ZWARE OFFERS.
N i e u ws- en Advertentieblad
4
voor Zeeuwseh- Vlaanderen
No. 80.
DINSDAG J3 JANUARI 1925.
40e Jaarg.
J. C. VINK - Axel.
Binnenland.
FEUILLETON.
Dit blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond.
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden 75 Centfranco per post 1 Gulden.
Afzonderlijke Nos. 5 Cent.
DRUKKER-U1TGEVER
Bureau Markt C 4.
Telef. 56 - Postbus No. 6.
ADVERTENT1ËN van 1 tot 5 regels 60 Centvoor
eiken regel meer 12 Cent. Groote letters worden naar
plaatsruimte berekend.
Advertentiën worden franco ingewacht, uiterlijk
tot Dinsdag- en Vrijdagvoormiddag 11 ure.
Afschaffing van de Staatsloterij.
Bij de Tweede Kamer is inge
diend een wetsontwerp, houdende
maatregelen tot afschaffing van
de Staatsloterij.
Aan de memorie van toelich
ting is het volgende ontleend
Waar de wetgever zich in
1905 op het standpunt stelde, dat
het beteugelen van den speel-
hartstocht een openbaar volks
belang is en dat de exploitatie
van dien hartstocht van overheids
wege veroordeeling verdient, daar
valt het te betreuren, dat onder
een opvolgend kabinet dat wets
voorstel is ingetrokken. Het
tegenwoordige kabinet, dat ook
bovenomschreven standpunt in
neemt, acht het noodig, teneinde
aan de Loterijwet 1905 hare vol
ledige toepassing te geven, dat
de Nederlandsche Staatsloterij
wordt afgeschaft.
Het liefst zou het die afschaf
fing zonder meer zien bepaald,
maar het erkent, dat een dade
lijke afschaffing in hooge mate
onbillijk zou werken tegenover
dien breeden kring van personen,
die in de inkomsten voortvloeien
de uit den verkoop van loten,
een middel van bestaan vinden.
De Min. wil de afschaffing der
staatsloterij in rechtstreeksch ver
band brengen met het overlijden
of onslag van die verkoopers der
loten, de collecteurs. Indien
en voorzoover daardoor loten
vrijvallen, wil hij den omvang
der staatsloterij inperken, in dezer
voege, dat, zoodra de onkosten,
aan het beheer der staatsloterij
verbonden, onevenredig groot
worden in verhouding tot haar
opbrengst, de staatsloterij wordt
opgeheven.
Dit tijdstip mag geacht worden
te zijn aangebroken, indien het
aantal uit te geven loten tot be
neden 5250 is gedaald.
Vermoedelijk aldus de mi
nister zal het eenige verwon
dering wekken, dat de regeering
bij den tegenwoordigen toestand
van 's Rijks schatkist een voorstel
van wet heeft voorbereid, waarbij
een jaariijksche bate van onge
veer f 600.000 wordt prijsgegeven.
Die verwondering zal echter ver
dwijnen, indien gelet wordt op
geleidelijke wijze, waarop de
voorgestelde afschaffing der staats
loterij zal plaatsgrijpen. Het geringe
offer, dat de rijksschatkist voor-
loopig zal brengen, wordt, naar
het oordeel van de regeering, ten
volle gerechtvaardigd door het
doel, hetwelk de afschaffing der
staatsloterij beoogt en dat de Lo
terijwet 1905 wel in uitzicht heeft
gesteld, maar niet in haar geheel
heeft bereikt.
Het voornemen bestaat om tel
kenmale als door ontslag of over
lijden van een collecteur een
aantal loten vrij valt, dat aantal
achterwege te laten en om tel
kens, wanneer dat aantal een
veelvoud van 420 heeft bereikt,
den voor elk lot te betalen inleg,
den koopprijs, dien collecteurs
en debitanten mogen vorderen,
de in art. 10 lid 2 van de wet
van 1885 bedoelde teruggaven en
de uit te loven prijzen en pre-
miën te verminderen met inacht
neming van de thans geldende
verhouding. De staat zal bij deze
regeling zijn inkomsten uit de
staatsloterij geleidelijk zien ver
minderen, om ze eerst ten volle
te missen, indien het aantal uit
te geven loten tot 5250 is gedaald.
Het totaal bedrag der rijksmidde
len in eenig jaar zal daarvan geen
invloed van eenig noemenswaar
dig belang ondervinden.
Herhalingsoefeningen.
Het ligt in het voornemen, in
1925 voor herhalingsoefeningen
in werkelijken dienst te doen
komen de dienstplichtigen van
de liohtingen korpsen en korps-
onderdeelen, zooals hierna is aan
gegeven
Lichtingen 1919 en 1921 a.
regimenten infanterie der lie en
IVe divisie, b. 3e en 4e school-
compagnie van het regiment wiel
rijders, c. Ie en 2e compagnie
hospitaalsoldaten (met uitzonde
ring van de ziekenverplegers der
lichting 1921).
Lichting 1922: a. regimenten
infanterie (waaronder begrepen
het regement grenadiers en het
reg. jagers) van alle divisies, b.
alle schoolcompagnieën van het
regiment wielrijders, e. alle com
pagnieën hospitaalsoldaten (met
uitzondering van de ziekenver
plegers).
Lichtingen 1919 en 1922: a.
regiment genietroepen, b. school-
compagnie van den motordienst,
c. compagnie infendancetroepen,
d. korps luchtdoelartillerie, e-
compagnie pontonniers.
De duur van het verblijf in
werkelijken dienst bedraagt voor
korporaals 17, voor onderofficieren
24 dagen.
Lichtingen 1919 en 1922: re
giment vesting-artillerie. Duur
voor korporaals en soldaten 13
en voor onderofficieren 20 dagen.
Lichting 1922: compagnie tor-
pedisten. De duur van het ver
blijf bedraagt voor korporaals en
soldaten 17, voor onderofficieren
24 dagen.
Lichting 1919: regiment kust-
artillerie korporaals en soldaten
13, onderofficieren 20 dagen.
.Lichting 1922: reg. kust-art.
korporaals en soldaten 17, onder
officieren 24 dagen.
Lichting 1918: reg. huzaren
korporaals en soldaten 13, onder
officieren 20 dagen.
Lichting 1922: reg. huzaren;
korporaals en soldaten 24, onder
officieren 31 dagen.
Lichting 1918treinafdeelingen
der bereden artillerie (alleen zij,
die afkomstig zijn van cavalerie)
korporaals en soldaten 13, on
derofficieren 20 dagen.
Lichting 1919regimenten veld
artillerie, korps rijdende artillerie
en treinafdeelingen der artillerie
brigades korporaals en soldaten
13, onderofficieren 20 dagen.
Lichting 1922: als voren kor
poraals en soldaten 17, onder
officieren 24 dagen.
Volkshuisvesting.
De minister van arbeid, handel
en nijverheid heeft aan de ge
meentebesturen den volgenden
brief gericht
Bij kennisneming van de me
morie van antwoord op het Voor-
loopig Verslag van de commissie
van rapporteurs uit de Tweede
Kamer betreffende het ontwerp
van wet tot vaststelling van het
Xe hoofdstuk der Staatsbegrooting
1925 zal u zijn gebleken, dat voor
dat dienstjaar 12 millioen gulden
beschikbaar is gesteld voor voor- l
schotten: a. tot verbetering van»
de volkshuisvesting door krot
opruiming, en b. tot voorziening
in de behoefte aan eenvoudige
woningen in die gemeenten, waar
het particulier bouwbedrijf vol
slagen in gebreke blijft, en voorts
een bedrag van f 80.000- tot het
verleenen van jaariijksche bij-
dragen tot dekking van 50 pet.
van het op de exploitatie der voor
het onder a omschreven doel ge
bouwde woningen te lijden nader
te bepalen maximaal tekort.
Bij de uitvoering van dit plan
zal blijven gelden de regel, dat
gemeenten, die zelf kunnen leenen,
niet van het staatscrediet gebruik
kunnen maken.
Ter nadere toelichting en aan
vulling van een e* ander zij u
het volgende medegedeeld.
Voorschotaanvragen zullen
slechts in overweging worden
genomen voor zoover de beschik
bare middelen toekenning van
het gevraagde voorschot moge
lijk maken en voor zoover aan
nemelijk wordt gemaakt, dat het
benoodigde bouwkapitaal niet bij
anderen dan bij het rijk kan wor
den geleend. Betreft het een
voorschot voor het doel onder b
genoemd, dan zal de behoefte
aan de woningen moeten worden
aangetoond en zal tevens moeten
worden aangegeven waarom niet
mag worden verwacht, dat in die
behoeften door particulieren zal
worden voorzien. Het jaarlijks
te bouwen aantal woningen voor
het doel onder a. omschreven
zal in het algemeen in plaatsen,
waar de jaariijksche productie
een eenigszins beteekenden om
vang heeft, slechts een klein deel
mogen uitmaken van de normale
jaariijksche productie ter plaatse.
Gemeenten, die, omdat zij
zelf kunnen leenen, niet voor een
voorschot in aanmerking komen,
zullen nietemin, als gebouwd
wordt met het doel onder a.
vermeld, voor een jaariijksche
bijdrage in het exploitatie-tekort
in aanmerking kunnen komen,
echter voor niet langer dan 50
jaar.
Da bevolking van de graote
ateden.
De bevolking van de groote
steden is thans als volgtAm
sterdam 708.000, Rotterdam
543.000, 's Gravenhage 394.000,
Utrecht 149.000, Groningen
89.000, Haarlem 80 000, Arnhem
76.000, Nijmegen 73.000, Leiden
68.000 en Tilburg 66.000.
Nederland an België.
Naar de correspondent van de
N. R. Crt. te Brussel meldt, is
het Antwerpsche blad Neptune,
dat in de Fransche taal verschijnt,
zeer ingenomen met de Neder-
landsch-Belgische wisseling van
gedachten, welke thans te 's Gra
venhage aan den gang is.
„Officiéél", aldus de Neptune,
„betreffende de besprekingen
alleen het regime van de Schelde
en onze scheepvaartbetrekkingen
met Nederland. Wij kunnen
evenwel mededeelen, dat zij,
officieus, althans een groote be-
teekenis hebben en zoowel, oeco-
nomische als politieke kwesties
omvatten, welke de beide staten
aangaan".
Het blad stelt verder vast, dat
de betrekkingen tusschen Neder
land en België in de laatste twee
jaren aanmerkelijk verbeterd zijn,
en verwacht, dat de op te lossen
vraagstukken in een atmosfeer
van wederzijdsch vertrouwen en
in practischen zin zullen worden
behandeld.
„Nederland weet", zoo schrijft
de Neptune, „dat wij zijn onthaal
in October 1914 niet vergeten
hebben, en dat wij zijn, door de
economische crisis naar België
gedreven onderdanen bijna broe
derlijk onthalen. Onze eischen
zijn matig en rechtvaardig. De
Schelde is een internationale ri
vier. Wij vragen aan de Hollan-
(Uit het Duitsch.)
52)
„Kwam na dien. dag geen andere,"
vervolgde Ernst Reinsberg, waarop
ik met heet, brandend hart, mijn best
deed, goed te maken, wat ik vroeger
gezondigd had Heb ik toen voor de
rechtbank zoo slecht gesproken, dat je
mij zoo heelemaal niet hebt begrepen,
Adèle
Toen kwam het over haar ver
wrongen trekken als een openbaring,
waarop liefelijke verwarring volgde.
Adèle stamelde: „Hoe zou ik dat
ook maar een oogenblik kunnen ver
geten 1 Vergeef ja, vergeef,
jij jij
„Adèle, mijn liefste 1"
Zij leunde het mooie heofd tegen
zijn schouder en sloot de oogen. Hij
kuste haar, kuste haar blanke voor
hoofd maar niet den trillenden mond.
Wonderbare namiddagbetoovering,
die neerdaalde van den diepblauwen
hemel, lag over het eenzame pad aan
de stille bergweide. Zij omvatte die
twee in heilige wijding.
Nog dienzelfden dag schreef Ernst
Reinsberg voor zich en de geliefde
naar het vaderland om de noodige
papieren voor hun huwelijk. Zooals
üe verscheiden zuster gehoopt had,
zou het zijn als man en vrouw
wilden zij van Davos en van het
dierbare graf scheiden-
De volgende dagen, die als de voor
afgegane in het teeken van stralenden
zomerglans stonden, zagen de zieken
en moeden op de stille boschpaden
verwonderd op. Wat ging, gleed in
heerlijk fluisteren en lachen hen voor
bij Levend geworden geluk I Ver
langend zagen zij ze achterna.
Aan het eind van de volgende week
gaf de knecht voor mevrouw Adèle
in de villa op de hoogte een brief af.
Die kwam van Ernst Reinsberg, die
na tafel naar de post was gegaan.
Daar had hij goede tijding ontvangen.
„Mijn liefste," schreef hij, „maak de
koffietafel in orde voor dierbare gasten,
ik ga naar het station en haal ze aL"
Met gloeiende wangen vervulde
mevrouw Adèle zijn verzoek. Zij had
een licht schort over haar zwarte japon
gebonden, en leek in haar ijver, zooals
zij de koppen vulde en koek sneed,
wonderschoon. De grootste bekoorlijk
heid der huisvrouw was in de slanke
verschijning. Zacht beefden haar han
den in de vreugde der verwachting
Ethel kwam Slechts haar kon dat
bericht gelden, haar en haar vader,
daar in het briefje van gasten gespro
ken werd. Eindelijk, eindelijk zou ze
de hartelijk beminde vriendin terugzien,
haar dubbelgangster, haar tweede ikl
Natuurlijk Ethel mocht niet ont
breken bij het huwelijk, dat met enkele
dagen gesloten zou worden
Adèle streek over de heete wangen
O, er was nog vreugde en geluk in
de wereld 1 Het zoetste geluk, stralen
de vreugde
Ondanks al haar innerlijke blijdschap
bemerkte zij -toch als zorgzame huis
vrouw, dat de koffietafel niet geheel
in orde was, en zij haastte zich naar
de keuken, om het meisje, dat haar al
het noodige had bezorgd, vriendelijk
schertsend terecht te wijzen.
De huiseigenares, die zich ook juist
in de keuken bevond, hield de jonge
vrouw met een nieuwsgierige vraag op
en Adèle gaf bereidwillig antwoord.
In gelukkige stemming spreekt men im
mers zoo gaarne van die men lief heeft
Intusschen hadden zij, die door Ernst
Reinsberg van het station waren afge
haald, den weg naar de villa afgelegd
en waren aan den achteringang ge
komen. Het plan was, haar vroolijk
te overrompelen.
De jonge advokaat hoorde mevrouw
Adèle's heldere stem uit de keuken
en bracht nu zijn gasten stil naar boven
in de kamer, waar de koffietafel gereed
stond.
Bloemen geurden tusschen het porce-
lein, het was er gemoedelijk en gezellig
in het vertrek, door welks wijd open
staande balkondeuren de zonneschijn
in warme golven binnenstroomde.
Maar het vroolijke licht van verwachting
op het gelaat van de aangekomenen
kon hij toch niet overstralen.
Luisterend stonden zij daar en wacht
ten
Een lichte, vlugge tred kwam de
trap op de deur ging open en
de andere gast, die Ernst Reinsberg
vergezelde, moest snel toespringen om
de slanke vrouwengestalte in zijn armen
op te vangen, daar zij bedenkelijk
wankelde.
Adèle had een kreet uitgestooten
haar oogen stonden wijd open van groote
verbazing en toen rustte zij aan de
borst van haar broeder
„Adèle," riep graaf Adolf ontroerd,
en sloot de wankelende stevig in zijn
armen.
Een heele poos verliep, voordat Adèle
het hoofd weer kon opheffen en ver-
mocht te zien met de schoone oogen,
waaruit de tranen rijkelijk vloeiden.
Welk een oogenblik was dit ook ge
weest, dat oogenblik van een zoo on
verwacht, overweldigend wederzien I
De broeder, van wien zij indertijd in
de gerechtszaal afscheid had genomen,
stond plotseling als uit den grond ver
rezen, voor haar Wel riep hij met
zijn verschijnen heel het sombere drama,
dat haar huwelijk zoo bloedig een einde
deed nemen, weer in haar wakker,
maar boven alles toch doortrilde haar
de zalige zekerheid, dat hij vrij was,
vrij lang voor het einde van zijn
straftijd I
Voor zij echter kon vragen, wat
deze gelukkige wending in zijn lot had
veroorzaakt, stieten haar lippen een
tweeden vreugdekreet uit: .Ethel 1"
Daar stond zij, een paar schreden
terzijde in het donkere, eenvoudige
kleed, het lieve, ernstige gezicht met
heerlijken glans, en zij hield de armen
wijd open Adèle vlijde er zich in.
Graaf Adolf trad dicht naast haar,
naast de twee zooveel op elkaar ge
lijkende schoone menschenkinderen en
fluisterde zijn zuster diep aangedaan
in het oor: „Ja, houd haar vast
heel vast onze, ja, onze Ethel I
Haar dank ik mijn onverwachte vrijheid.
Wel hebben terstond de gezworenen
een verzoek om gratie voor mij inge
diend, maar wie weet hoe lang de
beslissing zou zijn uitgebleven, en of
er wel een goedgunstige beslissing
gevallen zou zijn, als niet een moedige
vrouw het had verstaan den weg te
vinden naar den hoogsten heer des
lands. Oog in oog tegenover hem,
heeft zij met de heldere, welsprekende
taal van haar hart het rechte woord
gevonden en de gratie kwant en
vrij sta ik voor je, lieve Adèle
En nu, bij het eerste goede bericht
een tweede
Hij reikte haar en Ernst Reinsberg
de hand.
„Op hetzelfde oogenblik, waarin gij
voor het altaar vereenigd wordt, zal
ook voor mij en Ethel dezelfde band
worden gelegd.
Wij komen niet alleen voor het uwe,
maar ook voor ons huwelijk."
Dit schertsend woord en de jubel,
die daarop volgde, vormde den besten
overgang tot een gezellig bijeenzijn
aan de koffietafel.
Graaf Adolf kwam regelrecht uit de
gevangenis. Hij had zijn landgoed nog
niet wedergezien.
Ethel had graaf Adolf in de stad
afgehaald en nadat zij de noodige
papieren hadden bijeengebracht en alles
voor hun huwelijk in orde was, waren
zij naar Davos op reis gegaan.
„Op de bergen," oordeelde graaf
Adolf, „wilde hij de eerste teugen van
vrijheid genieten,"
Bij allen ernst, die op zijn voorhoofd
lag, was hij stil, maar vroolijk, zoodra
zijn oog rustte op het gelaat van zijn
verloofde.
Het jonge meisje vertelde allerlei
van thuis.
Haar vader, Erwin von Brückenau,
had in den arbeid op den grond der
vaderen, die hij op zich genomen had,
nog eenmaal kracht en gezondheid
herwonnen. Het was zijn trots, dat zijn
neef, bij terugkomst op dien grond,
alles in bloeienden toestand zou vinden.
Op haar vrouwelijk stille, vlijtige
wijze hielp Ethel hem daarbij iederen
dag en ieder uur. Maar daarvan sprak
zij niet.
(Slot volgt.)