In 't kleine restaurant
Nieuws- en Advertentieblad
voor Zeeuwsch - Vlaan deren.
No. 82.
DINSDAG 20 JANUARI 1925.
40e Jaarg'.
J. C. VINK - Axel.
Uit de Pers.
FEUILLETON.
Dit blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond.
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden 75 Cent; franco per post 1 Gulden.
Afzonderlijke Nos. 5 Cent.
DRUKKER-U1TGEVER
Bureau Markt C 4.
Telef. 56 - Postbus No. 6.
tot 5 regels 60 Cent; voor
Greote letter» worden naar
ADVERTENT1EN van 1
eiken regel meer 12 Cent.
plaatsruimte berekend.
Advertentiën worden franco ingewacht, uiterlijk
tot Dinsdag- en Vrijdagvoormiddag 11 ure.
De afschaffing der Staatsloterij.
Wij laten hier nog een 'paar
stemmen volgen over het w.o.
tot afschaffing der Staatsloterij.
De „N. Rott. Ct." noemt het
„een verkiezingsplannetje voor de
antirevolutionnaire partij, niets
minder en niets meer. En het
„Vaderland" spreekt van een
„rossinantje, dat in draf wordt
gezet om parade van vastheid in
de leer bij ons Christenvolk te
maken", maar dat „gelukkig" als
het werkelijk onder handen zal
worden genomen, direct zijn poo-
ten zal breken
De bladen motiveeren dit niet
zeer vriendelijk oordeel o.a. als
volgt:
Beide herinneren er aan, dat
al twintig jaar geleden ook zulk
een ontwerp werd ingediend,
maar dat is onafgedaan blijven
liggen; in 1905 of 1906 werd
het teruggevonden toen een
Linksche Regeering aan het be
wind kwam.
„Afschaffing van de Staatslo
terij 1 roept de „N. R- Ct."
„Gij, door de hartstocht bene
velde, op wien de memorie van
toelichting het oog heeft, maak
u maar niet dadelijk al te onge
rust. Het loopt tegen de ver
kiezing, en er zijn partijen, die
een nieuwen prikkel wel kunnen
velen. Het ontwerp; behoort in
den stal van gedierten, waar dr.
Kuyper in zijn besten tijd eens
een pakkend woordje voor heeft
gegeven al was het, dat hij
zelf van zoo'n mooi opgetuigd
beest ook niet altijd afkeeiig
bleek.
Daarenboven, ook als men het
ontwerp ernstig neemt is het
voor wie onder ons verdorvenen
nog wel eens een kansje wil
wagen, niét onmiddellijk gevaar
lijk'. Wij zullen, werd het bin
nenkort wet, mog niet aanstonds
ons heil bij Broekhuis behoeven
te gaan zoeken. Ook uit dit ont
werp blijkt weer, dat men het
met een beginsel soms wel op
een accoordje kan gooien. Gelijk
het ontwerp van 1902 een jaar
of twintig zou hebben geëischt
om de Staatsloterij eene eerlijke
begrafenis te bezorgen, zal er ook
volgens de bepalingen van het
nieuwe ontwerp ongeveer een
halve menschenleeftijd noodig
zijn, om de exploitatie van den
hartstocht van overheidswege ten
einde te brengen.
Beide ontwerpen toch deinzen
voor de ongerepte consequentie
aan hun beginsel terug. Aan de
Staatsloterij zijn enkele ambtena
ren verbonden, die bij plotselinge
opheffing van de loterij op wacht
geld zouden behooren te worden
gesteld. Daarenboven hebben een
aantal collecteurs en collectrices
aan de loterij een bestaan, dat
zij zouden verliezen. De Staat
heeft naar streng recht tegenover
hen geenerlei verplichting, doch
zou ze toch bij opheffing van de
loterij, fatsoenshalve en de
Staat is fatsoenlijk, niet waar?
niet maar in eens aan hun
lot kunnen overlaten. Dat alles
zou dus geld kosten. Daarbij
komt, dat de Staat uit de loterij
ongeveer 61/» ton. per jaar zonde-
geld beurt, die bij opheffing in
eens zouden vervallen.
Daar durft de Regeering niet
aan, evenmin als de hoogste prin-
cipieele regeering van 1902 dit
dorst. Ten einde nu de geit en
de kool beide, het beginsel, dat
opheffing eischt, zoowel als de
staatskas, die het gelag zou moe
ten betalen, te sparen, heeft het
ontwerp een middenweg gevon
den, ook daarin, zij het op an
dere wijs, het ontwerp van 1902
volgende. Wordt het ontwerp
wet, dan zal de Staatsloterij in
den loop van jaren met de thans
in functie zijnde collecteurs en
collectrices geleidelijk uitsterven.
Dit kost niet zooveel. Dat zou
dus zijn afschaffing van de Staats
loterij, handhaving van het begin
sel op een koopje.
Een verkieziitgskoopje bij de
sluiting van het zevenjarig chris
telijk seisoen.
Het blad vindt het verder dwaas
dat ten opzichte van de Staats
loterij van „speelhartstocht" wordt
i)
Met mijn vriend Barker dineer
de ik dikwijl» in het restaurant
aan de Broadway, dat wy hadden
gekozen, omdat 't ru»tiger wa*
dan in de groete etabli»»«menten,
waar men »tead» omringd i» door
een drukke menigta. In onzen
jgrilroom» wa» 't niet zooveel
goedkooper dan iu andere New-
Yarkscha smulhuizen, maar mes
genoot althan» op zijn gemak van
de goede gaven, wat meer vol
doening geelt aan maag en beurs
beiden.
Er kwamen uitsluitend men-
achen van zekeren maatschappe-
lijken welitand, blijkend ook uit
gemakkelijke en goede manieren,
waartoe behoorde, dat men niei
meer notitie van elkaar nam,
dan strikt noodig was.
Barker en ik letten dan ook
zelden op de gasten rondom ons.
Wij hadden gemeenschappelijke,
zakelijke belangen, die gewoonlijk
ons gesprek beheersenten. En
verder kwamen wij er om te eten.
Op een keer echter bevonden
zich aan een tafal vlak bij de ODze
twee gasten, die beboerden tot
da ongewone verschijningen in
daze eetgelegenheid. Za zaten zoo,
dat wjj, opkijkende, hen wel
noesten zien. Eu zoo ontmoette
onwillekeurig mijn blik die van
de jange vrouw. Zij had een wel
gevormd, fijn gezicht, aset schoone,
doch koele gelaatstrekkan. Haar
kleediDg wa* eenvoudig, hoewel
niet zonder het stempel van goeden
smaak cn zekere élegantie, welke
een mooio vrouw asn haar uiterlijk
vermag te geven. Maar alias
leek van heel goadkoope slot
ook ontbrak elk sieraad van eenige
waarde.
Zulka verschijningen waren
ongewoon in het restaurant, waar,
zooal» ik zei, de prijzen waren
boven de macht van kloine lieden.
Vreemder nog was de verschy
ning van haar geleider, een man,
zeker tweemaal zoo oud als zy,
en van een allesbehalve voornaam,
zoo niet ongunstig uiterlijk.
Barker, die anders niet de man
is om in 't publiek elke vrouw
te fixeeren, scheen zich bizonder
aangetrokken te gevoelen tot het
meisje. Eu van haar dwaalde zijn
blik naar den man.
In een pauze tusschen twee
gerechten fluisterde hy my toe:
gesproken. De Staatsloterij is
voor de burgers die van een
spelletje honden niet anders dan
een gemeentelijke winkel die
goede waar belooft en verkoopt.
Dit laatste doet ook de Staats
loterij, die voor een lot een eer
lijke trekking waarborgt.
Zij bevordert niet den harts
tocht, want de hartstocht is er,
,en geen wet kan hem te niet doen
zij geeft op z'n hoogst nu en darr
den hartstocht een fatsoenlijken
en ongevaarlijken uitweg. De
Staatsloterij exploiteert onzen
hartstocht niet, integendeel, zij
houdt veeleer exploitatie van den
hartstocht binnen de perken.
Schaf haar af, dan zullen de
vampyrs eerst recht vat op ons
krijgen.
Nog eens, geen mensch zal
verdedigen dat het bij uitstek
staatszaak is, ons op de wijs als
de Staatsloterij doet in onze
zwakheden tegemoet te komen en
te beschermen tegen dieper ver
val. Maar laten we dan ook
ronduit zeggen, en niet met hoog
dravende woorden een ontwerp,
als het ingediende, verdedigen,
als gold het iets bij uitstek ge
wichtigs.
Het „Vaderland" meent, dat
men van den heer Coüjn anders
had mogen verwachten, dat hij
nfet zou hebben getransigeerd
(langzamerhand afschaffen) en
dat voor hem, als gereformeerd
minister godsdienstige overtuiging
het hoogst moest zijn, waarvoor
alle nevenconsideratiën moesten
wijken. Het blad zou wel eens
den echt gereformeerde willen
zien, die zich daarop zou willen
beroepen, om wat hij werkelijk
kwaad vindt, niet direct met tak
en wortel uit te roeien. De
voorgestelde manier doet aan de
serieusheid van het ontwerp twij
felen. Wat te meer verwondert,
omdat het ontwerp toch geen
kans heeft; men had het parade
paardje daarom zoo principieel
mogelijk opgetuigd in de poli
tieke arena kunnen loslaten, nu
komt het als onprincipieel miese
lig knolletje binnen.
Het blad geeft de Kamer den
raad als zij het ontwerp in de
afdeelingen onderzoekt nog eens
na te lezen wat in het afdelings
verslag over het ontwerp Harte
van Tecklenburg is te berde ge
bracht. „Daarin is zoo juist ge
zegd dat het spelen in de Staats
loterij geen groote nadeelen met
zich brengt, omdat wat de kleine
man daarin waagt, een betrek
kelijk luttel bedrag is, omdat
door het spelen in die loterij
niemand nog ooit tot den bedel
staf is gebracht. Terwijl het
eene hardheid is tegenover de
kleine luiden, omdat de meer
vermogenden altijd de gelegen
heid behouden hunne speelzucht
bot te vieren in de speculatiën
ter beurze, waardoor menig gezin
te gronde is gericht.
Tegenover de argumenten van
de Katholieken voerden de anti-
revolutjonnairen o.a. aan dat geld,
door mindervermogenden aan de
loterij uitgegeven, zooveel beter
ware besteed, als zij het gebrui
ken om zich bij een solide levens-
v«,zekeringmaatschappij eene uit-
keering te verzekeren. „Als men
nu bedenkt, zegt het „Vad." dat
de kleine man een twintigtje in
de Staatsloterij speelt, dat fl 3.60
kost, en dat er drie loterijen in
het jaar zijn, dan behoeft men
niet te vragen wat die uitkeering
zou wezen, waarvoor jaarlijks
eene premie van nog geen fill
werd betaald. Maar gesteld, dat
die spelers in de Staatsloterij
voor die uitkeering eene uitge
stelde lijfrente voor moeder de
vrouw kocht, bij zijn overlijden
uit te betalen, dan speelt hij fei
telijk ook in de loterij, want het
is best mogelijk, dat zijne ega
eerder naar het oord gaat, waar
van niemand terug komt, dan hij.
't ls heel wat anders, besluit
het blad, een Staatsloterij af te
schaffen dan er een in het leven
te roepen.
„Wij zijn tegen die afschaffing,
omdat de Staatsloterij is de vei
ligheidsklep, die de kleine bur
gers afhoudt van een ander veel
verderfelijker spel, ook al omdat
ze de eenige loterij is, waarin de
speler wiskundig zeker is, dat
hem zijn prijs zal worden uitge
keerd.
Ze is daarenboven eene vrij
willige belasting, die uiterst ge
makkelijk wordt opgebracht, zoo
dat er veeleer reden zou zijn om
ze uit te breiden, zooals in Pruis-
sen in 1886 is geschied, en dan
tevens alle particuliere loterijen
te verbieden, behalve dan die
met een liefdadig doel worden
gehouden. Zoo zouden wij ook
Gereformeerden die de gelden
voor den bouw van eene Kerk
door eene loterij bijeen willen
brengen, niet willen bemoeilijken.
Eindelijk geeft de Staatsloterij de
Regeering de gelegenheid aan
tal van ambtenaarsweduwen, wier
man in de kracht van het leven
werd weggenomen, door de toe
kenning van eene collecte, de in
komsten te geven, die haar in
staat stellen zij het dan ook met
mate, de opvoeding van hare
kinderen te voltooien. Waar van
de bestaande, wij leggen den na
druk op dat woord bestaande,
Staatsloterij de voordeelen zoo
groot zijn, lijkt het thans inge
komen ontwerp ons in alle op
zichten onverantwoordelijk.
Het r. k. „Huisgezin" meent
dat er wel ernstiger misstanden
zijn weg te ruimen dan de Staats
loterij maar voor de opruiming
is wel wat te zeggen meent het
blad.
„Vooreerst dit, dat de Loterij-
wet 1905, consequent opgevat,
afschaffing der Staatsloterij mee
brengt,
Op de tweede plaats, dat de
Staatsloterij, als elk kansspel,
weinig verheffends bevat.
Op de derde plaats, dat het
Staats loterij geldt
De indiening van het wets
ontwerp tot afschaffing van de
Staatsloterij getuigt in ieder geval
van een durf dien wij waardeeren,
en hopen maar, dat de aanvallen
in de katholieke pers daarop niet
tot de meening zullen leiden, dat,
als de Minister v. Financiën ge
waagt van het kabinet, dat de
afschaffing van de Staatsloterij
wenscht, de katholieke Ministers
feitelijk voor het behoud zijn.
>Je moat er een» op lettan, hoe
die kerel haar aankijkt I»
»Dat doan wy ook,» antwoordde
ik glimlachend.
»Nu ja, maar zoo niet. Hij heeft
blijkbaar gein goede bedoelingen.
Hy roert wat in syn schild.»
Ik merkta nu inderdaad den
gluipendon blik ran den bijna
armoedig gekleeden man naar
het in alk getal beschaafd* en
welgemanierd* meisje.
Ze waren eerder klaar d*n wy,
stonden op en gingen samen h«en.
»Let op myn woorden die rent
heeft niet veel goeds m*t h*ai
voor,» herhaalde Barker nogeen*.
»Of zij niet met hem,» zei ik
glimlachend.
>Wat bedoel je daarmee? Ben
je nu mal?»
»Nog niet.»
»Maar waarom zeg je dat dan
»Ocb zoo maar. Ik heb op
gemerkt, dat zij buitengewoon
veel belang in hem stelde. Als
hij 't druk had met zyn eten,
hadden haar oogen 't druk met
hem. En er was in die oogen
niets van bewondering, laat staan
van liefde.»
>0, maar ik heb opgelet, boe
ze elkaar een paar keer aanzagen
en dan was er heel iets anders
ia haar oogen, iet» - enfin,
datgene, waarmee een maoie
rrouw ook d«u meest vuurvasten
mao ran «treek kan brengen.»
»A.!le harten Daar je eigen
lachte ik wear... Kom, kerel,
steek ean goede havanna op. Wat
kunnsn ons die menschen aok
schele». New York is zoo groot.»
Tot mijn rarwonderiag wa»
bat paar er den relgenden dag
weer, en za zaten aan dezelfde
tafel, wat niet zoo te verwonderen
was, daar in dan grilroam de
meeste bezoekers raste plaatsen
hadden en ar weinig keuze voor
toevallige gasten overbleef.
Natuurlijk kou ik niet laten,
meer notitie te nemen van het
paar dan myn gewoonte was.
Barker ging het eveneens. En ik
merkte aan zijn geheele doen, dat
't bij hem nog iets meer was dan
louter nieuwsgierigheid of vluch
tige aandacht voor een bekoorlijke
Eva.
»Zie je wel, hoe ze tegen hem
lacht?» zei by nydig. »Dat is
allesbehalve koel. Ze vliegt er iu,
zeg ik je. Ik wou, dat ik haar
waarschuwen mocht
Wel een week lang bleef het
paar komen, soms waren ze er al,
als wij binnen traden, dan weer
volgden se elkaar na enkele mi-
nuten. Zij droeg steeds hetzelfde
eenvoudige pakje, en hij de
klecran, die aan dagen van meer
weelde herinnerden.
Op eau keer bleet zy alleen.
Za keek telkens naar da deur,
ean enkele keer, met snellen blik
naar oas maar dan dook zij weer
achter da krant, waarmee za de
pause» van het maal aanvulde
eu den tyd scheen te rekken.
Barker leek niet minaer onge
duldig dan zij. Ook wy rekten
ons maal zooveel mogelijk, tot
wij eindelyk aan de koffie toe
waren. Ofschoon men hier vol
komen onafhankelijk van de om
geving placht te handelen, achtte
Barker zieh verplicht, ouze buur
dame te vragen, ot 't baar niet
zou hinderen, als wij rookten.
»0 neen, gaat gerust uw gang,»
antwoordde zij met haar bemmne-
lyk, doch koel glimlachje en ze
was alweer verdiept in baar krant.
>Mis fluisterde ik mijn vriend
toe, die klaar blij kelyk bedoeld
had, een toenadering tot stand
te brengen. Hij schonk mij een
allesbehalve vriendelyken blik.
Kort daarna rekende het meisje
af, stond op en ruischte langs ons
heen, zonder ons verder met een
blik ta verwaardigen.
(Wordt vervolgd),
AXELSCH
COURANT.
t
O