de verordeningen
voor den keuringsdienst.
c. Verslag Gezondheidscom
missie.
<1. Verslag toestand der Ge
meente in 1924.
e. Verslag avondonderwijs
Bijz. school te Spui Hieraan is
het volgende ontleend
Het oflderwijs werd gegeven
van 17 Nov. 1924 tot 1 Maart
1925 in 100 lesuren, van 6 tot 8
uur 4 dagen per week aan 12
en later aan 9 leerlingen, door
de onderwijzers A. P van Esch
(hoofd) en P. Boer.
Het rapport bevat de volgende
opmerkingen
Over het algemeen werden
goede vorderingen gemaakt.
LezenBeschaafde uitspraak
en goede leestoon laten zeer veel
te wenschen over.
Rektnen: Veel verschil in aan
leg en vaardigheid.
laai: Hebben de leerlingen
hard noodig.
Nog werden behandeld de vak
ken schrijven, vaderl. geschiede
nis en aardrijkskunde.
f. Kasopname van den wnd.
Gemeente-Ontvanger. In kas was
aan baar geld: f 2810.66
Gekwitt. voorschotten 2076.12
Saldo postrekening 13378.59
Nog te vorderen 34449.—
Totaal f52714.37
8209 47
Verschuldigd
Zoodat in kas
moest zijn f44504,90
overeenkomende met de vertoon
de gelden, geldswaardige papie
ren en bescheiden.
g. Schrijven van C. B. Ant-
heunis, schilder te Axel, die te
kennen geeft
dat hem na de besteding op
17 Maart van het schilderwerk
der gang in het schoolhuis der
openb. school gebleken is, dat
er belangrijke wijziging, of beter
gezegd (een schriftelijke wijziging
is hiervan niet bekend) mondeling
goedvinden van den Gem. Op-'
zichter heeft plaats gegrepen, n l.
het afbranden der deuren met
daaruit voortspruitend werk uit
het bestek vervallen was;
dat niet alle inschrijvers naar
dit werk met deze verandering
op de hoogte gebracht waren,
zoodat voor hen de kans van
aannemen verkeken was
AXELSCHE
Bureau Markt C 4.
Telef. 56. - Postbus No. 6.
Uit het Fransch vertaald.
„Gramatria, hé, hé, Gramatria, hi, hi,'1
barstte Lucile in een schaterlach uit.
„Wat ben jij toch nog groen, Timoléon I
Gramatria, het paleis Ortolani, Avignon,
dat zijn allemaal verzinsels, mijn beste
jongen. Ik ben een geboren Parisienne,
Lucile Truchon, op mijn twintigste al
weduwe van den kruidenier uit de
„Coing d'Or" en toen aan het tooneel
gegaan, want m'n ouders heb ik vroeg
verloren en mijn echtvriend heeft tijdig
de kraaienmarsch geblazen. Toen ben
ik in „plankenland" verzeild geraakt
en te Avignon, waar de troep was
heengereisd, had ik juist gespeeld. Mr.
Carlo de Gramatria heeft me toen
het hof gemaakt, maar daar hij niet
genoeg opdokte, zocals de vakterm
luidt, heb ik hem aan zijn lot overge
laten en te Saion kennis gemaakt met
den markies de Pélissane. Wij waren
als goede vrienden gescheiden, toen
het lot mij jou deed ontmoeten en
daar de markies met een adellijke
dame van Aix in het huwelijk trad,
trok ik mij van het gebeurde bitter
weinig aan. Doch waartoe dit alles op
te rakelen. Laten wij liever aan het
heden denken. Ridder, ik neem je mee,
jij bent voor vandaag mijn gevangene
in mijn „petite maison" van Chaillot."
De oude „seigneuriè van Chaillot,'*
door Louis XI aan Philippe van Com-
minès geschonken in 1472, behoorde
thans tot de faubcurg van Parijs en
had meer van een lustoord dan van
een dorp. Te midden van tuinen en
boschjes waren een aantal villa's op
getrokken, waar de adel en de gegoede
burgerij van Parijs kwam uitrusten
van de vermoeienissen of van de ge
noegens der stad. Toen de koetsier,
Brin-de-Muquet, voor het getraliede
hek stil hield, liet hij de zweep klappen
en twee gepoederde lakeien kwamen
het portier openen. Vanuit de elegante
vestibule voerde een statige trap naar
den ontvangsalon, waar een vriendelijk
kamermeisje, Nanette, de bevelen van
Lucile wachtté. Zij zelf besloot zich
eerst te verkleeden en verscheen wel
dra „en chenille", d. w. z. in een
luchtig négligé, maar toch versierd
met een collier paarien en diamanten
broche.
Een fijn souper werd geserveerd door
een eerwaardig „maitre d'hötel" in den
eetsalon, vol schilderijen van Lancret,
Nataire en Boucher. Het mandje met
de flesschen odeur werd door Nanette,
op verzoek van Timoléon, in het boudoir
van Lucile gebracht, een kleine attentie,
die hij zich verplicht voelde zijn schoo-
ne gastvrouw te vereeren
De fluitist meende te droomen, doch
den volgenden dag werd hij in zijn
hotel Saint-Quentin aan de werkelijk
heid herinnerd. Een briefje van Dagé
waarschuwde hem dat hij over drie
dagen door Mme de Pompadour in haar
hotel d'Evreux verwacht werd.
„Ik heb een bezoek bij mijn iilustre
meesteres voor je weten voor te
bereiden. Kom met me déjeuneeren
en ik zal je de noodige instructies
geven... Ik moet mij sterk vergis*
sen, als thans je fortuin niet gemaakt
Mme de Pompadour en de koning
waren van negen uur af in conferentie
in de groote witte zaal van het Hotel
d'Evreux. Twee portretten van Lode-
wijk XV, één van Vanloo, hem voor
spellend in wapenrusting en één van
Largillière, in rood fluweel, hingen als
pendanten naast twee van de markiezin.
Het meubilair bestond uit stoelen met
bekleeding van Beauvais, een juweelen-
kast met verguld koperen beeldjes,
een boekenkast van rozenhout, een
clavecimbaal, waarop muziekalbums
opgestapeld lagen. Geen indrukwek
kend. doch kostbaar vertrek, dat meer
een gezellig, intiem milieu vormde.
De twee openslaande deuren verleenden
toegang tot een langen gang voorliet
personeel en den officier van de wacht,
want wanneer de koning een kort
verblijf te Evreux hield, liet de mar
kiezin door een familielid, mr. Poisson
de Malvoisin, den toegang tot hun
vertrekken bewaken.
De koning zat tegenover de markie
zin en was bezig twee korven nut
brieven na te lezen, z o juist door een
kamerdienaar binnengebracht. Ze be
vatten de particuliere of privé-briever,
door den directeur der posterijen gr-
sorteerd en doorgezonden. De koning
verbrak de zegels, las ze luide, lachte
of gaf meer of minder pikante opmer
kingen ten beste, die door La Pompa
dour geduldig werden aangehoord,
waarna ze naar de tweede mand vei-
huisden. Ook van haar kant werden
brieven becritiseerd en bespot, en dit
onkiesch vermaak hield den koning
urenlang bezig.
Uit vrees voor diplomatieke compli
caties onthield het „cabinet noil" zich
den koning brieven van buitenlandets
of In vreemde taal te zenden, Deze
ressorteerden onder- het departement
van den hertog van Choiseul of van
den luitenant-generaal van politie, die
hierdoor vaak nuttige en voordetlige
aanwijzingen in handen kregen. Lo-
dewijk XV was toen ongeveer twee-
en-vijftig jaar oud, een gebroken man
door zijn veie uitspattingen, die nimmer
een einde schenen te nemen. Vandaar
de onrust van Mme de Pompadour, dat
zij het voor een jongere favorite zou
moeten afleggen, zooals trouwens kort
geleden bijna was geschied, ten gevolge
van 's konings avontuur met de knappe
Dauphinoise Mile de Romans. Zijn
gelaat was weinig veranderd, koel en
onverstoorbaar als in zijn jeugd, hoe
wel hij zich steeds uiterst beleefd en
voorkomend voor deed. Tocli kon Lo-
dewijk soms in zijn woedende buien
zich menigen krachtterm laten ontval
len en toonde zich dan een monster
achtige egoïst. Hij droeg een soort
jachtbuis, met om zijn hals de „Toison
d'or" en aan een blauw lint het orde-
teeken van den Heiligen Geest
De markiezin had van haar eens zoo
schitterende schoonheid haar mooie
tanden en groote, bruine oogen be
houden, en was nog even gracieus van
houding, doch haar gelaatskleur was
vaal-bleek geworden en haar volle
schouders en hals, door schilders en
dichters vereeuwigd, waren thans vei-
ntagerd en droegen de sporen van den
tijd. Toch was haar repu atie van de
schoonste der schoonen nog ongerept,
met uitzondering dan voer den koning,
haar geneesheer Quesnoy, haar kapper
Dagé en haar lijfspersoneel.
„Ik vind vanmorgen niets bijzenders."
merkte de favorite op, „en gij, Sire?
Ai een kwartier lang hebt ge geen
woord gesproken,"
„Ik heb er thans genoeg van en denk
er over of ik niet beier zou doen op
de hertenjacht te gaan. Ik verwacht
Leroy, mijn jachtmeester, die de traditie
der Bourbons nog het best in eere
weet te houden."
„Een uitstekend idee, Sire. Dat zal
uw zinnen beter verzetten."
De koning stond op en liep met zijn
lichten stap naar de bibliotheek, waar
hij de ruggen der boeken beschouwde.
„Sire, wat mij betreft, ik verwacht
Dagé .en denk daarna de hertogin de
Gramont een bezoek te gaan brengen."
Er werd aan de deur geklopt en
zonder het antwoord af te wachten,
trad de hertog van Ayen, gevolgd door
Leioy, binnen
„Zoo. zijn jullie daar!" rieo Lode-
wijk, terwijl hij zich haastte de bibli
otheek te sluiten.
De hertog d'Ayen scheen iemand te
zijn, die vooruit alles goed vond, wat
men van hem verlangde, een optimist,
doch niet van het snuggerste soort;
correct gekleed en geschoeid, zooals
men van een edelman verwachten kan.
Leroy was een zwijgend opmerker, die
iedereen flink in het gelaat schouwde.
„ik heb de eer madame La marquise te
groeten," sprak de hertog, terwijl Leroy
meer op den achtergrond zwijgend La
Pompadour zijn hulde bewees.
„Hoe is het weer vroeg de koning.
„Uitstekend, Sire," antwoordde de
hertog d'Ayen.
„Nu, dan gaan we... Heb je voor
wild gezorgd, Leroy
„Er zijn herten en reeën en fazanten
tusschen Trianon en Marly, Sire. U zult
bepaald een goede jacht hebben."
Lodewijk kuste de hand van La Pom-«
padcur en girg tooi heen.
(Wordt vervolgd.)