Iet fortuin yan een Fluitist. Nieuws- en Advertentieblad voor Zeeuwsch -Vlaanderen B E li C H T. No. 102. DINSDAG 31 MAAKT 1025. 40e Jaarg. J. C. VINK - Axel. Geïllustreerd Zondagsblad 85 CENT 60 CENT. FEUILLETON. 'f\ -A V<P \e^mj Dit blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond. ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden 75 Centfranco per post 1 Gulden. Afzonderlijke Nos. 5 Cent. DRUKKER-U1TGEVER Bureau Markt C 4. I elef. 56. - Postbus No. 6. ADVERTENT1ËN van 1 tot 5 regels 60 Cent; voor eiken regel meer 12 Cent. Graote letters worden naar plaatsruimte berekend. Advertentiën worden franco ingewacht, uiterlijk tot Dinsdag- en Vriidagvoormiddav 11 ure. cïïaa de abonnées van het (geïllustreerd Zondagsblad Met ingang van 1 APRIL 1925 kost het franco per post per kwartaal en is uitsluitend voor de le zers van de „Axelsche Cou rant'' verkrijgbaar. Voor degenen, wien het Geïllustreerd Zondags blad door onze loopers aan huis wordt bezorgd, wordt de prijs per 3 maanden De Administratie. Binnenland. Nederland en België. Het departement van buiten- landsche zaken in Den Haag deelt o.a. het volgende mede Gelijk bekend, zijn dezen win ter, in aansluiting op de monde linge gedachtenwisseling tusschen de beide ministers van buiten- landsche zaken te Genève, be sprekingen gevoerd over de af wikkeling van de in 1920 ont worpen herziening van de ver dragen van 1839. Die bespre kingen hadden het karakter van een tweede lezing, waarbij enkele punten nog voor zooveel noodig nader onder de oogen zijn gezien en geregeld. Thans is ter zake overeenstemming bereikt. In politiek opzicht bepaalt het te sluiten verdrag zich tot het vastleggen van het vervallen van de bepalingen van het Verdrag van 1839 betreffende de voort- 16) durende onzijdigheid van België en de beperking, dat A»twerp«n uitsluitend een handelshaven mocht zijn. Het vraagstuk van de Wielin gen wordt geheel gelaten zooals het is. Beide regeeringen hand haven, elk voor zich, hare sou- vereiniteitsrechten en het voor behoud, dat zij bij vroegere trac- taten te dien aanzien hebben ge maakt. Door briefwisseling zal dit worden vastgesteld. Het ontw&rp-verdrag draagt overigens een oeconomisch ka rakter. Het huldigt het beginsel, dat de Schelde te allen tijde zal dienen te beantwoorden aan de klimmende eischen van de scheep vaart. Iedere staat zal de kosten van onderhoud, betonning en verlichting van het vaarwater op eigen gebied hebben te dragen. Wanneer in den bestaanden toe stand verbetering wordt gebracht, zal over de vraag, wie de kosten daarvan zal betalen, overleg wor den gepleegd. Een Nederlandsch- Belgische commissie zal, voor zooveel de belangen der scheep vaart betreft, over de Schelde het beheer voeren. Hare besluiten zijn aan de goedkeuring onder worpen van de beide regeeringen, terwijl bij gemis aan overeen stemming een scheidsrechterlijke uitspraak is voorzien, waarbij vertraging wordt voorkomen. Ten aanzien van de scheep vaart op het kanaal Gent—Ter Neuzen wordt een soortgelijk systeem ingevoerd. In aansluiting op vroeger over leg wordt aan België medewer king toegezegd voor den aanleg van een kanaal van Antwerpen naar Ruhrort, voor welk kaHaal van een behoorlijke verbinding met de Maas is voorzien. Even eens wordt medewerking toege zegd voor een eventueel kanaal van Antwerpen naar Mierdijk. De regeling van de kosten van deze kanalen wordt aan nader overleg voorbehouden. Anderzijds verkrijgt Nederland het recht van verbetering van de Zuid-Willemsvaart voor de vaart van schepen van 1000 ton en, desgewenscht, hooger. Daaraan zal zich aansluiten een verbree ding van het kanaal van Luik naar Maastricht en da aanleg van een verbindingskariaal ter hoogte van Maastricht. Bij een regeling met betrekking tot de wateraftappingen uit de Maas, is met de belangen van beide landen rekening gehouden. België stelt zich daarbij verant woordelijk voor de werken, die noodig zullen zijn om te verhin deren, dat Noord-Brabant van het naar België afstroomend wa ter overlast ondervindt. In aan sluiting daaraan is tevens een regeling voorzien betreffende den waterafvoer in het gebied van Dommel, Mark en Roosendaalsche Vliet, waardoor overstroomingen werden voorkomen in de noo- dige werken zullen beide landen bijdragen naar den maatstaf van beider belang. Nu de onderhandelingen met België tot overeenstemming heb bel geleid, is alleen nog eene gedachtenwisseling noodig met de Britsche en de Fransche re geeringen, die bij twee der ver dragen in 1839, welke thans ver vallen, partij waren. Men seint nader uit Brussel Een vertegenwoordiger der Belgische regeering is gisteren naar Londen vertrokken om aldaar de Engelsche regeering met den tekst van de overeen komst tusschen de Belgische en de Nederlandsche regeering in kennis te stellen. In alle kringen begroet men de overeenkomst met groote vreugde. Men is van meening, dat het feit moet worden gevolgd door een daad, die de gevoelens van het Belgische volk weergeeft, hetgeen zou kunnen geschieden door een bezoek van den Koning der Belgen aan Nederland. Van die meening was dezer dagen uit de bladen reeds een weerklank te vernemen. Afachaffing ran de Staatsloter|. Aan het Voorloopig Verslag is het volgende ontleend Verscheidene leden konden de indiening van dit wetsontwerp niet ernstig nemen. Zij achtten de Staatsloterij een onschadelijke instelling, waarvan de afschaffing zeker niet tot beteugeling van den speelhartstocht zou leiden. Het spel, waartoe de Staatsloterij de gelegenheid biedt, is 'n on schuldig genoegen, waardoor niemand wordt geschaad. Hier te spreken van exploitatie van den speelhartstocht van Overheids wege is schromelijk overdreven en een miskenning van het doel der Staatsloterij. De speelharts tocht is er eenmaal, althans bij een groot deel der menschen, en hij wordt door de Staatsloterij niet aangewakkerd. Het nut van deze instelling is juist, dat zij voor hen, die aan de speelzucht toegeven, de ge volgen van die neiging matigt en hen beschermt tegen kwade en oneerlijke praktijken, waarvan de voorbeelden nog in ieders ge heugen liggen. Voor deze prak tijken maakt men de baan vrij, indien de Staatsloterij wordt op geheven. Ten einde de uitbrei ding van particuliere loterijen, die maar al te vaak met zwendel en bedrog gepaard en, ondanks de Loterijwet 1905, in allerlei vormen opkomen en zich weten te handhaven, tegen te gaan, zou volgens sommige leden eenige uitbreiding van de Staatsloterij gewenscht zijn. Anderen, hoewel minder on gunstig in hun oordeel over het wetsontwerp, stemden daarmede toch evenmin in. Ook zij waren van oordeel, dat de Staat niet tot roeping heeft de natuurlijke neiging van den mensch tot ver rijking, voor zoover die zich in spel uit, onder alle omstandig heden tegen te gaan. Daartoe bestaat slechts aan leiding, indien uit die neiging sociale nadeelen voortvloeien. Van de Staatsloterij kan dit niet gezegd worden Opgemerkt werd dat indien men in beginsel tegen alle kans spel bezwaar heeft, de conse quenties van die opvatting vrij ver gaan ook de loting bij de militie kan men dan bezwaarlijk hanhaven. Men achtte ook met het oog op den toestand van 's Rijks schat kist de afschaffing van de Staats loterij welke op den duur tot het prijsgeven van een jaarlijk- sche bate van ruim f 600 000 zal leiden, hoogst ongewenscht. Haar prijs te geven, ter wille van de bezwaren, die bij slecht» een klein deel van de bevolking tegen de Staatsloterij bestaan, is zeer zeker vooral in dezen tijd niet verantwoord. Sommige leden achtten de in diening van dit wetsontwerp ge- zoekt. De veroordeeling van de Staatsloterij vindt geen steun in de volksovertuiging. Sommigen konden den indruk niet van zich afzetten, dat aan de indiening overwegingen, ontleend aan het stadium waarin de tegen woordige parlementaire periode thans verkeert, niet geheelwreemd zijn geweest. Het houden van een loterij is volgens anderen een minderwaar dig bedrijf voor den Staat. Verge lijkingen met andere normen, waarin de speelhartstocht van het publiek zich uit, gaan in dezen niet op. Men zou liever de Staatsloterij aanstonds geheel hebben zien afgeschaft of althans den over gangstermijn aanmerkelijk willen verkorten. De principieele bezwaren van de tegenstanders der Staatsloterij eerbiedigende, en deze niet on derschattend, werd nog opge merkt, indien het om de vraag ging, of tot de instelling der Staatsloterij moet worden over gegaan, zij die vraag waarschijn lijk ontkennend zouden beant woorden. Nu het echter geldt het Insti tuut, dat bij ons volk is ingebur gerd, dat de speelzucht niet aan wakkert, maar blijkens de erva ringen op dit gebied eerder ons volk tegen bedrog en zwendel behoedt, zouden zij het hoogst onvoorzichtig achten, thans dc Staatsloterij af te schaffen. AXELSC I i> üA ;n i COÜRAN Uit het Fransch vertaald. Hij vond het anders beroerd door haar tot bij de Porcherons gevolgd le zijn. Plotseling viel hem echter iets in Hij liep naar Timoléon en fluisterde hem in 'toor: „Ik heb den handschoen van onze buurvrouw opgeraapt. Hier is ie... Er staan kroontjes op. Mis schien kan hij je van dienst zijn, nu Lucile het hoogerop gezocht heeft. 1 k heb mijn tijd gehad Jacqueline, die deze laatste woorden opving, gaf haar vriend een oorveeg. Zij drukte Timoléon de hand en ver langde dat Mathurin hen beiden in een rijtuig huiswaarts zou brengen. „Als Timoléon wil, waarom niet, lieve „Dank jullie wel. Ik ga liever looper." „Het is een heel eind naar je hótel Saint-Quentin en 't is hier niet al te veilig na middernacht." „Ik ben gewapend, waarde vrienden. Daar komt juist een rijtuig aan, dat nog vrij is. Hé, koetsier „Vooruit dan maar," zei Lantara, „goeie nacht en vergeet den handschoen niet." Het rijtuig rolde weg met Mathurin en Jacqueline. Timoléon hoopte Laurent nog in te halen met de bedoeling hem den hand schoen terug te geven. Hij zag dat deze juist den hoek van de rue de l'Arcade insloeg. Laurent liep op zijn gemak, zonder twijfel in de hoop een rijtuig tegen te komen, maar Jacqueline en Lantara schenen op het laatste beslag te heb ben gelegd, dat zich tot in de buurt van den Tambour Royal gewaagd had. Nu was hij wel genoodzaakt te voet te gaan en met 't oog op mogelijke aanranding koos hij het midden van de straat. Het geluid van stappen achter hem scheen Laurent een oogen- blik te verontrusten, doch toen hij bij 't licht van een lantaarn onzen ridder herkende, schonk de gedachte, niet geheel alleen te zijn, hem weder moed. Een troepje half aangeschoten habi- tué's van den Tambour kwamen uit een zijstraat hen tegemoet. Zij zongen luidkeels. Niets stelt een Parijsch burger 's nachts meer gerust dan een dronke mansliedje. Een dronkaard die zingt heeft in den regel geen kwaad in den zin. De dikke Laurent was nu eenmaal de voorzichtigheid in eigen persoon, vandaar dat de tegenwoordigheid van Timoléon en 't dronkemanstroepje hem veroorloofden op z'n gemak na te denken welke gevolgen zijn cabaret- bezoek nog konden hebben. Hij liet zijn gouden ketting, waaraan een horloge van hooge waarde zat, rustig op zijn vest bengelen, zonder het met zijn jas te bedekken. Plotseling staak ten de dronkaards hun brallend gezang en vielen den niets kwaads vermoe denden Laurent van achteren aan. In een oogwenk lag hij door een flinken opstopper in zijn rug op den grond te spartelen en horloge, beurs en mantel werden hem door vaardige vingers afhandig gemaakt. Van uit de verte zag Timoléon wat er gebeurde. Hij aarzelde geen oogenblik, trok zijn degen en snelde toe. In een ommezien had zijn degen den horlogedief door boord en wierp hij zich met een flinken trap den tweeden aanvaller van het lijf, die met een smak tegen de keien bonsde, terwijl de derde er hard met Laurents mantel en steek vandoor ging, doch ze eenige meters verder neer wierp, uit angst misschien toch nog gearresteerd te worden. Ridder Pèbre veegde doodkalm zijn degen af, stak hem in de scheede tn hielp Laurent op de be«n. Nauwelijks van zijn ontroering bekomen, was het eerste werk van den dikken man Timo léon om den hals te vallen en hem aldus als zijn redder en beschermengel te bedanken. „U hebt me 't leven gered, mijn leven gered I" „Ik heb eenvoudig mijn plicht als edelman gedaan," antwoordde Pèbre. Hij hielp hem zijn pruik recht zetten en het stof van zijn kleeren verwijde ren, raapte zijn hcrloge en beurs op, die de dief had laten vallen en trapte met zijn voet tegen de twee lichamen, die dood of halfdeod op de straat lagen. „Laat die rekels maar liggen, daar zal de wacht wel voor zorgen. Ik zal u een eindweegs begeleiden, tot we een veiliger buurt bereikt hebben, tenzij u eerst aangifte wenscht te doen van dezen nachtelijken aan val." „Geen haast I Geen haast! Mijn redder, mijn weldoener! Men heeft daar soms zijn reden voor. Wij komen van een weinig aanbevelenswaardige plaats en ik weet vooruit, dat mijn superieuren mij verwijten zouden maken. Want ik ben kommies, meneer, kommies bij de zoutpacht en het zou me mijn baantje kunnen kos ten.' „Zooals ge wilt, dan maar weer op stap, want we zullen hier wel geen rijtuig meer ontmoeten." „Die schooiers hebben hun terrein wel weten uit te zoeken, maar Gode zij dank, gij waart er ook nog I" „Fatsoenlijke menschen zijn elkander steeds hulp en bijstand verschuldigd." „Zeker, zeker, maar niet ieder is zoo gelukkig als u om een degen te mogen dragen." Toen zij den boulevard naderden, was deze ook reeds geheel verlaten en tot bij de rue Richelieu kwamen zij geen sterveling tegen. Zelfs de café's waren reeds alle gesloten, zoo dat Laurent zijn redder geen hartver sterking kon aanbieden. Parijs sliep Bij den hoek van de rue Nasard, be roemd door '(speelhuis dat daar ge legen was, stond een woning van drie verdiepingen dicht bij de fontein Ri chelieu, op vijftig pas afstand van het huis, waar Molière stierf. Hier hielden zij stil. „Ridder Pèbre, u hebt uw naam genoemd na mij 't leven gered te hebben. Het eene vertrouwen lokt 't andere uit. Weet dan, dat ik mij onder een valsehen naam aan u heb vooi- gesteld, later zal ik u misschien wel eens zeggen waarom, doch in waarheid ben ik en heet ik Agenor Dagé, coiffeur van Mme la marquise de Pompadour. U zoudt mij thans zeer verplichter, den nacht verder onder mijn dak door te brengen. Hier is mijn particuliere woning, mijn huishoudster wist, dat ik laat terug zou komen, zij is dus nog niet te bed," en vóór onze jonge man tijd had om te antwoorden, had Dagé geklopt en werd de deur open gedaan. HOOFDSTUK VIII. Terwijl de huishoudster, juffrouw Thibaude, het bed van de logeerkamer van schoone lakens voorzag, zat ridder Pèbre aan zijn gastheer zijn diverse lotgevallen te vertellen en legde er vooral nadruk op, dat hij tot neg toe vergeefsche moeite had gedaan Mme de Pompadour te spreken te krijgen. De favorite zou dan gemakkelijk van den koning voor hem een betrekking in de Provence weten te krijgen en hierdeor zou hij in staat zijnBabette trouwen. „Zoo, zoo, is dat de bedoeling van uw komat te Parijs. Ja, vriendje, als gij «en vast beroep had gekozen, mi litair, advocaat of kapper, dan zou dit niet zoo bezwaarlijk zijn. Toch wil ik mijn uiterste best voor u doen want, waar ia waar, ge hebt me 't leven gered „We zouden daar niet meer over spreken." „IntegendeelLaten wij er wèl over sprekenOm negen uur moet ik Mme la présidente de Berchères kappen, dan te Chaillot de protegée van een generaal en daarna in de rue Saint- Dominique zijn wettige vrouw. Een kwartier later komt mijn beroemdste klant aan de beurt. Als ik haar over u gespioken heb, kom ik u met mijn koets afhalen om uw zaak op ons gemak verder te besprekenWat de handschoen betreft, ik zou hem in ieder geval bij mij steken, we kunnen nog altijd over leggen, welk voordeel er mee te be halen valt. De bezitster zal wel ver langend zijn te weten waar hij gebleven is, temeer daar zij hem in de „Tambour" verloren heeft. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Axelsche Courant | 1925 | | pagina 1