Binnenland.
Landbouw.
Tegen slapeloosheid, Overspanning, Gejaagdheid, Prikkelbaarheid en Examenvrees,
gebruikt men de Zenuwstillende en Zenuwsterkende Mijnhardt's Zenuwtabletten
zoodat onreinheid van de omge
ving er uit voortvloeit. Hij acht
binnen de kom geen enkele plaats
geschikt en vindt de Hulstersche
weg, waar ze vroeger stonden,
een veel betere plaats.
De Voorz.Dat mag niet meer
en dat is ook geen terrein van
de gemeente.
Dhr. Dieleman Dan het schiet-
terrein of het concours?
De Voorz Dat kan ook niet,
maar ik zal eens naar een
andere plaats uitzien, ofschoon
dit moeilijk is, want niemand is
op zulke buren gesteld.
c. Dhr. 't Gilde vraagt nog of
het niet wenschelijk is om stap
pen te doen in verband met de
voorgestelde reorganisatie van de
postmen zon adhaesie kunnen
verleenen aan de motie-De Boer,
die daar tegen opkomt.
De Voorz. antwoordt, dat B.
en W. met die zaak bekend zijn
en daarover ook is gecorrespon
deerd. Er is gevraagd om me-
dedeeling te doen, als ook ten
opzichte van Axel plannen be
stonden om den dienst in te
krimpen. Mocht dit zoo zijn,
dan kunnen we stappen doen om
dat tegen te gaan.
d. Dhr. 't Gilde wenscht nog
eens te spreken over de rechts
positie van een paar menschen
van de gasfabriek, die nog altijd
als los werkman beschouwd
worden. Er is wel eenige ver
betering gekomen, maar niet vol
doende. Hoe komt het toch, dat
die menschen geen vaste aan
stelling krijgen Ze zijn schrij
vend achtergesteld bij hun kame
raads, dat kon toch anders
Spr. wil die vraag ook schrifte
lijk indienen, als het noodig is.
De Voorz. noemt het spijtig,
dat die vraag hier in de raads
vergadering wordt gedaan. U is
lid van den Raad en weet dus,
dat dit een zaak voor de gas-
commissle is en daarom had U
beter gedaan U tot die commis
sie te wenden. Spr. gelooft niet,
dat het in het belang is van die
menschen, voor wien men op
komt, dat dergelijke kwesties in
het publiek behandeld worden.
Het gebeurt ook wel eens, dat
er vragen gesteld worden om het
publiek te believen en spr. weet
niet. hoe U daar voor staat, maar
wil toch opmerken, dat het be
kend is, dat een raadslid bij de
commissie alle inlichtingen kan
krijgen, die hij wemcht.
Dhr. -'t Gilde Ik meen het
recht te hebben, om hier vragen
te stellen, als ik het in het alge
meen belang acht en wensch dat
recht in geen geval beknot te
zien. En als U, mijnheer de Voor
zitter, insinueert, dat ik door die
vragen gebaar maak voor de pu
blieke tribune, dan protesteer ik
daar ten sterkste tegen. U hebt
zelf onlangs een man van de
cokesfabriek te Sluikil gehaald,
onder belofte, dat hij vast aan
gesteld zou worden.
De Voorz.Als u zegt, dat ik
dat beloofd zou hebben, dan eisch
ik, dat U die woorden intrekt.
Dhr. 'tGilde: Ik zeg niet, dat
U het beloofd heb, maar dat het
beloofd is en daarom trek ik
niets terug van hetgeen ik ge
zegd heb, en zal ook niet rusten
voor hierin verandering komt en
de kwestie in het volle licht
plaatsen.
De Voorz. verwacht, dat dit
dan zal geschieden in den goe
den vorm. U is toch Raadslid.
Dhr. 't Gilde zal daarnaar stre
ven, maar dan moet U mij niet
behandelen, als zooeven. Ik zit
hier voor de belangen van de
gemeente en daar behooren ook
bij de arbeiders, voor wien ik
opkom.
e. Dhr. Van de Casteel wijst
op het gebrek aan een vuilnisbak
op Kijkuit. De menschen is door
den Dijkgraaf, den heer P. Vael,
aangezegd, dat zij het vuil niet
meer in de slooten mogen wer
pen, en nu weten zij er geen
weg mee.
De Voorz. zal er naar infor-
jneeren.
Dhr. Weijns Als we dien weg
opgaan, zal Spui ook gauw
komen.
De VoorzJa, maar ik heb
nog niets toegezegd.
f. Dhr. Dieleman vraagt of
de commissie voor de werkloos
heid nog bestaat. Is zij niet ont
bonden dan is zij toch ook niet
in actie en waar er nog al werk
loosheid is en we nog voor een
paar kwade maanden staan, zag
hij gaarne, dat die commissie haar
werk weer hervatte.
De Voorz. had juist het plan
om die commissie aan het eind
der week op te roepen, om te
bespreken, wat er te doen is.
Dhr. Dieleman wijst op
enkele boomen in den Buthpolder,
die vlak voor de woningen staan
en gevaar opleveren. Zou het
niet gewenscht zijn om het pol
derbestuur te verzoeken die boo
men op te ruimen
De Voorz. zal er indien noodig
het polderbestuur op wijzen.
h. Dhr. Dieleman zal niet in
gaan op de discussie tusschen
den Voorz. en dhr.'t Gilde, maar
toch moet hij ook zeggen, dat de
gegevens omtrent de werkzaam
heden van de gascommissie zeer
vaag zijn.
Voorz.Ik zou niet weten, wat
nog mede te deelen. We krijgen
rekeningen, rapporten en versla
gen. Wat is er meer
Dhr. DielemanEr is toch pas
een gewichtig besluit genomen
en we hooren niets omtrent de
uitvoering. Spr. heeft den indruk,
dat de verhouding tusschen het
Dag. Bestuur en de gascommis
sie niet goed is, althans blijft
alles zooveel mogelijk geheim.
De Voorz. zegt, dat die ver
houding niets te wenschen over
laat en had gaarne, dat de be
trokken heeren die hier zitten,
zulks bevestigden. En wat de
gascommissie betreft, deze is zeer.
actief.
Dhr. Oggel kan dat volkomen
onderschrijven en wat het besluit
betreft, waar dhr. Dieleman op
doelt, hierover is geschreven aan
het gemeentebestuur van Terneu-
zen en het antwoord wachten we
nog af. Er is dus nog niets over
mede te deelen.
Dhr. Dieleman Nu hooren we
toch wat. Spr twijfelt niet aan
den ijver der heeren, en wil ook
geen verwijt maken, maar vindt
alleen maar, dat er van hun werk
zoo weinig naar buiten komt.
Alleen als de feiten er zijn wor
den ze medegedeeld, zonder dat
de raad er vooraf iets van weet.
Dhr. Oggel zegt, dat toch ver
wacht kan worden, dat de door
den Raad genomen besluiten uit
gevoerd worden. En wat het
werk der gascommissie betreft,
dat gaat zóó. Zij houdt verga
dering onder voorzitterschap van
den burgemeester en als er ge
wichtige zaken zijn, dan worden
ze behandeld door B. en W. en
in bijzondere gevallen komen ze
ook in den Raad, ofschoon de
Raad in de gascommissie verte
genwoordigd is. En als er niets
gebeurt, is er ook niets mede te
deelen.
Dhr. Dieleman zal er niet ver
der op ingaan, doch blijft er bij,
dat de Raad slechts zeer spora
disch iets van de gascommissie
hoort.
Dhr. J. de Feijter vindt, dat als
men er zoo over denkt, men dan
beter de gascommissie kon op
doeken, dan komt alles in den
Raad. Of dit echter in het be
lang der fabriek zou zijn, is een
tweede vraag. Het gaat toch niet
op, om eike benoeming of ont
slag van een werkman van de
fabriek in den Raad te behande
len Misschien was het ook
beter, om ieder jaar een andere
commissie te benoemen, dan
kwam vanzelf de geheele Raad
aan de beurt, om een kijkje te
nemen in het werk der commis
sie en de fabriek, maar ook dat
acht spr. niet in het belang om
dat het goed is eenige routine
te hebben.
Wat de vraag van 't Gilde be
treft, die behoeft niet schriftelijk
ingediend te warden, want hij
verwacht, dat ook ongevraagd
over die kwestie in de eerstvol
gende vergadering wel rapport
uitgebracht zal worden, maar het
gaat over geschoold personeel en
dat is men maar niet in een paar
maanden.
Dhr. 't Gilde Het is een be
kwame fitter een een harde wer
ker. Wie 50 M. leiding legt op
een dag, kan men wel als ijverig
beschouwen.
Dhr. j. de Feijter zal over die
menschen niet spreken, die brengt
hij niet in 't geding, 't Gaat over
de regeling.
De Voorz. herhaalt, dat men
die zaken niet tot in alle klei
nigheden in den Raad moet be
handelen. Dat is niet in het be
lang van een goede oplossing.
Er zijn zaken, die wel en die niet
in het openbaar moeten behan
deld worden.
Dhr. Dieleman herhaalt, dat hij
niet twijfelt aan den ijver en het
beleid der gascommissie, maar
dat er te weinig openbaarheid
aan wordt gegeven. Men hoort
soms van buiten af rare dingen
vertellen.
De Voorz.: Juist, dat is het.
Men komt vertellen en in plaats
dan te informeeren, waar het be
hoort, gaat men ook vertellen en
als men een nauwkeurig onder
zoek instelde, zou men niet die
onaangenaamheden en harde
woorden in den raad spreken.
Dat is een gevolg van verkeerde
inlichtingen en daar moet men
elkander niet hard om vallen.
I. Dhr. P. de Feijter infor
meert nog naar de stoep bij de
pomp in de Emmastraat.
De Voorz. zegt, dat gewacht
wordt op de straatkeien.
Hierna worden de deuren ge
sloten voor geheime zitting.
Nadat de openbare zitting weer
heropend is, deelt de Voorz.
mede, dat de aanslag van L. van
Cadsand in zake schoolgeld, ver
nietigd zal worden.
Hierna sluit de Voorz. de ver
gadering met dankzegging.
Ziekte- en ongevallenwet 192i.
Bij de Tweede Kamer is inge
diend het ontwerp Ziekte- en On
gevallenwet 1925.
Het ontwerp vertoont de vol
gende hoofdlijnen.
Onder de verplichte Ziekte-en
Ongevallen-verzekering zullen
vallen allen, die in loondienst
arbeid verrichten. Een loongrens
waarboven de verzekering is uit
gesloten, is niet gesteld. Alleen
wordt het dagloon, waarvoor gel
delijke schadeloosstelling wordt
toegekend, gebonden aan een
maximum van 8 gulden.
De arbeiders zullen ingevolge
het ontwerp verzekerd zijn tegen
geldelijke gevolgen van ziekte en
ongeval door het enkele feit van
hun loondienst. Ook de ver
plichte ziekteverzekering zal een
collectief karakter krijgen.
De verzekering der arbeiders
is losgemaakt van den aard van
hun werk. Evenmin onderscheidt
het wetsontwerp naar den werk
gever, in wiens dienst wordt ge
arbeid. De voorgedragen rege
ling geeft den lossen arbeider,
die aannemelijk weet te maken,
dat hij geregeld loonarbeid pleegt
te verrichten, aanspraak op zie
kengeld onder zekere voorwaar
den.
Het ontwerp voorziet in de
mogelijkheid om personen in
dienst van werkgevers, als de
bovengenoemde, van de ver
plichte ziekten, verzekering te
doen uitsluiten, indien de werk
gever bij verordening of regle
ment op voldoende wijze voor
zieningen heeft getroffen voor het
geval van ziekte der bij hem in
dienst zijnde arbeiders.
De verzekering zal, zooals het
door den wetgever gedachte nor
male geval is, door de bedrijfs-
vereenigingen worden uitgevoerd.
Een afdeeling kan worden in
gesteld, uitsluitend voor de ar
beiders, in dienst van denzelfden
wergever. De bedoeling van dit
voorschrift is, het voortbestaan
mogelijk te maken van aan be
staande ondernemingen verbon
den ziektekassen.
Als aanvallende organen tre
den bij de uitvoering der verze
kering op de Rijksverzekerings
bank en de Raden van Arbeid.
De kosten der verzekering wor
den gedragen door werkgevers.
Voor zoover deze niet lid zijn van
de bedrijfsvereeniging, zullen zij
aan de hand van door hen aan
te houden loonlijsten de voor
beide verzekeringen verschuldig
de premie halfjaarlijks hebben
te betalen in den vorm van een
vast te stellen percentage van
het door hen uitbetaalde loon.
De bepalingen betreffende de
uitkeeringen en schadeloosstellin
gen krachtens elk der beide ver
zekeringen, zijn zoo goed als
ongewijzigd uit de Ziektewet en
en de Ongevallenwet overgeno
men, terwijl ook overigens zoo
veel mogelijk aansluiting is ge
zocht bij den inhoud dier wetten.
Over de kosten van de verze
kering wordt nog medegedeeld,
dat een doorsnedepremie van
ruim 2 pCt. van het uitbetaalde
loon, naar de Regesring verwacht,
voldoende zal zijn om de kosten
der ziekteverzekering, met inbe
grip der administratiekosten, te
dekken. Daarbij moet echter in
het oog worden gehouden, zegt
de memorie van toelichting, dat
deze verzekering niet geheel
nieuwe lasten op het bedrijfs
leven zal leggen. Reeds thans
ontvangen immers een 600.000
arbeiders bij ziekte uitkeering,
in welker kosten de werkgevers
een grooter of geringer deel rae-
dedragen.
Het ligt in de bedoeling om
na aanseming van dit wetsont
werp door de Staten-Generaal
zoo spoedig mogelijk de indie
ning te bevorderen van verdere
wetsontwerpen tot doorvoering
van herzieningsbeginselen.
Aan de Memorie van Antwoord
op het voorloopig verslag der
Tweede Kamer betreffende het
wetsontwerp, houdende regeling
der Ziekteverzorging wordt het
volgende ontleend
In verband met de moeilijke
tijdsomstandigheden, deelt de Mi
nister mede, kan het ontwerp
niet in zijn oorspronkelijken op
zet worden gehandhaafd. Het
ontwerp beoogde aangemoedigde
„self-help". Aan dien steun kan
echter onder de tegenwoordige
omstandigheden niet worden ge
dacht, zoodat alle voorschriften,
welke op den Staat ten behoeve
van de ziekenverzorging geldelijke
lasten legden, uit het ontwerp
moesten worden gelicht. Het
ontwerp is daarom omgewerkt
tot een regeling van de eischen,
waaraan, naar de meening van den
Minister, een goed ingerieht zie
kenfonds, dat bestemd is te voor
zien in de geneeskundige ver
zorging van arbeiders en met
dezen maatschappelijk gelijk ston
den, behoort te voldoen en sluit
zich derhalve in dit gewijzigde
karakter aan bij de regeling der
bestaande Ziektewet.
Aan een afzonderlijke regeling
wordt ook thans de voorkeur ge
geven boven het opnemen dier
regeling in de Ziektewet In de
eerste plaats daarom, wijl het
ziekenfondswezen niet uitsluitend
is een arbeidersbelang, doch ook
een belang van de maatschappe
lijk met arbeiders gelijkstaande
groepen onzer samenleving (kleine
zelfstandigen).
Ce Ltidsche Iloogcschool.
Aan den vooravond van den
350-sten verjaardag van de Leid-
sche Hoogeschool was reeds de
feeststemming gekomen. In de
hoofdstraten wapperden de vlag
gen.
De studenten hebben een rijjool
gehad. Voorafgegaan door muzi
kanten trokken eenige wagens met
gemaskerde personen door de
stad. En zoo werd het publiek
er aan herinnerd, dat de voor
Leiden zoo belangrijke herden
kingsdag naderde, die met het oog
op den Zondag, gisteren werd ge
vierd.
Zaterdag is de tentoonstelling
in het Stedelijk Museum geo
pend.
Gisteren werd in de Pieterskerk
het feit herdacht. De feestrede
werd uitgesproken door Prof. A.
J. Blok. Aanwezig waren de
Koningin en Koningin-Moeder,,
Prins Hendrik en Prinses Juliana, 1
de Minister van Onderwijs, K. en
W., meerdere Ministers en een
aantal hooggeplaatste burgerlijke
en militaire autoriteiten.
Na het eindigen der redevoering
werd overgegaan tot de plechtig
heid der bevordering tot het eere
doctoraat in de rechtswetenschap
van H. M. de Koningin.
Dit eeredoctoraat wordt slechts
verleend aan hen, wien dit om
hun verdiensten toekomt. Zooda
nige verdiensten heeft de Senaat
bij Hare Majesteit aanwezig ge
acht op het gebied van het recht.
H. M. de Koningin beantwoord
de in 't kort de toespraak van
den rector.
Zelden zoo ooit, zoo zei H.M.,
is het voorgekomen, dat de lot
gevallen eener Universiteit van af
haar ontstaan, met die van het
volk, dat in haar luister deelt,
zoo zijn samengeloopen als die
van Leiden en Nederland.
Uit heldenstrijd geboren te
samen met het gemeenebest groot
geworden, maar ook van gevaren
en tegenspoed trouw en onver
vaard haar deel gedragen, blijft
haar naam verbonden aan het
beste wat onze stam vermag te
geven. Dit en de woorden waar
mede U haar hebt bekleed geeft
aan deze zoo hoogeonderscheiding
voor mij een bijzondere waarde.
Afdeeling Axel Z. L, M.
Onder voorzitterschap van den
heer Ph. J. van Dixhoorn werd
Zaterdag jl. op de bovenzaal bij
de wed. Gilijamse algemeene
vergadering gehouden door boven
genoemde vereeniging.
De voorz. riep den aanwezigen
het welkom toe en hoopte, dat
1925 een jaar van vruchtbaarheid
zal zijn voor den landbouw in
't algemeen, van bloei ook voor
de vereeniging en van voorspoed
en gezondheid voor de leden
met hun gezin. De secretaris is
wegens ongesteldheid afwezig;
spr. roept ook hem een spoedig
herstel toe. Nog een jaar verder
en de afdeeling staat voor de
tentoonstelling. Moge deze even
schitterend slagen als in 1910.
We kunrun gerust zeggen, dat
sedert wel enkele tentoonstellin
gen die van Axel konden evenaren,
maar nog nooit is ze overtroffen.
Waar de afdeeling in 1926 een
jubeljaar heeft (20-jarig bestaan)
daar verwacht spr. algemeene
samenwerking voor die tentoon
stelling.
Na voorlezing der notulen door
dhr. K. J. de Putter Jz. bracht
deze ook het jaarverslag uit,
zooals dit door den secretaris
was ingeschreven. Er bleek uit,
dat de toestand in den landbouw
vooruitgaande is, en al worden
geen grove winsten meer gemaakt,
toch is ook de malaise voorbij.
Vlas, aardappelen en bieten zijn
duur verkocht, maar ook de
materialen zijn nog duur, want
de ambachtslieden handhaven nog
steeds hooge prijzen voor hun
werk. Ook de lasten zijn nog
zwaar en als ZExc. Minister Colijn
een hoop van die belastingen
intrekt, dan zal de landbouw hem
dankbaar zijn.
De regentijd heeft ongunstig
gewerkt op de granen, zoodat de
kwaliteit te lijden hadtoch zijn
de prijzen nog behoorlijk. Ook
voor fokpaarden werden door de
liefhebbers weer mooie prijzen
besteed, dat is veel verbeterd.
De veeprijzen zijn goed. Ziekten
kwamen niet voor. Hier en daar
wel mond- en klauwzeer, doch
dat was niet van ernstigen aard,
ofschoon de dieren er altijd onder
lijden.
De landbouw past zich meer
en meer aan den modernen tijd,