Iet fortuin m een Fluitist.
Nieuws- en Advertentieblad
voor Zeeuwsch - Vlaanderen.
No. 93.
VRIJDAG 27 FEBRUARI 1925.
40e Jaarg.
J. C. VINK - Axel.
Het Olympisch millioen.
FEUILLETON.
Binnenland.
9
Dit blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond.
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden 75 Centfranco per post 1 Gulden.
Afzonderlijke Nos. 5 Cent.
DRUKKER-U1TGEVER
ADVERTENTIËN van 1 tot 5 regels 60 Centvoor
eiken regel meer 12 Cent. Greote lettars worden naar
plaatsruimte berekend.
Advertentiën worden franco ingewacht, uiterlijk
tot Dinsdag- en Vrijdagvoormiddag 11 ure.
Zooals wel al bekend xal zijn,
heeft Minister de Visser bij de
Tweede Kamer een wetsontwerp
ingediend tot verhooging der
Staatsbegrooting van het dienst
jaar 1925, met een post .Bijdrage
aan het Nederlandsch Olympisch
Comité in de kosten van de voor
bereiding en het doen houden
van de Olympische Spelen in
1928 te Amsterdam f 250.000."
En de bedoeling is voor 1926,
1927 en 1928 telkens weer 7*
millioen aan te vragen. Want de
Regeering is van oordee', dat een
Rijksbijdrage tot de helft van het
totaal der geraamde kosten (2
millioen) .alleszins gerechtvaar
digd" is, zij het dan, dat het
millioen te beschouwen is als een
maximum, dat niet ten volle be
steed behoeft te worden, wanneer
blijkt, dat bijdragen van andere
zijden, waaromtrent tot dusver
nog geen zekerheid bestaat, de
raming der ontvangsten ten goede
zullen komen.
We vermoeden, dat we niet de
eenigen zijn, die van deze on
verwachte royaliteit der Regeering
eenigszins zijn geschrokken.
We zijn er den laatsten tijd zoo
gewoon geraakt aan het passen
op de kleintjes, aan beknibbelen
op alles en nog wat, zelfs aan
ingrijpende bezuiniging op uit
gaven, die hooge en voorname
belangen raken, dat een subsidie-
voorstel van een milioen ver
bijstert.
En het ligt voor de hand, dat
men het als vanzelfsprekend be
schouwt, dat de Redering wel
buitengewoon gewichtige redenen
heeft voor haar onverwachte
mildheid.
De Memorie van Toelichting
ontvouwt die redenen in tal van
voordeden en begint in de eerste
plaats met de mededeeling tus-
schen de regels, als zou er zoo'n
soort van moreele verplichting
bestaan.
.De Regeering acht dit (het
verkenen der subsidie) het ge
stand doen van de in '23 te Rome
8)
gedane toezegging en meent dat
groote belangen bij deze spelen
zijn gemoeid.
De gelegenheid aan breeden
kring geboden om peraooniijk
kennis te nemen van al datgene,
wat met de spelen verband houdt,
het wetenschappelijk bestudeeren
en aan de practijk toetsen van 1e
verschillende methoden van licha
melijke oefening, maar voorname
lijk het deelnemen van een zeer
groot aantal athleten uit alle stan
den der maatschappij aan de
vooroefening en voorbereiding
van al hetgeen met Olympische
Spelen samengaat en verband
houdt, zal in hooge mate het
particulier initiatief bij de beoefe-
ning van de lichamelijke opvoe
ding bevorderen en deze in alge-
meenen zin ten goede komen.
Doch ook met betrekking tot
de kunst beloven de a.s. Olym
pische spelen voor ons land van
een belangrijke beteekenis te wor
den. Bij de herleving der Olym
pische gedachte ging reeds aan
stonds groot» bekoring uit van
het denkbeeld om, evenals in de
oudheid, sport en kunst wederom
te doen samengaan. Door het
samenroepen in ons land van
alle kunstenaars ter wereld, die
voelen voor hernieuwing van het
klassieke huwelijk tusschen sport
en kunst en door een talrijke
deelneming van onze eigen kun
stenaars in de verschillende kunst-
afdeelingen, zullen de Olympische
Spelen op een breeder standpunt
worden geplaatst.
Voorts wordt gewezen op het
te verwachten vreemdelingen'be-
zoek, en op de idiëele winst
door versterking van de banden
met het buitenland.
Met andere woorden dus
dat het voor een land van groote
beteekenis moet worden geacht
in het centrum te staan van de
beweging, die zoo uitgebreid mo
gelijk het geheele gebied der
lichamelijke ontwikkeling bevat
dat het particulier initiatief bij
de beoefening der lichamelijke
opvoeding zal worden bevorderd
dat ook de kunst gediend zal
zijn met de inrichting van een
afzonderlijk kunstpaviljoen
dat de aanwezigheid van dui
zenden vreemdelingen de relaties
van ons land met het buitenland
zal verstevigen en uitbreiden
dat de internationale belang
stelling gedurende de eerste jaren
op Nederland zal worden ge
concentreerd
dat het vreemdelingenverkeer
zal worden bevorderd
dat handel, industrie, spoor,
stoomvaartwezen en hotelwezen
ervan zullen profiteeren
dat idieele winst zal worden
behaald door de versterking van
de banden met het buitenland.
't Is inderdaad niet zoo weinig
En we onderschatten de betee
kenis van al die voordeelen niet.
Maar.... een millioen
Dat is inderdaad ook niet zoo
weinig. En ook de beteekenis
daarvan in dezen tijd willen we
niet onderschatten.
En dan zouden we zoo zeggen,
dat de materiëele voordeelen,
welke voor de particulieren uit
de Olympische spelen zullen
voortvloeien, wel van zoo groote
waarde mogen geacht worden
voor die particulieren zelf, dat
dezen het grootste deel van 't
millioen maar moesten bijeen
brengen in het vaste vertrouwen,
dat zulks wel een voordeelige
geldbelegging zal blijken.
Wat de idiëele voordeelen aan
gaat, er zijn dunkt ons andere
en veel betere middelen om het
aanzien van en de belangstelling
in ons land te verhoogen dan de
Olympische spelen, vooral waar
op wetenschappelijk gebied en
op dat der kunst het aanzien van
ons land den laatsten tijd niet
weinig geleden heeft door wel
wat heel barre zuinigheid (in het
Handelsblad werden dezer dagen
tal van staaltjes opgesomd). En
in het eigen land zijn ook nog
hooge idiëele belangen genoeg
(we noemen, om op het gebied
van Minister De Visser te blijven,
slechts het lager onderwijs), die
gevoelig zijn getroffen door de
bezuiniging en waaraan een mil
lioen, indien dit toch beschikbaar
is, uitmuntend besteed zou zijn.
Dan nog de toezegging van
Regeeringssteun, in 1923 gedaan
Een toezegging dient gestand te
worden gedaan. Evenwel.... uit
niets blijkt dat een millioen is
beloofd. En.... de Regeering kan
geldelijken steun alleen beloven
onder voorbehoud der goedkeu
ring van de Staten-Generaal.
Daarom zou het ons al heel
welletjes lijken als bijvoorbeeld
een subsidie werd verleend van
éénmaal millioen. Daarmede
zou de belofte der Regiering zijn
ingelost en voor de idiëele zijde
van sport «n lichaamsoefening
aardig wat zijn gedaan.
Rest nog de religieus-principi
eel e zijde van de zaak. Hierover
zouden nog kolommen te vullen
zijn. Zonder echter hierin partij
te kiezen, meenen we toch te
mogen voorop stellen, dat juist
in een land, als het onze, geen
reden mag worden gegeven, tot
zooveel ergernis aan andersden
kenden, als deze subsidie geven
zou. Men heeft het wel eens
over misbruik van gelden, die
door allen bijeengezameld worden,
en besteed worden voor zaken,
die door slechts een deel van
het volk worden voorgestaan
We gelooven, dat in dit geval
van zoo'n misbruik sprake is.
Men moet rekening houden met
het karakter van een volk en als
zoodanig zal ons volk niet sym-
pathiseeren met dezen steun. Het
is dan ook niet te verwonderen,
dat reeds nu uit alle deelen van
'ons land stemmen opgaan, die
er op aandringen om het wets
ontwerp te verwerpen.
En ook wij hopen op boven
genoemde gronden, dat de Tweede
Kamer zoo verstandig zal zijn,
om ten aanzien van het Olympisch
millioen tegen de Regeering
„neen" te zeggen, of... dal
Minister de Visser zijn ontwerp
dienaangaande intrekt. Hij kan er
dan op rekenen, dat hij handelt
naar den zin van de overgroote
meerderheid van het Nederland-
sche* volk.
De Koningin en de Prins stel
len voor op den 28en Maart naar
het Loo te vertrekken.
Het jaarlijksch verblijf op het
landhuis Ruygenhoek te Scheve-
ningen, zal dit jaar n 1. niet in de
maand April plaats hebben maar
in de maand Juli na afloop dér
verkiezingen.
D» n. Torkiezingen voor de
Tweede Kamer.
Nu de aanwijzing der candi-
daten voor de R.K. Staatspartij in
de verschillende kiesverenigin
gen nagenoeg beëindigd is, geeft
„Het Centrum" een voorloopig
resultaat. Voor de ongeveer 32
zetels die de R.-K. Staatspartij in
het Parlement heeft werden thans
reeds 156 candidaten gesteld.
Gecandideerd werden alle thans
zittende Kamerleden op één na,
den heer W. J. E. Juten die zich
niet meer herkiesbaar stelde. Be
halve de 31 candidaat-zittende
leden werden 125 „nieuwelingen"
gecandideerd.
Prinses Juliana leert fietsen.
Prinses Juliana leert thans
fietsen. Dezen zomer zal men dus
waarschijnlijk onze Prinses op 't
meest populaire vervoermiddel
tochtjes kunnen zien maken.
D» zomertjjd.
Het bestuur van het Kon.
Nederlandsch Gymnastiek-Ver-
bond schrijft in een adres aan
de Tweede Kamer
dat het behoud van den zomer
tijd dringend noodig woidt geacht
voor de duizenden beoefenaren
van de gymnastiek en sport
dat juist de uren r. a den arbeid
in den zomer bij uitstek geschikt
zijn voor lichamelijke oefening,
en dat bij afschaffing van den
zomertijd een belangrijk deel van
de zoo noodige bevordering van
de lichamelijke ontwikkeling van
het Nederlandsche volk verloren
zal gaan.
Het dagelijksch bestuur van de
Nederl. Handelsreizigersvereeni-
gir.g vraagt in een adres aan den
minister van binnenlandsche za
ke* behoud var. den zomertijd.
AXELSCHE
COURANT
Bureau Markt C 4.
Telef. 56. - Postbus No. 6.
Uit het Fransch vertaald.
De vermaningen van den priester
luidden aldus
„Pas in da eerste plaats op voor
onbekende vrouwen, hoe lief an tege
moetkomend za zich ook mogen voor
doen. Altijd hebben zij de jeugd
strikken weten te spannen. Wees zui
nig met je uitgaven en gedraag je
waardig, zoodat noch je grootvader,
noch je vader, noch ik zich over je
behoeven te schamen. Denk er verder
aan, dat je Babet trouw hebt gezworen
vóór je heenging en dat een edelman
slechts één woord heeft. Zoo ja fluit
spel geen resultaten afwerpt, keer dan
naar ons terug. Wanneer de graaf van
Chaiseul en mijn oude vriendinnen
Hippolyte Clairon en Camargo, bijge
staan door den duivel ik bedoel
Mme de Pempadour ja aan een
goede positie kunnen helpen en zijne
majesteit gunstig voor je weten te
stemmen, heb ik er vrede mee. Doch
slaag je hierin niet, wees dan verstan
dig en zie van verdere illusies af.
Laat je niet verleiden je geluk met het
hazardspel te beproeven of verboden
wegen te betreden, zooals het dorp der
„Porcherons". Vermijd eveneens de
kade van „la Ferraille", gewoonlijk
„ia Vallée" genaamd, want ook daar is
net niet veilig
Zou Mme de Gramatria één van die
onbekende vrouwen zijn, waarvoor zijn
yriend de pastoor hem waarschuwde
Neen, zoo'n veronderstelling zou te
dwaas zijnHaar mooie oogen,
elegante manieren en haar vriendelijk
heid zouden zelfs genade vinden bij
den pastoor
De zware koets bracht hen op een
goeden morgen voor de Chariot d'Or
in de Rue Montorgueil, maar daar de
gravin deze herberg te druk en te
gemengd van publiek vond, namen zij
hun intrek in het hotel du Dauphin,
rue des Orties. Zij lieten zich daar
als neef en nicht inschrijven en het
duurde meer dan twee weken vóór
Timoléon madame de Gramatria door
alle heerlijkheden van Parijs voor
hem zelf ook nog gloednieuw had
rondgeleid. Toen werd haar een brief
ter hand gesteld, welks inh»ud haar
hartelijk deed lachen.
„Wordt uw man ongerust?"
„Zoo is het, schat. Hij heeft mijn
gangen laten nagaan, en dreigt nu mij
te laten opsluiten in het klooster la
Visitation de Forcalquier."
„In een klooster l Dat zal niet ge
beuren." Hij greep naar het gevest
van zijn degen.
„Ridder, je gebaar is onbetaalbaar,
je lijkt wel Lekain in de „Cid." Zij
scheurde den brief aan snippers en
scheen het geheele geval reeds vergeten.
Met verdubbelden lust gingen zij aan
den zwier. De Tuilerieën de Opera,
de Comédie Fran^aise, de Comedie
Italienne, eiken avond wat nieuws en
na afloop werd geregeld gesoupeerd.
In de meeste van die gelegenheden
troffen r zij steeds dezelfde menschen
aan. Eén van de habitués, met een
versleten steek op, een grijspluchen
jas, gescheurde manchetten en zwarte
kousen, was de gangmaker van het
gezelschap. Twee-en-dertig Jaar, maar
oud voor zijn leef'ijd, met scherpe
trekken en levendige gebaren, had hij
overal 't grootste wosrd en niemand
dacht er aan hem dit te betwisten.
Som* nam hij een schetsboek uit zijn
zak, maakte eenige krabbels van zijn
omgeving en voegde er een kwinkslag
aan toe, die het geheele gezelschap
deed schudden van het lachen en onder
luid bravo weerklonk dan „Lantara
Lantara
Timoléon en Lucile vernamen, dat
deze zonderling een schilder van groote
gaven was, een protégé van den graaf
de Caylus. Sommige van zijn land
schappen en carricaturen werden met
honderd daalder* betaald. Simon
Mathurin Lantara woonde aan 't einde
van de rue Sainl-Denis bij een fruit
vrouw Jacqueline, een goedhartig
mensch, dat hem goed verzorgde. Je
zag hem overal en Lucile en Timoléon
maakten spoedig kennis met hem. Op
een avond besloten ze, hoewel Jacque
line er sterk op tegen was, naar een
speelhuis van het Palais-Royal te gaan.
De schilder won een tiental francs,
doch Lucile verloor wel tien Louis,
haar geheele fortuin. Toch beweerde
zij zich er goed geamuseerd te hebben.
Timoléon, die met haan te doen had,
liet dien avond een rol van vijf-en-
twintig Louis op haar tafel achter. Den
volgenden morgen bedankte Lucile hem,
eenigszins beschaamd, met een kus.
„Ik zie dat het tijd wordt naar
Avignon terug te keeren. Maar voor
ik dat doe, moet je me nog eenmaal
naar Ramponaux in de Tambour Royal
meenemen. De schoonste vrouwen van
Parijs gaan daar heen en hooren zich
dan de gekste dingen toeroepen. Het
moet er verbazend leuk toegaan."
Timoléon wist er reeds meer van,
De cabaret van Ramponaux wa* de
trekpiei*ter van het dorp de* Porche
rons, maar zijn vriend de pastoor had
hem er voor gewaarschuwd, daarom
oordeelde hij het v«rstandiger ditmaal
een uitvlucht te verzinnen.
„Lantara wacht mij morgen om mij de
woniig van Mile Clairon te wijzen, voor
wie ik een introductie-brief bij mij heb."
„Verzuim je zaken niet terwille van
mij, dat zou me spijten. Een ander aal
mij wel naar Ramponaux brengen,"
antwoordde zij berustend.
„Wij moeten toch eeamaal scheiden,"
zei Timoléon met iets, dat op vast
beradenheid geleek, want meer en meer
begon hij aan Babet Brunache te den
ken en zich over zijn gedrag te schamen.
Den volgenden dag stapten Timo
léon en Lantara door de sombere rue
des Marois.
„La Clairon zal mij zonder twijfel
herkennen," sprak Lantara. „Ik zal je
aan haar voorsteilen. Frebillon is een
vrouw om mee op te schieten. Ik ge
loof dat zij indertijd van mij een
„Paysan sans^êne" gekocht hee't, die
zeer goed geslaagd was, al zeg ik het
zelf. Doch hier zijn we er," In dit
zelfde hotel had de beroemde actrice
La Champmeslé gewoond, Racine en
Adrienne Lecouvreur waren er gestor
ven en thans werd het door Hippolyte
Clairon bewoond. Bij het slaan met
den klopper verscheen er een oud
vrouwtje, dat de bezoekers erg wan
trouwend opnam. Na het doel van
hun komst te hebben vernomen, zeide
zij„Mlle Clairon woont hier niet meer.
Zij is thans op haar buitengoed te
Issy, Daar gij tot haar vrienden be
hoort, zult ge toch wel weten dat zij
haar afscheidsvoorstelling voorbereidt
en daarvoor nu rust neemt."
Daar Lantar» dien «ergen reeds het
noodige geestelijke vocht verwerkt had
en niet al te vast ter been was, trof
dit bericht hem dermate, dat hij tegen
de deurpost aanbonsde, waarop het
vrouwtje snel de deur sloot en de
heeren onverrichterzake afdropen.
Lucile kwam eerst tegen middernacht
thui*. Zij had in de buurt van Saint
Cleud gesoupeerd cn troostte Timoléon,
dat htt zoo iaat was geworden met
een flinken zoen, terwijl z» hem haar
„fripon de chevalier" noemde.
Timoléon besloot met haar naar
Versailles te gaan, doch daar zijn beur*
geen buitensporigheden meer toeliet,
liet hij de schoone Gramatria in een
café achter en spoedde zich naar het
koninklijk verblijf om thans zijn geluk
bij den hertog van Choiseul te be
proeven.
HOOFDSTUK IV.
Voorzien van den aanbevelingsbrief
van zijn leermeester, verzocht Timo
léon aan één der schildwachten hem
den vleugel te willen aanwijzen, waar
de machtige minister van Oorlog zich
gewoonlijk ophield.
„De rechter, meneer."
Timoléon sloeg rechtsaf en stuitte
op een oud gendarmen-officier, gede
coreerd met het kruis van Saint-Louis,
die voor het schitterend vergulde hek
heen en weer liep.
„Met wien heb ik het genoegen
„Ridder Timoléon Pèbre, kleinzoon
van den koninklijken fluitist."
Een glimlach speelde op het krijgs
haftig gelaat van den officier.
(Wordt vervolgd.)