Iet fortuin yan een Fluitist,
Nieuws- en Advertentieblad
voor Zeeuwsch - Vlaanderen.
No. 86.
DINSDAG 3 FEBRUARI 1925.
40e Jaarg.
J. C. VINK - Axel.
Buitenland.
FEUILLETON.
Binnenland.
Dit blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond.
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden 75 Centfranco per post 1 Gulden.
Afzonderlijke Nos. 5 Cent.
DRUKKER-U1TGEVER
Bureau Markt C 4.
Telef. 56. - Postbus No. 6.
tot 5 regels 60 Centvoor
Gr»ote letters worden naar
ADVERTENT1ËN' van 1
eiken regel meer 12 Cent.
plaatsruimte berekend.
Advertentiën worden franco ingewacht, uiterlijk
tot Dinsdag- en Vrijdagvoormiddag 11 ure.
Het Dawes-plan.
Er is thans meer dan ooit
reden om een terugblik te wer
pen op het onmiddellijk verleden,
aldus schrijft Herman Vos in „De
Schelde", en hij vervolgtIndien
niet alle teekenen bedriegen, dan
is er met 1924 een periode afge
sloten, vol van politieke en eco
nomische vergissingen. De na-
oorlogsche verwarring is nog wel
niet volledig geweken, maar de
grondslag is toch gelegd voor een
nieuwe economische ordening in
Europa. Het Dawes-rapport, dat
30 Aug. 1924 te Londen is aan
vaard als regeling van het her
stel, heeft wel degelijk een groote
beteekenis, meer nog door wat
er implicite werd in erkend, dan
door hetgeen er uitdrukkelijk
werd in uitgesproken.
Er zijn een paar funeste para
doxen, die de geheel na-oorlog-
sche politiek hebben bedorven
en minstens een van die ver
keerde opvattingen is door het
plan van deskundigen voorgoed
uitgeschakeld. Zoozeer het ver
keerd was, te meenen, dat de
schuld voor het uitbreken van
den oorlog aan één zijde van de
oorlogvoerenden lag er is nu
haast geen levend Geschiedschrij
ver meer, die deze meening ver
dedigt evenzeer was het ver
keerd, te denken, dat de econo
mische gevolgen van de wereld-
catastrophe konden worden afge
wenteld, uitsluitend op één der
partijen. Daarvoor was de on
derlinge economische afhankelijk-
keid van West-Europa, met zijn
groote bevolkingsdichtheid en
zijn samengeweven net van pro
ductiekrachten en bedrijven, veel
te innig. Het is de tragedie van
de Westersche Geschiedenis, dat
waar de volken voor hun wel
vaart zoozeer op elkander zijn
aangewezen, zij het toch moge
lijk vinden om in hun kring ver
nietigende tegenstellingen culmi-
neerend in oorlog en vernieling,
te ontwikkelen. Nog is men niet
zóó ver doorgedrongen tot het
juiste inzicht in de economische
dingen om te erkennen dat over
winnaars zoowel als overwon
nenen gedeeltelijk moeten opko
men voor den faillieten boedel
van den oorlog. Het is nochtans
een verheugend verschijnsel, dat
dienaren der wetenschap de
wachters blijken te zijn van de
zuivere waarheid, die zich niet
laat vertroebelen door politieken
hartstocht, wat John M. Keynes
beweerde, namelijk, dat het her- j
stel-vraagstuk, zooals het werd
gesteld door het Poincaristisch I
bewind een onmogelijk probleem j
is, en dat men, zal Duitschland J
voor een merkelijke schadever
goeding opkomen, den economi-
schen bloei van dit land niet
enkel in de rekening moet aan
vaarden, maar zelfs op meer dan
normale wijze zal moeten bevor
deren, is ten slotte het theore
tische uitgangspunt geworden van
het Dawes-rapport.
Neemt men aan, wat nog zal
blijken wanneer het moratorium
zal verstreken zijn, dat bij de
huidige ineenvlechting van de
afzonderlijke volkshuishouding in
de wereld-economie, het onmo
gelijk is, jaar na jaar in zóó aan
zienlijke mate als werd vastge
steld, geld over te dragen zonder
te gelijker tijd den economischen
samenhang der wereld te ont
wrichten iets dat vele econo
misten van naam den staatslieden
meer en meer voor oogen hou
den dan moet men zelfs toe
geven, dat het Dawes-plan meer
in het voordeel va» Duitschland
zal werken dan in dat van zijn
schuldeischers. Feitelijk is men
het eens geworden om Duitsch
land op de eerste plaats op de
been te helpen, terwijl de innings
mogelijkheid van de uitgestelde
vorderingen nadien volledig zal
kunnen worden getoetst. Het is
de tweede paradox, die men laat
hoorenhet is niet doenlijk,
Duitschland economisch te fnui
ken en te gelijk het te doen be
talen. Of men ook de eerste zal
moeten herroepen en het onmo
gelijk zal zijn de Duitsche eco
nomie in zóó hooge mate als
1)
I.
wordt voorgespiegeld, te belasten,
zullen wij over een paar jaar
weten.
Dat er zekere fundeering van
de oorlogsschulden en dit
niet alleen voor Duitschland te
genover zijn overwinnaars
noodig zal zijn, lijdt voor nuch
tere waarnemers geen twijfel.
Heeft niet Edwin R. Seligman,
de Amerik. economist, een der
grootste specialisten van het fi
nanciewezen, die de huishouding
en de financieele organisatie der
Europeesche en Amerikaansche
Staten kent als geen tweede, aan
Hoover verklaard, dat „de inter-
gealliecrde schulden niet betaald
zouden kunnen worden, en in
dien zij werden betaald, dit den
schuldeischers meer schade zou
berokkenen dan aan de schulde
naars" Evenals de stabilisee
ring van den wisselkoers op een
vóór den oorlog ongekend peil,
zou een dergelijke fundeering
van de oorlogschulden, waartoe
men toch eenmaal zal moeten
komen, niet anders zijn dan een
registratie der schadeposten,
welke voortvloeiden uit het vier
jaren aanhoudende, ontzettende
improductieve verbruik der leger
massa's.
Hoe eerder men deze waarheid
zal inzien, des te spoediger zal
de koortsachtige oorlogs-psycho-
se, waarvan de symptomen nog
steeds merkbaar blijven, verdwij
nen. Het nu afgeloopen jaar
heeft ons door het Dawes-plan
afgeholpen van eenige waanvoor
stellingen, die het geestelijke her
stel, meer nog dan het economi
sche, in den weg stonden. Het
was overigens hoog tijd. Gros-
mann, de vertegenwoordiger van
de Duitsche arbeiders, sprak
meer dan waarschijnlijk de let
terlijke waarheid, toen hij vóór
de experts dezen noodkreet
slaakte „de Duitsche arbeidende
klasse zal geen tweede periode
van inflatie meer te boven komen.
Zij moet een beroep doen op de
wereld voor een stabiel geldwe
zen, dat het huw mogelijk zal
maken, met hun loonen iets te
koopen, zelfs vier weken nadat
zij hun loon hebben ontvangen."
Nu mag men nog zooveel af
geven op het voorloopige karak
ter van de regeering te Londen,
zij zal een beslissende étappe
blijven op den weg naar de eco
nomische herziening van het Ver
drag van Versailles.
Geen andere gebeurtenis in
het afgeloopen jaar heeft zóó
veel beteekenis gehad, als de
aanvaarding van het Dawes-rap
port, tenzij, misschien de neder
laag van het nationale bloc in
Frankrijk, die een eerste onmis
kenbare aanduiding was van de
veranderde geestesgesteldheid in
Europa. Tegenover het protocol
van Genève, waarin men graag
een politieke tegenhanger van
het economische verdrag der des
kundigen wil zien, kan men niet
anders dan sceptisch blijven.
Niet alleen is het nog niet van
kracht, maar met het nieuwe
conservatieve Kabinet te Londen
zijn de kansen van toepassing
veel geringer geworden. Wie
een zelfde reserve maakt voor
de politieke ordening in Europa,
in het leven geroepen door het
Verdrag van Versailles, als voor
economische, zal minder geest
drift hebben voor een statuut, dat
deze ordening voorgoed wil be
zegelen met kracht van interna-
tionaal-juridisch gewijsde.
De Nederl. Bond van Christ.-
Prot. post-, telegraaf- en telefoon
personeel Door Plicht tot Recht,
tellende ongeveer 1300 leden,
heeft zich afgescheiden van het
Crist. Nat. Vakverbond. Daaren
tegen is de Nat Bond van Christ,
verzekeringsagenten met 60 leden
tot dat verbond toegetreden.
Aan een groot aantal ouder
commissies heeft het Centraal
genootschap voor kinderherstel-
lings en vacantiekolonies het
verzoek gericht, de uitzending
van zwakke kinderen met kracht
te bevorderen of waar nog geen
afdeeling is van het centraal ge
nootschap, het initiatief te nemen
tot de oprichting van zoo'n af
deeling.
Een zelfde verzoek is gericht
aan Groene en Witte Kruisafdee-
ingen en aan wijkverpleegsters
en enquêtrices.
Het centraal genootschap, dat
reeds 285 afdeelingen bezit, wil
zooveel als mogelijk is in elke
gemeente van ons land een uit
zendende vereeniging vestigen.
Het nienwe herstellingsoord te
Nunspeet van het genootschap
zal over enkele maanden in ge
bruik genomen kunnen worden.
De koloniehuizen van het Cen
traal Genootschap Huis Heelsum
te Heelsum en Zwartendijk te Eg-
mond aan Zee zijn resp. 22 en 29
dezer na een rust van enkele
weken weder geopend met 36 en
92 kinderen.
De stemplicht.
Naar wij vernemen is eerst-*
daags de indiening bij de Tweede
Kamer te verwachten van een
wetsontwerp nopens den stem
plicht.
HuldigiBg Xed.-Indië vliegers.
Z.K.H. de Prins heeft het be
schermheerschap aanvaard van
het Nationaal Sportcomité tot hul
diging van de deelnemers aan
den vliegtocht Nederland—Indië
in 1924, bij hun terugkomst hier
te lande.
De reorganisatie der P.T.T.
Naar het „Vad." verneemt,
heeft het hoofdbestuur der Poste
rijen en Telegrafie telegrafisch
het personeel der kantoren ver
boden, gesprekken te voeren
over de voorgestelde reorganisa
tie van den dienst.
Afschaffing van den Zomertijd
Naar wij vernemen, is thans
binnenkort te verwachten de in
diening bij de Tweede Kamer van
een wetsontwerp inzake den Zo
mertijd. Naar het Corresp. Bureau
van welingelichte zijde vernomen
heeft, zou het in de bedoeling der
regeering liggen voor te stellen
den Zomertijd af te schaffen.
(Wordt vervolgd.)
AXELSCHE 1 COURANT.
Uit het Fransch
van
TANAIDE MARTEL.
In haar hötel aan de rue Belle-
Chasse zat de schoone markiezin de
Prie met den hertog van Bourbon,
eersten minister van Frankrijk, en
mesiire Hercule de Fleury, bisschop
van Fréjus, aan een welvoorziene tafel.
Toen de koffie geserveerd werd. hadden
zij juist besloten de infante Mariana,
die reeds aangewezen was om de bruid
van koning Lodewijk V te worden,
naar huis te zenden en in haar plaats
prinses Maria Leczinska, dochter van
den ex-koning van Polen, Stanislaus,
nog vóór het einde van het jaar 1725
tot wettige gemalin uit te roepen.
„Nu wilde ik U nog, monseigneur,
een eenvoudig fluitspeler in uw be
scherming aanbevelen," sprak de mar
kiezin tot den hertog van Bourbon.
„Ik heb zijn naam op een stukje papier
geschreven."
„Een stukje papier?" vroeg de
bisschop van Fréjus. „Ik meende, dat
U zoo iets daar in den hoek hebt laten
vallen, toen U van tafel opstond
De eerste minister liep naar de aan
gewezen plek, nam voorzichtig het
briefje op en rolde 't verlegen tusschen
zijn dikke vingers. Mme de Frie barstte
in lachen uit,
„Geloof maar, dat ik er voorzich
tiger mee geweest zou zijn als 'teen
„billet" was. Lees maar gerust hardop."
De hertog bracht het kattebelletje
dicht bij het eene oog, dat hij tot zijn
beschikking had, en las langzaam het
volgende
Ondergeteekende, Clement Pacome
Aristide Pèbre, geboren te Fresquières,
Provence, oud-kamer-fluitist van koning
Lodewijk XIV, thans de eerste fluit'
speler van Europa, beveelt zich in de
welwillende en machtige bescherming
van Mme de Markiezin de Prie.
Hij zal de grcote eer hebben het
Hof van Frankrijk met zijn spel te
mogen opvroolijken tijdens de aan
staande huwelijksfeesten van zijne
koninklijke Majesteit.
Te adresseeren, rue de Taranne, in
't logement „Pied de Biche."
„Pèbre 1Pèbre I riep de oude
Fleury na eenig nadenken u>t.
„Ik meen me flauw te herinneren
dien naam meer gehoord te hebben.
Als ik mij niet vergis bij de „Pension-
naires" van Mme de Maintenon te
Saint-Cyra."
„Waarom zouden we bij een goede
daad geen tweede voegen, monseig
neur," sprak nu de markiezin. „Wij
helpen onzen koning aan een gemalin
en een fluitspeler aan zijn fortuin. Laten
wij drieën dien Pèbre in bescherming
nemen."
„Dien Guèbre," bracht de hertog
van Bourbon in het midden.
„Pardon, Pèbre," hernam de bisschop
van Fréjus. „Thans herinner ik mij
hem zeer goed. Hij is de leerling ge
weest van André Campra, heeft de
laatste jaren den grooten koning door
zijn talentvol spel weten te boeien en
Is toen In het orkest van de koninklijke
Academie van Muziek opgenomen.
Zijn triomf was de bekende aria
Margot, mon coeur, ma
tendre amie... We mogen dien
man niet in de misère laten."
„Laat mij er maar voor zorgen,"
onderbrak de eerste minister, terwijl
hij een kus op de hand der markiezin
drukte.
Zij namen den overgelukkigen Cle
ment Pèbre zoo goed in bescherming,
dat na verloop van enkele dagen onze
fluitist zijn beroemdheid herwonnen
had, zoowel te Parijs als te Versailles.
Toen koningin Maria in de maand
September het paleis te Fontainebleau
betrok, componeerde Pèbre voor die
gelegenheid stukken en bracht schit
terende fantasieën uit de „Astrate", d
„Atys" en de „Alceste" van Lulli ten
gehoore. Verder soeelde hij een
concerto in sol majeur, een menuet,
een solo, geïnspireerd door de „Orfeo"
van Monteverde en gedeelten uit de
werken van Palestrina, Roland de
Lassus, Goudouly, Stradella en Nicolas
Saboly en tenslotte zijn eigen meester
werkje, de smachtende aria
Margot, mon coeur, ma tendre amie
A vos pieds, jeune beauté,
Je jure de passer ma vie
Durat-elle une eternité
Zijn voordracht en de gracie, waar
mee hij zijn fluit hanteerde, boeide
iedereenzelfs de gevreesde Jean
Philippe Rameau, die zich onder zijn
gehoor bevond, kon zich niet weer
houden luid bravo te roepen. Het
spreekt van zelf, dat Pèbre's fortuin
nu gemaakt was. Hij werd aan den
koning en de koningin voorgesteld en
verkreeg zelfs het brevet van eersten
fluitist des konlngs, Gezanten en pach'
ters van financiën, geleerden en adellijke
dames twistten om een plaats op zijn
concerten, zonder nog te spreken van
de prinsessen van de planken, waar
onder de ballerina Mariana de Ca-
margo, de protegée van den prins de
Ligne. Hij genoot zelfs, naar men wist
te vertellen, op een avond haar bij
zondere gunst, hetgeen aan den graaf
van Caylus de ontboezeming ontlokte
„Die fluit van meneer Pèbre brengt
hem waar hij maar wenscht. Hij krijgt
er alles mee gedaan."
Tenslotte bezorgde kardinaal Fleury,
toen hij zelf eerste minister was ge
worden, den grooten artist een adel
brief annex den titel van ridder voor
hem en zijn nakomelingsschap en het
recht den degen te dragen. Zijn wapen
schild van azuur met zilveren Pegasus
en geflankeerd door twee gekroonde
lyren droeg tot opschriftP 1 u s fait
douceur. Nadat dit alles door't
parlement geregistreerd was, liet Pèbre
zijn woning in een kasteel metamor
fozeeren en kocht er een uitgestrekt
landgoed met wijngaard en olijf-
boomen bij.
Voor zijn eenigen zoon Quaclet
Pèbre, dien hij aan 'Uhoofd stelde van
een cavalerie-compagnie, vroeg hij de
hand van jonkvrouw Claire Aldegonde
de la Tour d'Equilles en trok zich,
daar hij reeds jaren geleden weduw
naar was geworden, op zijn landgoed
terug om daar het leven van een wijs'
geer te leiden, die zich boven de ijdel-
heid en de jacht naar eer en roem
verheven acht. Van tijd tot tijd nam
hij echter zijn fluit weer eens en speelde
dan voor zijn pachters en personeel
de liedjes en melodieën, die eens de
de vreugde van zijn jeugd hadden uit
gemaakt,
In Mei 1745 gewerd hem het bericht,
dat zijn zoon roemvol gesneuveld was
bij Fontenay, onder de oogen van den
maarschalk van Saksen, terwijl hij aan
het hoofd van het elitekorps "an den
koning op de Engelschen losstormde.
Hij had eerst kort te voren zijri aan
stelling als majoor gekregen. Hij liet
eenschooneontroostbare weduweachter
en een eenigen zoon Timoléon Balthazar
Pèbre,die als derde ridder van het jonge
geslacht toen juist acht jaar telde.
Kort daarop verloor de jeugdige
Timoléon zijn grootvader, den beroem
den fluitist en werd hierdoor universeel
erfgenaam. Een groote steun en toe
verlaat was zijn lieve moeder, die hem
een goede opvoeding liet geven, bij
gestaan door den ouden pastoor van
Fresquières, een tot inkeer gekomen
„roué", die zijn leermeester werd in
Latijn, aardrijkskunde en wapenhandel
en hem ook eenig begrip bij bracht
van een „stijlvollen" brief.
Maltre Brunache, die de boerderij
en het landgoed beheerde, leerde zijn
jeugdigen meester paardrijden en jagen,
en op den jachthoorn blazen.
Het duurde niet lang of de landelijke
opvoeding won het van de meer
mondaine en adellijke educatie, tot
groot misnoegen van zijn moeder, die
andere plannen voor zijn toekomst
koesterde. Een aanstelling ajs kolonel
of in de magistratuur zou haar beter
geleken hebben. Immers, een dergelijke
positie zou haar Timoléon veroorloven
naar de hand te dingen van één zijner
nichten hetzij Rose Eléonore de la Tour
d'Equilles, bezi'ster van grooie wijn
gaarden, hetzij Jeanne JosèpheHortense(
het petekind van den markies van Simi»
ane, gouverneur van Provence.