ZWARE OFFERS. Nieuws- -en Advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen. No. 72. VRIJDAG 12 DECEMBER 1924. 40e Jaarg. Het Kanaal Axel-Hulst. FEUILLETON. J. C. VINK - Axel. Dit blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond. ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden 75 Centfranco pei' post 1 Gulden. Afzonderlijke Nos. 5 Cent. i. Er werd reeds op gewezen, dat aan de pogingen tot door trekking van het kanaal aan de Axelsche Sassing tot Hulst een gesclnedenis verbonden is. Men had echter niet kunnen denken, dat die geschiedenis zoo uitge breid was. En nu deze, dank zij de ijverige en onvermoeide naspeu ringen van den Secretaris der Kamer van Koophandel en Fa- j brieken, in Zeeuwsch-Vlaanderen, 1 den Heer N. J. Harte, in zijn ge heel is naar voren gebracht, wil len ook wij die onzen lezers niet onthouden. Het zal zeker van nut zijn, die weer in het geheu gen te roepen. En des te meer waarde heeft deze zaak, nu de bescheiden alle uit officiëele bron nen zijn geput. Laten we er nog bijvoegen, dat de heer Harte die afzonderlijke gegevens en stukken tot een aardige causerie heeft weten te vormen, zoodat een dorre opsomming achterwege is gebleven. Het zou o.i. wel over weging verdienen deze geschie denis in brochure-vorm onder de autoriteiten te verspreiden. Spreekt het Zeeuwsche wapen van een worstelen en zwemmen, waardoor de landerijen in dat gewest aan de zee zijn onttrok ken, voorzeker is de spreuk „Luctor et Emergo" ook van toe passing op Zeeuwsch-Vlaanderen. De geschiedenis leert ons, dat in de veertiende eeuw Zeeuwsch- Vlaanderen reeds was ingedijkt. Latere gebeurtenissen maakten het echter voor een groot deel weer drijvende. Niet alleen, dat som mige polders invloeiden tenge volge van het geweld der door stormen opgezweepte golven die dijken deden bezwijken, doch ook door de strijdende partijen in dtn 8ü-jarigen oorlog werden, als het in hun kraam te pas kwam dijken doorgestoken en het land onder water gezet. Een gevolg van deze omstan digheden was, dat in het laatst van de jaren 1500 van Oostelijk DRUKKER-U1TGEVER tot 5 regels 60 Centvoor Groote letters worden naar ADVERTENTIËN van 1 eiken regel meer 12 Cent. plaatsruimte berekend. Advertentiën worden franco ingewacht, uiterlijk tot Dinsdag- en Vrijdagvoormiddag 11 ure. Zeeuwsch-Vlaanderen slechts de hooge zandgronden in het Zuiden en de steden Hulst, Axel en Ter Neuzen, met een kleine om geving, bij vloed boven water uitstaken. In de zeventiende en achtiende eeuw is men aangevangen om het verloren land weer door in poldering te herwinnen. Om streeks 1750 was reeds een groot deel van het overstroomde droog gelegd, doch nog tot 1787 door stroomden Braakman en Helle gat nog het geheele land en wer den zoowel de stad Hulst als Axel nog door het zeewater be- spoeld. De Noordwestelijke grens van die zeearmen werd gevormd door de thans nog „zeedijk" genoem den dijk iangs Poonhaven, Kijkuit, Axel, Sluiskil, en verder langs het vroegere Axelsche Gat naar den dijk van de Braakman. De Zuidoostelijke grens der zeearmen werd gevormd door de dijken van de polders Stoppel dijk, Klein Cambron, Havik en Hulster Nieuwland, de wallen van Hulst, de dijken van de pol ders Absdale, Oud- en Nieuw Ferdinandus, Oud Beoostenblij Bezuiden, Moerspui, Zuiddorpe, Noord, Lipppens, de Belgische polders St. Francois en Keirmelk, voorts den polder St. Anthony en verder door den dijk van het vroegere Sassche Gat tusschen Sas van Gent en Phillippine. Op een kaart van den toestand in die dagen zien we als eilanden in die zeearmen liggen Oud Vo gelschor of Zuid-Westenrijkpol- der en Zuidelijker en Autriche- met den Papeschorpolder. Hulst langs de oude vaart van Hulst.de Hulster VlakteenhetHel- legat en Axel langs het Axelsche Gat, waarvan de Axelsche kreek toen deel maakte, en den Braak man, stonden alzoo in gemeen schap met de Wester-Schelde. Omtrent de vaart op Hulst is- naar het schijnt zeer weinig be kend. Daarentegen weten we, dat de vaart op Axel van betee- kenis was en in de raadszaal van die stad zien we nog een schil- derij, weergevende een kijkje op Axel uit vroegere dagen, tan uit zee gezien, dat geheel den in druk geeft van een bedrijvige havenplaats. Ongetwijfeld zijn de straatnamen „Zeestraat", „Kaai- wal", Gentsche vaartstraat" over gebleven als een herinnering aan dien tijd. Een ingrijpende verandering kwam er in den toestand door de groote dijkage in 1788 en 1789, waarbij werden gelegd de afsluitdijk van Reigersbosch naar Luntershoek, die van de Axelsche Sassing naar Zwartenhoek en die tusschen den Autrichenpolder en Sas van Gent. Door de schut-, tevens afwa- teringssluis te Luntershoek en de' Axelsche Sassing bleet de scheep vaartgemeenschap in stand. Spoedig schijnt echter de uit watering verlegd te zijn van Lun tershoek naar Reigersbosch. Reeds in het begin der 19e eeuw is herhaaldelijk^ uitgezien naar middelen om de afwatering, die door sterke aanslibbing in het Hellegat spoedig achteruit ging, te verbeteren, en het ligt voor de hand, dat de scheepvaart langs dien uitweg naar Hulst, voor zoover deze nog van eenige beteekenis was, niet weinig moest lijden en geheel verliep. Te Axei was het al niet veel beter. De sluis aan de Axelsche Sassing werd in het jaar 1805, na te zijn gesprongen, door een dam afgesloten. De scheepvaart was toen schijnbaar in beteekenis ook reeds veel achteruitgaan Door de passiuis en de sluis van Zwartenhoek werd voldoende in de afwatering voorzien". Omdat de oude waterwegen door het Sassche en het Axelsche Gat tengevolge van de sterke aanslibbing niet meer voldeden, werd ten behoeve van de afwa tering en scheepvaart het kanaal van Ter Neuzen naar Sas van Gent gegraven. De uitwateringen die in genoemde gaten uitkwamen, werden in het kanaal opgenomen, Bij den aanleg van dit kanaal was ook bedoeid een zijtak van Sluikil naar Hulst. Het kanaal Nadat de beambte zich verwijderd van Sluiskil naar de Sassing is dan ook in dien tijd gegraven. De Axelsche Sassing (schut sluis) werd in 1827 hersteld en heropend, terwijl begonnen werd met het graven van een kanaal tusschen de Axelsche kreek en de kreek om het Groot Eiland. De uitwatering langs het Helle gat was al even onvoldoende als die langs het Axelsche Gat, waarom men ook daarin verbete ring trachtte te krijgen door het water der Hulstersche vlakte eveneens af te voeren naar de Axelsche kreek. De uitvoering van dat plan werd echter niet voltooid. We hebben in de laatste jaren maar al te zeer ervaren wat „tijdsom standigheden" kunnen teweeg brengen of te wel tengevolge heb ben. Het waren ook indien tijd „tijdsomstandigheden" die de tenuitvoerlegging van het geheele plan hebben beiet. Zooals we uit de historie weten werd het in België, waarmede Nederland toen nog verbonden was, roerig. De kanaalwerken hadden al vertraging ondervonden door gebrek aan arbeidskrachten, terwijl er bij de regeering naar het schijnt ook vrees bestond .voor de gevolgen eener opeen- hooping van werkvolk aan de grenzen in die roerige tijden. „Toen de werken op bijkans een "half uur van Hulst gevorderd waren" zooals we in een request van iateren tijd lezen, werden die werkzaamheden gestaakt en zijn lot den huidigen dag in dien onvoltooiden toestand blijven liggen, waarmede de te Hulst algemeen gekoesterde hoop op een nieuwen waterweg naar de Wester-Schelde vervloog. Het gegraven gedeelte van het ka naal heeft alleen en uitsluitend gediend voor waterleiding, en doet dit nog. We springen nu met de ge schiedenis over op het jaar 1842, toen na de afscheiding verschil lende regelingen met België werden getroffen, waaronder ook die betreffende afwatering. Het kanaal van Ter Neuzen naar Sas van Gent zou alleen voor de scheepvaart worden gebruikt en ter voorziening in de afwatering werd de Oostelijke en de Wes telijke waterleiding gegraven. Dit was fataal voor de nog op Axel bestaande scheepvaart, aangezien het peil van de Axelsche kreek als r, gevolg van die waterleiding dermate zakte, dat zij voor de scheepvaart niet meer geschikt was, terwijl ook op den drempel der sluis aan de Sassing te weinig vaardiepte overbleef. Voor zoover we hebben kunnen opdiepen heeft het toen geduurd tot 1849, dat er van rijkswege een ontwerp is gemaakt voor het uitvoeren van betrekkelijk kleine verbeteringen aan sluis en den vaarweg, waarvan de kosten wer den geraamd op f 64.600. k Blijkbaar was toen de scheep vaart op Axel vaft weinig betee kenis, daar blijkens een schrijven van den Staatsraad-Gouverneur van de Provincie Zeeland aan het gemeentebestuur van Axel, de Hoofdingenieur van Rijks Water staat in het lie district had te ken nen gegeven, dat de „aanzienlijke" kosten van dit werk geenszins geëvenredigd waren aan het nut en voordeel daaruit te verkrijgen, waarom deze in overweging gaf de Sassing af le dammen, een goeden rijweg te maken van de stad naar de afdamming en een lapdings- en losplaats ter plaatse voor de schepen daar te stellen en verder den straatweg van Ter Neuzen naar Axel te voltooien. Alzoo een voorstel aan het ge meentebestuur van Axel waarom trent onder het publiek een ver keerde meening liep. Volgens overlevering zouden nl, destijds de bestuurderen van Axel uit kortzichtigheid hun vaarweg hebben prijsgegeven voor enkele landwegen, hetgeen hun door het nageslacht, dat verlangde naar een goeden vaarweg kwalijk genomen werd. (Tot heden nog bestond die meening en het zij tot eere van het toenmalig gemeentebestuur, (Wordt vervolgd.) AXELSCHE COURANT. 4.' "V (Uit het Duitsch.) 46) Zij gingen heen... als gedwongen op den drempel nog eenmaal omziende naar het tooneel van den dood dat zij achter zich lieten. Graaf Adolf sloot de deur achter zich om nieuwsgierigen te weren Adèle had zich in haar slaapkamer opgesloten. Op Ethel's bang roepen antwoordde zij„Laat mij. Ik moet een tijd lang alleen zijn. Het is nood zakelijk. Wees echter niet ongerust over mij, ik bega geen dwaasheid. Dat zweer ik je." De stem der jonge vrouw klonk zoo kalm, dat Ethgi inderdaad gerust ge steld heenging, om in haar kamer graaf Adolf op te zoeken, die daar was be gonnen te schrijven. Nauwelijks was Ethel vertrokken, of Adèle sloop de kamer uit, keek nog eens naar een brief, dien zij met een mesje bezwaard, midaen op de leege tafel had gelegd, en hulde zich vlug in een grooten man el, waarna zij Stil de trap afging. In de schemerend ver lichte hal riep zij een bediende, met wien zij, zacht sprekend, in den duis teren nacht verdween. Een half uur later stonden graaf Adolf en Ethel in de slaapkamer der jonge vrouw en lazen de weinige woorden van haar achtergelaten brief. „De moordenares van den vrijheer ben ik ik alleen I Ik duld niet, Adolf, Bureau Markt C 4. Telef. 56. - Postbus No. 6. dat je mij een ongehoord offer brengt. U bloeit het leven en de liefde. Grijp toe. Ik echter ga mij aan het gerecht overgeven. Vaarwel." „De lieve, dwaze Adèle," zei graaf Adolf en ijlde naar de gang om een bediende te vinden, van wien hij kon vernemen, hoe Adèle het huis had ver laten, te voet of per rijtuig. Hij had niet ver te gaan. Het dienst personeel van het slot stond in groepjes in de gangen fluisterend bijeen. Men vermoedde, men vreesde, dat er iets schrikkelijks was voorgevallenmaar niemand kon dat verschrikkelijke noe men. Nu was ook de jonge slotvrouwe plotseling weggereden, geheel alleen, midden in den nacht. De menschen stonden bleek, maar brandend van nieuwsgierigheid bijeen- Toen graaf Adolf wist, dat Adèle met een rijtuig was heengegaan, om haar besluit te volvoeren, zei hij tot Ethel: „Als ik te paard ging, zou ik haar misschien nog vóór de stad kun nen inh; len. Maar 't valt te betwijfelen. Mij dunkt, het beste is, dat ik ook ga rijden. En jij, lieve, gaat met mij mee, oodat Adèle dan met u samen de stad weer kan verlaten. Zij is natuurlijk slechts in haar verbeelding schuldig. Een paar woorden van mij zullen vol doende zijn, wanneer ik bij den rechter van instructie kom. Adèle mag dan zelf beslissen, of zij met jou naar Brückenau zal gaan of m Zellwitz afwachten wil, tot een bloedverwant van den vrijheer, dien ik heb geschre ven, het bestuur daar overneemt." Het was des morgens zes uur, toen de minnenden, door een daad van drift samengebracht, om terzelfdertijd ook waarschijnlijk voor lang weer te schei den, in de stad aankwamen, Voordat graaf Adolf naar den rechter van instructie reed, verliet Ethel den wagen om in 'n hotel Adèle te wachten, die toch spoedig, uit haar offervaardige overspanning naar de werkelijkheid teruggewezen, bij haar moest zijn. Op straat had het leven reeds in veelvuldige vormen een aanvang ge nomen. Daarom moesten de twee, die bij een verstijfd lichaam, waarvan de stomme mond luid een aanklacht in diende, den band des harten hadden gesloten, een stil afscheid nemen. Niet de lippen, slechts de handen raakten elkaar nog eenmaal aan. Graaf Adolf kon niet spreken. Geen enkel geluid kwam over zijn lippen. Ethel was de sterkere. Klaar en helder als de ontwaakte zomermorgen was haar stem, waarmede zij den scheidende voo' de laats e maal verzekerde: „Ik heb je lief. En ik blijf je liefhebben. Zoo ga en draag, denkend aan mij ,en mijn liefde, datgene, wat gedragen moet worden Toen ging Ethel in de duistere hotelkamer op en neer en wachtte de vriendin. Zij dronk een kop thee, maar at nauwelijks iets. De kracht harer lie'de hield haar staande. Twee uur verliepen er. zonder dat Adèle bij haar kwam. Toen besloot Ethel, naar het gerechtsgebouw te gaan om zekerheid te verkrijgen. Juist toen zij zich kleedde, kwain een beambte in haar kamer, die haar in verzachtende woorden mededeeld dat de vrij^rouwe Adèle von Rüthling evenals haar broeder graafjBrück nau gevangen was genomen. Zij - beschuldigden zich beiden van moord, I en het onderzoek moest eerst uitwijzen, bij wie de schuld lag. had, stond Ethel verstijfd en haalde met moeite adem. Niet alleen de beminde ook Adèle was in hechtenis genomen Alle ge dachten van het jongé meisje waren het eerste oogenblik slechts bij de vriendin Zij, de schoone, verwende vrouw, binnen de muren van de ge vangenis Alleen met de vreeselijke herinnering van het bloedige voorval, alleen met haar gemarteld en gepijnigd hart, dat in zijn hopelooze liefde toch reeds een meer dan volle maat van lijden droeg I Die liefde Ethel richtte zich plot seling op onder den invloed van een opwellende gedachte. Haar voorhoofd verhelderde, haar adem werd vrijer. Opnieuw greep zij naar haar hoed, viugger dan straks, met iets ais bijna blijde haast. Zij vroeg in het hotelbureau een adres, slapte in een aangeroepen rijtuig en reed weg. „Ernst Reinsberg, advokaat," stond naast de deur. waar zij een kwartier later aanbelde. Daar het nog vroeg in den morgen was, trof zij den ge zochte nog thuis. De breedgeschouderde, flinke man met het brand-litteeken in het ernstige gelaat, verbleekte, toen hij tegenover de slanke vrouwengestalte stond, wier trekken hem zoo bekend waren bekend van een andere, die dikwijls door al zijn droomen was gegaan. Ethel had, voor zij het woord nam, in groote spanning zijn gelaat waar- genomeh, zij raadde bij ingeving, wat in hem omging, naar wie bij haar onverwacht verschijnen zijn gedachten onweerstaanbaar werden heengevoerd. OnweerstaanbaarMet een pijnlijke, oneindige sterke kracht. Dat zag zij Toen ging er iets ale een zacljt lachefi van verlossing uit nood en angst om haar lippen Zij noemde haar naam en voegde er aan toe „Ik ben de nicht van een vrouw, die u goed kent, mijnheer de advokaat. En om harentwille ben ik hier." De heerlijke triomf in haar hart, die de zaak der vriendin gold, werd nog grooter, toen zij zag hoe de groote, sterke man beefde van het hoofd tot de voeten en haastig vroeg„Spreek I Wat beteekent uw bezoek zoo vroeg in den morgen U moet immers nog in den nacht bijna van Zellwitz vertrok ken zijn wat is er met de vrouwe En Ethel verhaalde van het verschrik- ke:ijk drama en ai, wat daarop ge volgd was „In mijn angst en nood," zei ze verder, „dacht ik aan u, ik herinnerde mij uit een krantenbericht den roep, die zoo snel van u uitging als ver dediger, en ik snelde tot u. Ik draag u de zaak der twee ongelukkigen op, ik smeek u, ik vorder van u, dat u deze taak op u neemt om Affèie's wil, die nooit iemand anders bemind heeft dan u, Ernst Reinsberg." Hij deed een paar schreden van het j jonge meisje terug, als afgestooten. Nog heftiger dan straks beefde zijn krachtige gestalte. Maar tegelijk groeide die, als in trots en hardheid, als in hounend-brandende bitterheid. Een oogenblik nog en hij ontlastte zijn hart in een stroom van woorden van een bitteren druk, waaronder het onge twijfeld maar al te dikwijls was neer gebogen.

Krantenbank Zeeland

Axelsche Courant | 1924 | | pagina 1