ZWARE OFFERS. Nieuws- en Advertentieblad voor Zeeuwsch- Vlaanderen No. 78. DINSDAG 6 JANUARI 1925. 40e Jaarg. ■Ma J. C. VINK - Axel. Binnenland. FEUILLETON. Dit blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond. ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden 75 Centfranco per post 1 Gulden. Afzonderlijke Nos. 5 Cent. DRUKKER-UITGEVER SaUrisbesluit Landmacht. Verschenen is het nieuwe be- zoldigin§besluit voor het militaire personeel bij de Landmacht. In de inleidende bepalingen van dat besluit wordt o.a. vast gesteld, dat aan jaarwedde-ge- nietende korporaals en soldaten van 1 Januari 1925 af niet meer kosteloos van rijkswege boven- kleeding, onderkleeding en schoei sel zal worden verstrekt, en dat de op dien datum bij jaarwedde genietende militairen in gebruik zijnde kleeding, enz,, kosteloos aan hen in eigendom wordt af gestaan. De bezoldigingsschaal voor officieren (behalve voor genie en geneesk. dienst) bevat de vol gende salarissen, waarbij de pe riodieke verhoogingen per 2 jaar worden toegekend Tweede luitenant: f1850 f2000; eerste luitenant: f2100 tot f3900 na 16 jaren dienst als officierkapitein f 3200 tot f 5000 bij 26 dienstjaren; majoorf3800 tot f 5600luit.-kolenel f 4300 tot f7100; kolonel f5100 tot f 6900 generaal majoor f 7000 tot f8000; luit.-generaal f8000 tot f9000. De algemeene schaal voor on derofficieren geeft aan Sergeantf 1000 geleidelijk op klimmend na 10 jaar f 1800, na 12 jaar f 1850. Sergeant-majoor: f 1300, ge leidelijk opklimmend na 18 jaar f2200 en na 20 jaar f2250- Adjudant-onderofficier f 1400,' na 20 jaar f 2600, na 22 jaar f 2650. Voor korporaals in bijzondere betrekkingen (korporaal-hoorn- blazer, korporaal kok bij de korp sen, korporaal-machinedrijver, korporaal-schipper, korporaal stoker, korporaal-tamboer, korpo raal-trompetter) bedraagt het mi nimum f850 met tweejaarlijksche verhoogingen, stijgende tot f 1600 na 10 voor jaarweddeverhooging tellende dienstjaren. Voor personeel beneden den rang van officier bij de Kon. Marecliaussée de marechausseé 3e klasse f 1100, marechaussée le en 2e kl. f 1100—f 1600 (na 8 dienstjaren), wachtmeesters f 1300—f 2250 (na 20 dienstjaren), opperwachtmeesters f 1400-f 2000 (na 22 dienstjaren), adjudant en onderofficier f 1600- 2900 (na 22 dienstjaren). Voor personeel beneden den rang van officier bij het cors Po- litietroepen soldaat en korporaal f950—1500 (na 6 dienstjaren), sergeant f1150 f2100 na 14 dienstjaren, sergeant-majoorf 1500 —f2500 (na 18 dienstjaren), ad judant-onderofficier f 1500—2750 (na 22 dienstjaren). De Koningin eoredoctor. De Senaat van de Rijksuni versiteit te Leiden heeft in zijn vergadering van 3 Januari aan de Koningin het doctoraat honoris causa in de rechtsgeleerdheid verleend. De Senaat heeft daarop het volgende telegram aan Hare Majesteit verzonden Op heden, den dag, waarop voor driehonderdvijftig jaar op voorstel van Prins Willem van Oranje door de Staten van Holland en West Friesland besloten werd tot stichting van de Leidsche Hoogeschool, heeft de senaat der Rijksuniversiteit te Leiden op voordracht der juridische faculteit aan Uwe Majesteit het docto raat honoris causa in de rechts geleerdheid verleend en zijnen rector, lid dier faculteit, opge dragen Uwe Majesteit met die waardigheid te bekleeden. De senaat vraagt eerbiedig verlof deze plechtigheid te doen plaats hebben op 9 Februari a.s. in de Pieterskerk, na het uit spreken van de rectorale oratie. De rector magnificus (get.) A. J. Blok. Hierop heeft de rector het vol gende antwoord ontvangen Het Loo, 3 Januari 1925. Met groote waardeering heb ik kennis genomen van het besluit van den senaat der Leidsche Universiteit om mij op dezen tot 5 regels 60 Cent; voor Groote letters worden naar ADVERTENT1ËN van 1 eiken regel meer 12 Cent. plaatsruimte berekend. Advertentiën worden franco ingewacht, uiterlijk tot Dinsdag- en Vrijdagvoormiddag 11 ure. historischen dag het eere-docto- raat in de rechtsgeleerdheid te verleenen en van de aanwijzing van uw hooggeleerde tot promotor. Zeer gevoelig voor deze bij zondere onderscheiding aanvaard ik haar volgaarne, terwijl ik mij geheel kan vereenigen met het voornemen om de promotie op de voorgestelde wijze te doen plaats hebben op 9 Februari a.s. (get.) Wilhelmina. De verhoogde accijns «p tabak en sigaretten. Gelijk bekend, is 1 januari de verhoogde accijns op sigaretten en rooktabak van kracht gewor den, de accijns voor rooktabak is gebracht van 10 op 15 pCt., die van sigaretten van 15 op 25 pCt. De accijns op rooktabak wordt gedragen door de rookers, doch de vraag, wie de accijnsverhoo- ging op sigaretten zullen op brengen, is nog niet opgelost. Naar het A. P. A. verneemt, zijn de sigarettenfabrikanten van mee ning, dat niet zij deze verhooging kunnen dragen, daar ook de vorige belasting op hen werd verhaald. Zij zijn derhalve voornemens, de ■inkoopprijzen voor de winkeliers te verhoogen, doch niet de ban- derolle-prijzen (d. w. z. de prij zen die het publiek moet betalen), omdat de fabrikanten vreezen, dat het sigarettenverbruik daar ern stig onder zou lijden. Een van de argumenten, die de fabrikan ten voor hun standpunt aanvoeren is, dat de winkeliers hebben be wezen, zonder groot bezwaar een deel van de winstmarge te kun nen derven, gezien de omstan digheid, dat een groot gedeelte hunner de sigaretten ver beneden de banderolle-prijzen verkoopt. fteschenk voor het vredes paleis. Het Vredespaleis heeft, naar 't „Vad." meldt een nieuw beeld ten geschenke ontvangen van de Vereenigde Staten van Amerika. Het stelt de Rechtvaardigheid voor, welke men zich meestal denkt geblinddoekt, zich in even- wicht houdende op een rad, met een weegschaal in de eene en een zwaard in de andere hand. Maar O'Connor is van die tradi- tioneele opvatting afgeweken, zijn godin ziet de wereld openlijk in het gelaat en draagt geen weeg schaal. Het witte marmer is in drukwekkend. De handel in 1934. In de Vrijdag gehouden vergade ring van de Kamer van Koophan del en Fabrieken van Amsterdam, heeft de voorzitter, de heer E. Hel dring, een rede uitgesproken waar in hij een overzicht heeft gegeven van de gebeurtenissen in het af- geloopen jaar. De heer Heldring begon met te herinneren aan de ontwikkeling van den interna tionalen politieken toestand, waar hij meer speciaal wees op de ver andering in de houding van Amerika ten opzichte van Europa. Ten aanzien van den binnen- landschen toestand, zeide spr., valt over het algemeen een be langrijke verbetering in vergelij king tot vorige jaren te consta- teeren. De wederopleving van Duitschland is daarvan in over wegende mate de oorzaak. De groothandel is in bijkans alle sta pelartikelen levendig geweest; hetzelfde geld voor den handel in landbouwartikelen en voor dien in levende dieren. De waarde van den geheelen ivoer, zonder goud en zilver, heeft over de eerste elf maanden f2.144 millioen bedragen tegen f 1.834 millioen in het overeenkomstige tijdperk van 1923; die van den uitvoer f 1.524 millioen tegen f 1.175 mil lioen in 1923- De waarde van den invoer overtrof die van den uitvoer dus met f620 millioen of f39 millioen minder dan 1923. Men dient evenwel in aanmer king te nemen, dat de uitvoer zich in 1924 eerder ontwikkeld heeft dan de invoer, namelijk van het oogenblik af dat Duitsch land na zijn capitulatie in de Roerkwestie begon te koopen. Het is dan ook niet zeker dat het gunstige verhoudingscijfer, dat voor onze positie als debi- teur en crediteur trouwens maar een betrekkelijke waarde heeft, bestendigd zal worden. Met betrekking tot de handels beweging van Nederland in het afgeloopen jaar, loopen de be schikbare cijfers voor den uitvoer slechts tot October, daar het Centraal Bureau voor de Statis tiek, ten gevolge van een, in dit geval verkeerde bezuiniging, nog niet over lagere cijfers beschikt. Welke koopkracht Duitschland ontplooide, blijkt uit cijfers-(over tien maanden), omtrent de waarde van den uitvoer van landbouw artikelen en levende dieren deze waarde vergeleken met 1923, be draagt naar Duitschland 674 pet. naar Frankrijk 144 pet., naar En geland 104 pet. en België 86 pet. In 1923 betrok Duitschland 14 pet. van den totalen uitvoer van de genoemde artikelen naar de vier landen en in 1924: 49 pet. Men kan aannemen, dat de bedrijven welke deze export le verden, niet ongunstig gewerkt hebben. Een minder gunstig beeld, al gaat het iets beter, ver toont de uitvoer van boomkwee- kerij producten. In de visscherij is de vraag naar haring, sinds Duitschland weder aan de markt kwam, in die mate gestegen, dat de aanvoeren ontoereikend waren om aanvraag te voldoen. Met de scheepvaart is het nog slecht gesteld. De verbetering der vrachten, welke in het laatst van 1923 plaats vond, was voor bijgaand en de duurzaamheid der rijzing, welke zich in de herfst maanden van 1924 ontwikkelde, is vooralsnog twijfelachtig. Een nadeelige omstandigheid voor onze scheepvaart is, dat de gages op Duitsche schepen slechts de helft bedragen van de door Nederlandsche reeders betaalde loonen. Het verwezenlijken van de Duitsche plannen nopens ver grooting van de koopvaardijvloot met staatssteun, zouden op de algemeene situatie op scheepvaart gebied en die van de Nederland sche vloot in het bijzonder, een ongunstigen invloed oefenen. Bureau Markt C 4. Telef. 56. - Postbus No. 6. (Uit het Duitsch.) 50) Zij greep zijn handen, waarvan de vingers langzaam zich openden, en hield ze vast, zich niet bekommerend om een paar jongens, die aan de deur van den kleinen zaagmolen, waarvoor ze stonden, rookend en babbelend, blijkbaar een vroolijke historie ver telden. „Ja, Ernst Reinsberg, alles is voorbij. Voor een paar uur is Ella gestorven, heengegaan, kalm en vredig." Hij kreunde. Maar hij beefde niet meer. Het was alsof de handen der jonge vrouw hem steunden. „Ik kon niet eerder komen. Het te legram bereikte mij niet thuis. Ik was op r^is. Eerst eenige uren later kreeg ik het in handen. Wat is het leven toch gruwzaam. Zoo moet ik Ella's laatste blik ontberen „Maar niet haar laatste gedachte. Die gold u." Hij wischte zich langs de oogen, ofschoon zij niet vochtig waren ge worden. Maar zij brandden zoo heet, zoo pijnlijk, dat hij onbewust de pijn trachtte te verzachten. „Breng mij naar haar toe zei hij, nadat hij een nieuwen zucht had bedwongen, en als aarzelend liet hij haar handen los. Zwijgend gingen zij naar de prome nade, verder bergop, naar de villa. Voordat zij de deur van de sterfkamer open sloot, waar zij den broeder voor eerst alleen wilde laten binnentreden, gaf zij hem een sleutel. „Van Ella's schrijftafel." verklaarde zij- „Nog vanmorgen zei ze, dat daar een brief voor u ligt. En nu wees sterk. Zij slaapt en sliep lachend in. Nog eenmaal zeg ik het u." „Laten wij haar de rust gunnen," vervolgde Adèle, „waarnaar zij zoo menigmaal in haar smart verlangde U vindt mij in de kamer aan de andere zijde van de gang, indien u iets te vragen hebt." Ernst Reinsberg stapte over den drempel. Aan het hoofdeinde van het sterfbed brandden een paar kaarsen, die de zuster van barmhartigheid zeker had aangestoken. Zij straalden haar zacht licht over een lelieblank, vredig meisjesgelaat. Er lag werkelijk nog als een schemer op van den glimlach, waarmee ze was ontslapen, zooals Adèle had gezegd. Van het midden der kamer staarde de broeder naar de verscheiden zuster, naar het beeld van diep ontroerende liefelijkheid plotseling echter lag hij voor het smalle, witte bed op de knieën en drukte zijn gelaat op de voor altoos verkilde handen. In dat oogenblik sloot de jonge vrouw de deur van de sterfkamer en trad die van haar zelf binnen. De lamp brandde op tafel, en het avond eten stond er gereed. Adèle had het, voor zij naar het station ging, voor den gast besteld. Nu, het kon wachten. Voorloopig dacht de arme wel niet aan spijs of drank. Eerst gold het een hartverscheurend wederzien der zuster en afscheid nemen tevens. Adèle trad aan het open venstér. Zwart stond het bojch, dat naar den Schatz-alp omhoog ging, voor haar. Bewegingloos en zwijgend. Qeen koeltje streek naar binnen. En de hemel bleef duister, alsof alle licht in de wereld was uitgebluscht. Zij verbaasde zich, dat zij deze waarnemingen kon doen, in plaats van deel te nemen in de groote smart, die weinig schreden van haar verwij derd, een geliefd mannenhart ver scheurde, En meer nog met iets als een gevoel van geluk trof haarde gedachtevan de doode ginds, komt Érpst Reinsberg straks tot haar, en hun beiden is nog het leven bescho ren wellicht een lang, bloeiend, gezegend leven. Nu echter maakte zij met de handen een haastige, afwerende beweging. Hoe kon zij 1 Nog was de arme Ella niet begraven, en zij dacht reeds aan een blijde toekomst, die aan gene zijde van den grafheuvel voor haar oog verrees. Een brandend rood van schaamte voelde zij over haar gelaat gaan de tranen welden in haar oogen. Zacht nam zij plaats in een stoel aan het open venster en 'weende lang en smar telijk in den donkeren nacht, waarin een zachte, liefelijke meisjesziel was verdwenen en heengegaan naar onbe kende verten 1 Er kon een half uur zijn verloopen, toen er aan haar deur werd geklopi. Ernst Reinsberg trad binnen. Hij leek kalm, zijn gelaat had weer kleur, in zijn houding was niets overgebleven van den slag, die hem had getroffen. Hij zei, dat hij zich had overtuigd dat I Ella in lachende rust was heengegaan onveranderlijk stond he' te lezen op haar voorhoofd, en om haar mond dat zij heenging In vrede, Daarom j ook zou geen woord van klacht over zijn lippen komen. Zacht knikkend met het hoofd had Adèle toegeluisterd. Nu vroeg zij hem, aan tafel plaats te nemen en iets te nuttigen hij zou het noodig hebben. Ernst Reinsberg gaf aan haar uit- noodiging gehoor. Met een paar woorden sprak hij van de reis met den trein, die hem uit het laagland had omhoog gevoerd naar de bergen, in het gezegende, hoog gelegen dal. Adèle hoorde slechts den klank van zijn stem. En den zin der woorden verstond zij niet. Zij peinsde over een verandering, die over hem was ge komen. Wat mocht het zijn Het scheen haar, alsof hij iets in zich omdroeg als een openbaring, waarin hij haar straks zou doen deelen, terstond, nadat hij gegeten had. Zoo iets zeldzaams ging haar door het hoofd. Doch welke openbaring kon dat zijn? In stilte verwonderde zij zich, hoe zij juist op dat woord was gekomen, en toch kon zij geen ander vinden. Alleen het doel der openbaring bleef haar onbe kend, en veroorzaakte toch in haar hart een eigenaardige onrust. Toen hij mes en vork neerlegde, nam hij nog eenmaal het glas, waarin de zware, donkerroode wijn parelde. Als diep in gedachten verzonken, hief hij het glas tegen het licht, daarna dronk hij langzaam, en het was haar, alsof hij haar daarbij aanzag over den rand van het glas, vast en vurig. Of straalde dat vuur haar tegen uit den wijn in het glas? Zij geraakte in verwarring en keek op naar het open venster, dat door der. donkeren nacht scheen te zijn gesloten met een zwarten muur, Ernst Reinsberg greep plotseling naar zijn borstzak, waaruit hij iets scheen te willen nemen, toen aarzelde hij echter en keek naar de klok. „O," zei hij, „bijna middernacht, dan mag ik u niet langer lastig vallen Werktuigelijk wilde Adèle iets ant woorden, waarvan zij zelf niet wist, of het afwijzing of toestemming zou zijn, toen buiten op de gang zware stappen klonken. De huisknecht kwam vragen, of hij mijnheer naar het hotel zou brengen In de villa was alle beschikbare ruimte bezet, zoodat Ernst Reinsberg in het naastbij gelegen hotel overnachten moest. Bij het binnentreden van den knecht was hij opgestaan en reikte Adèle tot afscheid de hand. „Ella's brief draag ik op mijn hart," zei hij zacht, „de inhoud is ook voor u bestemd maar er is morgen wel een uur, waarin u hem kan inzien morgen of na de begrafenis." Hij was weg. Aan het venster luisterde mevrouw Adèle naar de ver wijderde voetstappen. Zij onderscheidde duidelijk iederen tred, Ernst Reinsberg had een zekeren vasten stap, ook thans in den nacht op de smalle Rütisteig, die hem geheel vreemd was, terwijl de knecht, die dit pad wel ontelbare malen was gegaan, met zware treden voortstrompelde. Behalve de predikant, Ernst Reins berg en mevrouw Adèle stonden om de duistere groeve ook nog enkele bewoners der villa, die medelijden ge voelden voor hei schoone, bleeke meisje, dat stil lachend den dood was ingegaan. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Axelsche Courant | 1925 | | pagina 1