Iet fortuin m een Fluitist.
Versobering
No. 90.
DINSDAG IT FEBRUARI 1925.
40e Jaarg.
J. C. VINK - Axel.
FEUILLETON.
Dit biad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond.
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden 75 Centfranco per post 1 Gulden^
Afzonderlijke Nos. 5 Cent.
DRUKKER-U1TGEVER
Bureau Markt C 4.
Telef. 56. - Postbus No. 6.
tot 5 regels 60 Cent; voor
Gr»ote letters worden naar
ADVERTENTIËN van 1
eiken regel meer 12 Cent.
plaatsruimte berekend.
Advertentiën worden franco ingewacht, uiterlijk
tot Dinsdag- en Vrijdagvoorrniddag 11 ure.
in den dienst der Posterijen.
De directeur-generaal der pos
terijen en telegrafie heeft den vol
genden brief gericht aan alle
Kamers van Koophandel en Fa
brieken.
Er is gebleken, dat nog veel
vuldig misverstand bestaat om
trent de werking van ^de post
stations ten plattelande en het
vervangen van hulpkantoren door
dergelijke stations. In verband
daarmede kan het zijn nut heb
ben uwe Kamer hierbij een uit
eenzetting te geven van de wer
king dier stations en van-de
voordeden, welke voor het Staats
bedrijf der P. T. T. uit de be
doelde omzetting voortspruiten.
Evenals aan 'r hulpkantoor kan
't publiek aan de stations zegels
en andere postwaarden aanschaf
fen. Men kan er aangeteekende
stukken, postwissels, postpakket
ten, enz. ter verzending afgeven.
In de bestelling wordt als regel
van het naburige hoofd- of hulp
kantoor uit voorzien. Het aantal
openstellingsuren, naar gelang
van het verkeer 13 uur per dag,
is wel is waar meer beperkt dan
van een hulppostkantoordaar
tegenover staat evenwel, dat de
voor de plaats bestemde aange
teekende stukken, postwissels,
enz. ook in de bebouwde kom
ten huize van geadresseerden
worden uitgereikt, resp. uitbe
taald. Rekening houdend met
het geringe aantal handelingenis
het aantal openstellingsuren dan
ook zeer voldoende te achten.
Ik teeken hierbij aan, dat ook
van de hulpkantoren met gering
verkeer de openstellingstijd zal
moeten worden ingeperkt. Het
is in den tegenwoordigen tijd
niet te verantwoorden, dat op
'n ambtenaar gedurende meerdere
uren per dag beslag wordt ge
legd uitsluitend om enkele men-
schen aan het loket te bedienen.
Brengt de omzetting derhalve
voor het publiek geen ongerief
van belang mede, deze biedt wat
den telegraaf- en telefoondienst
5)
aangaat voor de betrokken be
woners zelfs voordeelen. Het
aantal openstellingsuren voor
deze diensten wordt als regel
grooter en wel in zeer vele ge
vallen gelijk aan dat van het kan
toor van aansluiting.
Waar het staatsbedrijf er ern
stig naar streeft door een verso
bering van den dienst te komen,
tot lagere tarieven, komt deze
maatregel ten slotte ten goede
aan allen, die van de diensteji
van dit bedrijf gebruik maken.
Niet uit het oog mag worden
verloren, dat de vervanging van
een hulppostkantoor door een
station een niet onbelangrijk finan
cieel voordeel oplevert. Dit voor
deel kan gemiddeld op f900 a
f 1000 per kantoor per jaar wor
den geschat.
Ik nëem deze gelegenheid te
baat om -u 'tevens in kennis te
stellen met het voornemen, om
bij wijze van proef een 5-tal
kleine hoofdkantoren door bij
kantoren te vervangen. Van dezen
maatregel van internen aard zal
het publiek geen nadeel onder
vinden, hoewel wellicht van per-
soneelszijde ook hiertegen gea
geerd zal worden.
De uitvoering van den kan
toordienst ondergaat geen veran
dering, terwijl er toch een niet
onbelangrijke besparing mede
verkregen zal worden. De chef
van het kantoor zal in meerdere
mate beschikbaar komen voor
het deelnemen aan den kantoor
dienst, hetgeen de dienstuitvoe
ring slechts ten goede kan komen.
Ook de centraliseering op één
hoofdkantoor* van verschillende
werkzaamheden, meer eigenaar
dig tot de beheervoering be-
hoorende en thans verdeeld over
verschillende kantoren, zal be
sparing geven. Voorts zal het
eventueel stichten van nieuwe
kantoorgebouwen op kleine plaat
sen kunnen worden voorkomen
of met minder kosten gepaard
kunnen gaan.
Mocht u over één en ander
verdere inlichtingen wenschen,
dan zqu ik het op prijs stellen,
indien* u mij zulks deed weten.
Een h5ofdambtenaar van het
hoofdbestuur der posterijen en
telegrafie zal dan in een verga
dering uwer Kamer of aan hst
bureau uwer Kamer de zaak
nader 'komen toelichten.
Naar aanleiding hiervan waren
Zaterdag te Temeuzen op de ver- I
gadering van de Kamer van Koop
handel voor Zeeuwsch-Vlaande-
ren aanwezig de heeren A. P. F. j
Duijnstee, Inspecteur der poste- i
rijen en telegrafie in algemeenen
dienst en J. den Heijer, insp. dei-
post. en telegr. te Middelburg.
De heeer Duijnstee zétte in 't
kort uiteen, hoe onze belasting
van 166 millioen in 1913 was
gestegen tot 525 millioen, waarbij
nog een ongeveer evengroot be
drag komt voor provinciale en
gemeentelijke belasting, zoodat
door het Nederlandsche volk een
milliard gulden moet worden op
gebracht aan belasting. Spr. is
van meening, dat de Regeering
wel niet veel tegenstand zal on
dervinden, als zij pogingen aan
wendt om dien buitengewonen
last, waaronder het volk werke
lijk gebukt gaat, eenigszins op
peil te brengen. Daarbij komt
nog. dat de Minister zijn begroo
ting sluitend wilde maken, zoo
dat bij vermindering van belas
ting naar verschillende middelen
is omgezien om tot inkrimping
van de uitgaven te komen. Een
zoo'n middel gold nu ook de
Post. Spr. deelde mede, dat de
Nederlandsche administratie de
duurste was in geheel Europa.
De kosten worden geschat op 9
a 10 millioen gulden, een last
die op den duur niet te dragen
is, zoodat terecht op verminde
ring dier kosten werd aangedron
gen. Spr. kan begrijpen, dat er
onder het personeel verzet is ge
komen, tegen de voorgestelde
veranderingen, doch als men
weet, dat ook op de hooge post-
tarieven wordt gesproken en al
leen een verlaging van de port
van 20 op 15 cent aan het Rijk
een vermindering van IV» mil
lioen gulden zou kosten, dan be
grijpt men, dat het bij den dienst
moet gezocht worden, ofschoon
dat niemand van het personeel
aangenaam kan zijn.
Eenvoudiger exploitatie dus.
Deze zal verkregen worden door
de omzetting van enkele post
kantoren in hulpkantoren en van
hulpkantoren in zgn. stations.
Ofschoon daar heel wat stof is
over opgejaagd, ook door het
publiek, zei spr., dat dit niet zoo
erg is, als het schijnt. De heer
Duijnstee heeft een tweetal Ka
mers van Koophandel bezocht en
deze spraken er na zijn uiteen
zetting hun genoegen uit over de
voorgestelde verandering. Spr.
gelooft dan ook, dat inderdaad het
publiek meer gediend zal zijn
met deze wijziging, dan met
handhaving van de tegenwoor
dige regeling.
Zoo zullen de Stations hoofd
zakelijk dienst doen voor verbe
tering van den telefoon- en tele
graafdienst. Er zal meer gelegen
heid zijn tot telefoneeren, op de
kleine plaatsen, doordat ze meer
uren opengesteld zijn. De ambte
naar, die de telefoon bedient op
een station wordt per gesprek
betaald en kan, omdat het voor
hem een bijzaak is, getrouw aan
zijn haudwerk blijven, als er niet
getelefoneerd wordt.
De hulpkantoren zullen voor
den postdienst korter open zijn.
Dat vindt zijn oorzaak in de sa
larisregeling, welke berust op het
bezoldigingsbesluit. Hoe langer
een kantoor is opengesteld, in
hoe hooger klasse wordt het kan
toer ingedeeld en hoe hooger is
ook het salaris van den Direc
teur. Met de omzetting in een
hulpkantoor kan een directeur ge
mist worden en belast men er
een ambtenaar mee, die dan in
functie blijft. Ze zijn beëe-
digd eu geheimhouding is hun
opgelegd.
Ten opzichte van den postdienst
zal een regeling worden getroffen,
waardoor wissels, aangeteekende
stukken, giro-biljetten enz. aan
huis worden bezorgd en uitbe
taald, zoodat daarvoor de kanto
ren niet meer open behoeven te
„Laat ik je dan omhelzen en je n
blijven. Tot heden was dit tot
een maximum van f 1000, maar
die grens zal worden verhoogd.
De heer Duijnstee kwam alzoo
tot de conclusie, dat de hulpkan
toren zoo niet meer (door het
thuisbezorgen van stukken) dan
toch dezelfde faciliteiten zullen
brengen als de hoofdkantoren, die
voor omzetting in aanmerking
komen.
En wat het platteland betreft,
meende spr., dat dit reeds be
gunstigd is, daar in de steden
reeds lang belangrijke inkrimping
van den dienst plaats had, zoo
dat de bestellingen en buslich
tingen verminderd zijn, zonder dat
men intusschen van ernstige na-
deelen hoort.
Na deze uiteenzetting werd ge
legenheid gegeven tot het stellen
van vragen, waardoor we nog de
volgende bijzonderheden te lioo-
ren kregen.
Opgegeven zullen worden in
Zeeuwsch-Vlaanderen de hulp
kantoren te Oversjag, Retranche-
ment, Ede en Nieuwvliet, terwijl
vermoedelijk de postkantoren te
Axel, Sas van Gent, Sluis en
Aardenburg zullen worden om
gezet in hulpkantoren.
Als regel zullen deze ook tot
half acht 's avonds open blijven.
Later is niet gewenscht in ver
band met mogelijk gevaar voor
diefstal of brand.
Gewezen werd op de schakel,
die de post vormt tusschen han
del en industrie en daarom drong
men aan op voorzichtigheid bij
eventueele bezuiniging, opdat
deze de wijsheid niet bedriegt.
Ook werd de vrees geuit, dat als
de versobering eenmaal zijn be
slag had, de Kamer wellicht weer
spoedig zou staan voor een ver
zoek om uitbreiding van den
dienst. Die vrees werd echter
niet gedeeld door den heer Duijn
stee, daar hij in de vereenvoudi
ging van den dienst absolnat geen
schade voorziet voor handel of
industrie. De hoofdzaak zit hem
in het personeel en dan leveren
de bestaande gebouwen ook nog
eenig bezwaar op, waartegenover
Uit het Fransch vertaald.
Timoléon vergastte zijn oogen aan
het indrukwekkende met groote karak-
ter-letttrs versierde getuigschrift en
bij zichzelf dacht hij nimmer zoo moei
te zullen kunnen schrijven als die
meneer de Mortemart. In zijn onwetend
heid vermoedde hij geensiins dat dit
brevet het werk was van een eenvoudig
calligraaf, die daar minstens drie dagen
aan had besteed eft jaarlijks slechts
een zeshonderd livras verdiende. Hij
Jegde het getuigschrift vol eerbied op
tafel neer «n begon de kast verder na
te snuffelen, in een onverzegelde
envelop vond hij een blauw getint
papier, waarop met bevende hand de
volgende regels waren geschreven
„La flüte mène k tout!... Pius fait
douceur
„Op heden 24 Mei 1778 geeft on-
dergeteekende Clement Pacóme Ari-
stide, ridder de Pèbre, geboren te
Tresguières in Provence, gezond
naar geest en lichaam, bij deze te
kennen ais zijn laatste wil, in de
eerste plaats aan zijn kleinzoon te
vermaken, de trouwe metgezel van
tnijn leven en van mijn roem, Margot-
mon coeur, welk dierbaar instrument
ik aan zijn zorg en liefde toevertrouw,
waarbij hij nooit vergete, dat ze mij
ter hand werd gesteld door koning
Lodewijk, in tegenwoordigheid van
Mme de Maintenau in l'Oeil de Boeuf
te Versailles
Na het lezen van dit epis'el begreep
Timoléon dat er in het leven van een
edelman toch nog andere genoegens
bestaan dan de jacht en wie had kunnen
vermoeden, dat de laatste wensch van
een stervende de zorg voor een muziek
instrument kon uitmaken 1 Daar lag
dus het geschenk des konings voor het
grijpen, de tooveifluit, die zijn groot
vader aan een fortuin geholpen had.
Vol bewondering nam Timoléon het
kostbare voorwerp in zijn handen en
beschouwde hel lang en met groote
piëteit. Hij voelde iets van diezelfde
bewondering als eertijds de talrijke
toehoorders van zijn grootvaders spel.
Hij kon zijn oogen maar niet van het
gewijde instrument afwenden. Hoe had
hij tot nog toe deze groote, imposante
figuur zoo kunnen miskennen. Timo-
léon's eers e werk was het eenige por
tret van Clement van den muur te
nemen en lang en vol eerbied te be
schouwen. Het was een schilderstukje
van Coypel of van Vanloo, fijn van
lijn en afwerking. De fluitist des
konings leefde voor hem met zijn
droomerigen blik, zijn hoog voorhoofd,
zijn sterke kin en de vastberaden
trekken om den mond. zijn zware
handen van boerenzoon, die zijn afkomst
verloochenden, zoodra hij zijn gelief
koosde „Margot-mon-coeur'' aan zijn
mond bracht. Nu begreep Timoléon
plotseling hoe een Marie Anne Camargo
op hem, die haar vader had kunnen
zijn, verliefd was geworden. Hij voelde
hoe hij aan hem zijn thans zoo goed
als verdwenen fortuin te danken had,
evenals zijn titel van ridder en hoe hij
door zijn toedoen zoo lang als een
niets-nutter had kunnen leven en hoe
meer hij hierover nadacht, des te meer
wroeging begon hij te gevoelen en hij
nam zich voor de voetstappen van zijn
grootvader te volgen.
„Vader Brunache heeft gelijk," zei hij
bij zichzelf. „De koning van Frankrijk
kan niet vergeten hebben, dat ik in
rechte lijn afstam van zijn fluitspeler
en als hij over mijn treurigen toestand
zal zijn ingelicht, zal 't minste wat hij
doen kaH, wel zijn, mij een positie aan
het hof te geven. Misschien geeft de
koningin mij wel de hand van een
hofdame, als zij hoort, dat ik nog
vrijgezel ben. De fluit opent alle
deuren, wanneer men haar bespeelt.
Grootvader heeft mij niet voor niets
dien goeden raad gegeven en nu ik I
eenmaal het geluk heb zijn kestbaa:
instrument te bezitten, zal niets mij
weerhouden naar Versailles te gaan
en voor den koning te spelen."
Pastoor van Tresquières werd ter-
stond op de hoogte gebracht van deze
plannen en tegen wat muziek had hij
geen bezwaren.
„Zoudt u nu ook nog een meester
voor mij weten, die mij de eerste lessen
zou kunnen geven
„Niets eenvoudiger dan datIk
had wel liever gewild dat ge de rechts
wetenschap of een andere studie be
oefend had, doch daar ge nu eenmaal
van plan zijt u in het fluitspel te be
kwamen. PiatMeester Isidore Saco-
man, mijn voorleider, is hiervoor de
aangewezen man."
De lessen duurden ongeveer een
jaar. Timoléon werkte hard en werd
weldra een geoefend speler. Toen
kwam het oogenblik, dat zijn vriend
de pastoor tot hem de volgende
woorden richtte: „Een reis naar Parijs
en een verblijf aldaar kosten minstens
tweehonderd pistolen. Ik wil u dat
geld voorschieten."
„U van uw spaarpenningen beroo-
ven Nooit 1"
„Stil, jeugdige vriend. Ik volvoer
slechts den laatsten wil van je moeder.
Die tweehonderd pistolen komen je
van rechtswege toe en motsten je bij
je meerderjarigheid ter hand gesteld
worden. Je bent thans drie-en-twintig
het geld is dus je eigendom."
Inderdaad kwam dit bedrag Timo
léon juist van pas. Op zijn hoogst kan
hij nog twee jaar lang dit leventje van
jagen en lanterfanten volhouden. Wan
neer hij echter terstond op reis ging,
zou meester Simon op zuinige wijze
wellicht aan alle storrfien h;t hoofd
weten te bieden.
Met een gerust geweten aanvaardde
Timoléon zijn tocht naar Frankrijk's
hoofdstad. Hij reisde met de postkoets
van Aix naar Lyon over Salon, Avignon
en Valence en van Lyon per rijtuig
naar Parijs. Wat hem bij de toebe
reidselen voor zijn vertrek nog het
meest verdriet deed, was de droevige
uitdrukking op Babet's lief gezichtje,
want ook zij wist, dat hij binnen
enkele dagen vertrekken zou.
Den volgenden dag ontving Timo
léon drie aanbevelingsbrieven, eigen
handig door den pastoor geschreven.
Ze waren gericht aan den hertog van
Choiseul, aan Mile Camargo en aan
MUe Clairon. Zijn eerste werk was
den goeden pastoor te bedanken en
bij deze gelegenheid stopte zijn oude
leermeester hem de rollen pistolen in
de hand en liet het aan de noodige
raadgevingen niet ontbreken.
„Wanneer denk je nu te vertrekken
„Overmorgen, Woensdag," en bij die
gedachte werden Tiinoléons oogen
vochtig.
maals het beste wenschen. Mocht je
opnieuw tegenspoed ondervinden
'k zeg dit niet om je te ontmoedigen,
doch alles is mogelijk vergeet dan
niet dat miin pastorie steeds voor je
open slaat."
Na het afscheid sloeg Timoléon, nog
geheel onder den indruk, den weg
naar huis in. Toen hij de boerderij
genaderd was, zag hij Babet naar hem
toekomen. De ridder kon zijn ont
roering nauwelijks bedwingen en het
jonge meisje kreeg een kleur, toen zij
ue oogen naar haar meester opsloeg.
Het zonlicht overstroomde haar. De
ruiker rozen, die zij droeg, zag er
nauwelijks frisscher uit dan zij zeh'e.
Hoe verloochenden haar blanke gelaats
kleur, haar goudblonde haren, haar
slanke gestalte en veerkrachtige tred
haar boersche afkomst! Indien de
kleinzoon van den fluitspeler even had
nagedacht, zou hij getroffen zijn door
het toeval van deze ontmoeting, doch
nadenken was nu eenmaal niet Timo-
léon's sterkste zijde, hij liet zich steeds
door de omstandigheden verrassen.
Hij zag alleen hoe ernstig haar oogen
stonden, hoe vastbesloten haar houding
was, zonder over het eigenaardige
hiervan zich ook maar eenigszins te
verwonderen.
Toen zij nu plotseling voor hem
stond, vroeg hij zich af, waarom hij
zijn geluk te Parijs ging beproeven,
terwijl hij het hier voor het grijpen
had. Maar de volgende gedachte kwam
bij hem op: Ik kan echter ook spoedig
terugkeeren, als de koning mij maar
eenmaal kans heeft gegeven mijn positie
te verbeteren.
(Wordt vervolgd.)