ZWARE OFFERS.
1
f
I
H
Nieuws- -en Advertentieblad
w
voor Zeeuwse li -Vlaanderen
De Warenkearing in Zeeland.
No. 71.
DINSDAG 9 DECEMBER 1924.
40e Jaarg.
J. C. VINK - Axel.
FEUILLETON.
Binnenland.
'H
■p
jyiliiëpiiaB
fa
!e2|^
Dit blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond.
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden 75 Centfranco per post 1 Gulden.
Afzonderlijke Nos. 5 Cent.
DRUKKER-UITGEVER
Bureau Markt C 4.
Telef. 56. - Postbus No. 6.
tot 5 regels 60 Centvoor
Groote letters worden naar
ADVERTENT1ËN van 1
eiken regel meer 12 Cent.
plaatsruimte berekend.
Advertentiën worden franco ingewacht, uiterlijk
tot Dinsdag- en Vrijdagvoormiddag 11 ure.
Zooals we in een vorig num
mer beloofden zouden we succes
sievelijk eenige gedeelten overne
men uit het verslag van den Keu
ringsdienst van Waren in Zeeland,
over 1923.
Hieraan is dan het volgende
ontleend
Hoofdstuk I bevat een opsom
ming van het personeel (onge
veer 20 personen) en spreekt over
den toestand van gebouwen en
materiaal.
II. Algemeene beschouwingen.
Daarin lezen we o.m.In den
algemeenen toestand kwam veel
verbetering, zooals bleek uit de
hoeveelheid door de keurmees
ters te plaatse afgekeurde waren.
In de eerste plaats moet dit
hieraan worden toegeschreven
dat de meeste oude voorraden
opgeruimd .zijn, maar ook hier
aan dat de winkeliers met meer
overleg te werk gaan door van
verschillende artikelen, die ge
makkelijk aan bederf onderhevig
zijn, kleinere voorraden in te
slaan en door het zorgvuldiger
bewaren van de aanwezige waren.
Toch moet aan de controle op
het platteland geregeld de hand
worden gehouden, daar vooral
de kleinere winkels die daar in
hoofdzaak voorkomen, als bij
verdienste door de vrouw of de
kinderen gedreven worden. Wordt
niet geregeld gecontroleerd, dan
vervallen zij weer spoedig in den
ouden toestand.
Een veelvuldig voorkomende
gewoonte is het bijvullen der
bakken zonder eerst de oude
resten behoorlijk op te ruimen.
Geregeld wordt door de keur
meesters hierop gewezen, even
als op het aanbrengen van een
lossen bodem in de voorraat-
bakken, die voor veel artikelen
meestal veel te groot zijn voor
den omzet, waardoor de inhoud
te weinig ververscht wordt.
Nog steeds wordt doorgegaan
met aandringen op het aanbren
gen van verbeteringen in win
kels, bergplaatsen en fabrieken.
45)
In bakkerijen moest af en toe
nog wel eens aanmerking ge
maakt worden op den trog of
het bewaren van het brood, maar
als regef was een waarschuwing
voldoende om daarin verbetering
te brengen.
In een fabriek van gedroogde
groenten, waar jonge meisjes
belast waren met het uitlezen
der gedroogde producten werd
er op aangedrongen om in het
vervolg de meisjes te verplichten
het loshangende haar met een
doek om het hoofd te binden.
Aan dezen wensch werd gehoor
gegeven.
Aan het bewonen van en sla
pen in winkels is nog weinig te
doen, als de bewoners niet door*
deri sterken arm gedwongen
kunnen worden dit na te laten.
Eenmaal constateerde een keur
meester bij het schoonmaken van
een winkel, dat kaas en andere
eetwaren zoolang op een besla
pen, onafgehaald bed werden be
waard. Op het ongewenschte
van dezen toestand werd ge
wezen.
Persoonlijk heb ik, zoo schrijft
de directeur, met een van de keur
meesters eenige bcreidplaatsen
van comsumptie-ijs bezocht. Over
,.het algemeen vindt men deze
gelegenheden in volksbuurten,
waar soms armoede en vooral
vervuiling toestanden scheppen,
die spotten met elk begrip van
hygiëne.
Zoo troffen wij o.a. aan een
bedompt woon-slaapkamertje,
waar een benauwde menschen-
lucht hing door gebrek aan vol
doende ventilatie. Aan den zol
der hing een wasch en daaron
der stond een gloeiende kachel
om die wasch te drogen. In een
hoek vóór een bedstede stond
het gerei waarin het ijs bereid
werd tusschen een kattenbak en
een nachtspiegel.
Enkele van die zaakjes hebben
de bereiding van ijs gestaakt,
nadat bij de eigenaars op verbe
tering was aangedrongen. Bij
anderen trad verbetering in.
Zonder Kon. besluit, regelende
de bereiding, verpakking of be-
handeling van eet- en drinkwa
ren, is het vrijwel en onbegon
nen werk om afdoende verbete
ring aan te brengen.
In het afgeloopen jaar deden
zich in het gebied Goes enkele
gevallen van Febris typhoïdea
voor.
Zoodra dergelijke gevallen be
kend worden, wordt onmiddellijk
door een van de keurmeesters
een onderzoek ter plaatse inge
steld om na te gaan, of de zieke
door zijn bedrijf of handel ge
vaar kan opleveren voor de an
dere inwoners en of de oorzaak
der besmetting is op te sporen.
III. Overzicht werkzaamheden.
In 1923 zijn gekeurd 225.502
artikelen, waarvan er 7804 in het
laboratorium zijn onderzocht.
Het aantal winkel-, bakkerij
en vischinspecties bedroeg 8115,
waarbij 217.695 artikelen werden
gekeurd en 960 partijen ter
plaatse moesten worden afge
keurd.
Als gevolg van het onderzoek
in het laboratorium werden 696
schrittelijke waarschuwingen of
aanmerkingen verzonden en zijn
90 partijen in beslag genomen of
aan de consumptie onttrokken.
Er werd 89 maal proces-ver-
baal opgemaakt, 82 maal wegens
verkoop van ondeugdelijke waren
en 7 maal wegens het niet op
de voorgescheven wijze vervoe
ren van brood. Het bedrag der
boeten, waartoe de overtreders
gedurende het afgeloopen jaar
veroordeeld werden bedroeg
f 7636.
Kameroverzicht.
De begrooting van Financiën
is in één avondzitting afgedaan.
Vele grieven waren weder aan
de orde, maar de meeste waren
reeds meermalen gehoord en
Minister Colijn zal er zich niet
angstig over hebben gemaakt.
Ten aanzien van den drank
accijns deelde de Minister mede,
dat deze wel is waar nog steeds
wordt ontdoken, maar dat men
ook niet moet vergeten dat het
gebruik in belangrijke mate af
neemt.
Ook de behandeling van de
begrooting van Onderwijs had
een uiterst kalm verloop. Minister
de Visser beheerscht hier den
toestand volkomen. Hij is door
de algemeene bezuinigingswoede
gedwongen vele schoone plannen
achterwege te laten of wel ge
deeltelijk weder af te breken.
Daarom is men tegenover dezen
Minister, die met zooveel liefde
voor het onderwijs zijn taak heeft
aanvaard, zeer onbillijk als men
het voorstelt, alsof hij de ver
slechteringen uit vrije beweging
invoert.
Eene belangrijke mededeeling
hoorden wij bij deze begrooting.
Namelijk dat Minister de Visser
naar aanleiding van het groote
verzet, dat de opheffing van de
lessen in het Fransch op de
lagere school heeft ondervonden
en van het gebrek aan mede
werking van de zijde van het
middelbaar onderwijs ernstig
overweegt, die lessen in de 5de
en 6de klassen der lagere school
weer in te stellen. Het zou ons
niet verwonderen, als men dien
aangaande spoedig meer zal
hooren.
De Utrechtsche hoogleeraar
Prof. Visscher kwam met vele
klachten tegen het academisch
instituut, dat naar zijn meening
ongunstig werkt.
Met genoegen noteeren wij
voorts, dat de Christelijk-Histo-
rische Minister de Visser zelf er
voor waarschuwde, bij het nijver
heidsonderwijs geen te sterke
scheiding te maken tusschen het
neutraal en het bijzonder onder
wijs. Het is algemeen bekend,
dat althans ten aanzien van dit
onderwijs voor zoodanig verschil
weinig aanleiding bestaat, maar
toch begint de afscheiding zich
ook reeds op dit gebied te open
baren, hetgeen tot een bijzondere
opdrijving van koster, zal kunnen
leiden. Bij het lager onderwijs
hoorde men natuurlijk weer vele
klachten over de slechte bezol
diging der onderwijzers.
Ten slotte kregen wij bij de
afdeeling Kunsten en Weten
schappen weer een pleidooi van
den heer Kleerekooper, dat de
Regeering meer moet doen voor
het bevorderen van de kunst.
Op dit oogenblik, nu op alle
gebied wordt bezuinigd, zal hij
zeker niet veel resultaat van zijn
streven kunnen verwachten. Maar
dat Minister de Visssr er zeer
sympathiek tegenover staat, kan
algemeen bekend worden geacht.
Dat bij de behandeling van de
begrooting van Buitenlandsche
Zaken de besluiten van Genève
uitvoerig zouden worden bespro
ken, sprak wel van zelf. Ten
aanzien van de internationale
verplichtingen van ons volk be
staat nog steeds veel verschil
van gevoelen. De heer Dressel-
huys stelt zich op het standpunt,
dat Nederland zelf voor zijn on
afhankelijkheid heeft te zorgen
en dat het onbehoorlijk zou zijn,
deze zorg aan anderen over te
laten. Daarentegen is de heer
Vliegen van oordeel, dat het tijd
wordt, dat de Volkenbond over
eigen machtsmiddelen zal gaan
beschikken om de orde te hand
haven. En hij aanvaardt de conse
quentie, dat, als anderen van
deze internationale weermacht een
zeker deel leveren, ook ons land
zich daaraan niet kan onttrekken.
Ook de heer Marcnant meent,
dat ons land naast de internati
onale weermacht van den Volken
bond in de toekomst geen be
hoefte meer heeft aan een eigen
leger. Welke macht ons land in
het belang van den bond zal
moeten behouden, is niet geheel
zeker.
W «ldadlglieidspostzegels.
Van 15 December tot 15Janu-
ari zullen hier te lande welda
digheidspostzegels uitgegeven
worden.
Het is niet de eerste keer dat
dit gebeurt. Verleden jaar hebbep
we de zoogenaamde Tooropzegels
gehad. De opbrengst heeft toen
ongeveer f 18000 bedragen. Er
was toen geen vast omlijnd plan.
Thans is dat er wel. De meer-
(Wordt vervolgd.)
'>k
(Uit het Duitsch.)
„Neen, neen I" schreeuwde het
jonge meisje op hartverscheurendcn
toon, „dat kan en mag niet waar zijn
„Het is ook niet waar," nam nu
Aüèle het woord, zich plotseling ver
mannend tot het schrikkelijk voornemen,
dat zij wilde doorzetten: „Ik heb mijn
echtgenoot gedood, ik!" Zij trad een
paar schreden terzijde, zoodat Ethel
den blik vrij had op de voor eeuwig
verstomde, vale trekken van den ge
troffene.
Het jonge meisje staarde van de deur
af naar den doode. Een rilling van
ontzetting g'ng door haar leden. Zij
wankelde onder den indruk van het
verschrikkelijke en zou gevallen zijn,
als niet de graaf haar snel in zijn
armen had opgevangen en naar haar
kamer gebracht, waarheen Adèle htn
langzaam volgde, de bijna gesloten
oogen naar den grond gericht. Eerst
daar, in een ruimen leunstoel, kwam
Ethel weer bij. In wilde, vertwijfelende
klacht dwaalden haar oogen van den
broeder naar de zuster. Zij greep naar
haar voorhoofd.
„Mijn God I" klaagde zij, „hoe kon
dat geschieden En dan jij,
Adèle, zegt het is uw werk, en u,
graaf Adolf
De jonge mar. viel terstond in „Wat
Adèle daar heeft gezegd, moet u niet
gehoord hebben, U weef het beste,
welk offer mijn zuster reeds eenmaal
om mijnentwille op zich heeft geno
men. Nu zou de moedige, dappere
heldin voor de tweede maal voor mijn
schuld willen boeten." Hij wendde een
weinig het hoofd om en keek de jonge
vrouw aan met een oneindig teederen
lach.
Toen zij hem in de rede wilde vallen,
viel hij snel in„Ethel, geloof mij,
het is zoo, als ik u thans zeg. De
vrijheer heeft, in plaats van Adèle haar
vrijheid te hergeven, nieuwe beschim
pingen tegen haar geuit. Hij beschimpte
ook mijin de bitterste, meest
krenkenoe woorden. Tot zinneloosheid
heeft hij mij geprikkeld. En in wild
oplaaiende drift heb ik het wapen,
dat hij tegen mij had gereed gelegd,
op hem gericht. En ik heb hem
midden in het voorhoofd getroffen.
Dat Adèle's hand in het beslissende
oogen blik het wapen aanraakte, heett
wel de richting een weinig veranderd,
maar niet verhinderd of veroorzaakt,
dat ik dooden wilde en gedood heb."
Opnieuw weerde hij de zuster, die
spreken wilde, af, en bevend over heel
zijn lichaam, zei hij„Hoe zoo iets
kan gebeuren, hoe wilde drift ons ons
eigen leven en dat van vreemden, dat
ons heilig moest zijn, laat vernietigen,
dat wij schuldig worden aan de ergste
schuld, bloedschuld wie zal door
gronden, wat aan het vreeselijk oogen
blik vooraf ging 1Doch het is ge
schied, en wij zijn er verantwoordelijk
voor."
Opnieuw maakte in het aangezicht
van de vreeselijke daad en de ver
schrikkelijke gevolgen zich diepe ho
peloosheid meester van het jonge meisje
en zij sloeg de handen voor het gelaat.
- Leeg was haar de wereldleeg
en nooit, nooit kon geluk daar meer
intreden.
Graaf Adolf trad dicht naast de ge
broken gestatte. Hij kon den machtigen
aandrang niet weerstaan... hij moest
de hand op haar hoofd leggen. Niet,
om haar te troosten. Van hem kon
immers geen troost uitgaan. Maar
weten moest hij, of zij, de reine, de
met bloed bevlekte hand verschrikt
zou afschuddenof dat zij de aan
raking duldde, omdatnu, omdat
zij hem niet geheel uit haar hart kon
verstooten.
Wel waagde hij niet, aan dit wonder
te gelooven maar hij moest zeker
heid hebben En schuw en aarzelend
daalde zijn hand op haar hoofd.
Ethel schrikte op, zij merkte, wiens
hand haar aanraakteen daar ge
schiedde het wonder 1 Zij greep die
hand, omspande ze vast met de hare,
richtte er zich aan op 1
En de liefste meisjesmond lispelde
„Mijn arme... arme vriend!" en het
schoonste meisjeshoofd vlijde zich met
een kort gelukkig-ongelukkig snikken
tegen den schouder van hem, die zco
pas een mensch had gedood
Op dat oogenblik verzonk voor graaf
Adolf de wereld met al de gruwzaam
heid, waarin zij verstrikt ligthij hield
de geliefde in zijn arm en kuste haar
telkens weer... en een stamelen klor.k
er van zijn lippen...
Tot hij plotseling met een beweging,
alsof hij uit een schoonen droom ont
waakte, het schoone meisje, dat zich,
evenals hij, gedragen gevoelde dour
verrukking, uit zijn armen losliet rn
snel terugtrad.
„EthelEthelnooit zal ik de: e
minuut vergeten 1 Ze zal mij al het li -
den van ko mende dagen helpen dragen
mijn hartelijken, onuitwischbaren dank
daarvoor 1 Het was een afscheid van
de schoonheid, goedheid en grootheid
van uw rein hart
„Maar geen afscheid voor immer,"
viel Ethel in met schitterende oogen.
„Ik beschouw mij als uw bruid, graaf
Adolf, moge uw lot zijn, zooals het wil."
In zalige verrukking strekte de jonge
man de hand uit.
„Neen, neen, dat offer kan en mag
ik niet aannemen."
„Het is geen offer... ik heb je lief,
boven alles lief," zei Ethel met den
overwinnenden eenvoud van diepe
waarheid en vlijde nogmaals het schoo
ne hoofd aan zijn borst.
Een korten strijd nog... toen weer
stond graaf Adolf niet langer. Hij
drukte haar vast aan zich en een ge
dempte kreet brak als gebed zich baan
over zijn lippen.
„Almachtige, maak mij nog eenmaal
waardig, dit geluk te verdienen en te
vergelden."
Intusschen had Adèle met wijdge
opende gloeiend droge oogen moeten
aanzien, hoe een groote, warme liefde
twee menschen den dood, de schuld
en een toekomst vol droeve, nacht
zwarte wolken lfet vergeten, hoe zij
daarover heen elkaar de hand reikten,
elkander vonden in een verheffenden,
ernstigen, reinen kus.
Een oogenblik was het haar geweest,
alsof zij het moest uitschreeuwen in
i wilde, alles-overstemmende vertwijfe
ling. Haar eigen leven, zoo leeg aan
liefde, die zij zelf verstooten had, lag
als een woestijn voor haar... en zij
moest voorwaarts, moest ingaan in die
woestenij, niets, niemand kon haar den
verschrikkelijken en eindeloozen weg
besparen, haaf daarvan verlossen,.,
Moedig wilde zij hem betreden, dien
lijdensweg. Was er voor haar zelf geen
heil meer, dan zou haar verder leven
gewijd zijn aan dat van anderen. On
willekeurig strekte zij als zegenend de
handen uit naar de twee menschen,
die elkander daar hielden omarmd.
Toen gleed zij als een schaduw door
een zijdeur uit de kamer...
Graaf Adolf en Ethel waren nu alleen.
Het eerste oogenblik van dat alleen
zijn vatten ze elkaar stevig bij de hand,
een krampachtige druk nog, een tweede,
daarna lieten ze elkander los, toen er
aan de deur werd geklopt. De bediende
Joseph trad binnen met het bericht,
dat de districtsarts was aangekomen.
Hij had hem onderweg aangetroffen
en terstond meegebracht.
Vlug ijlde Adolf terug naar de kamer
van den vrijheer, terwijl Ethel hem aarze
lend, nog altoos met stille hoop, volgde.
Op drogen toon verklaarde de dokter,
dat hier voor hem niets meerte doen was
en dat thans voor een ander de tijd van
handelen was gekomen. Met deze weini
ge woorden verliet hij de kamer.
Graaf Adolf trad naast den doode en
zei aangedaan „Het geschiedde in blin
den toorn. En mijn eigen leven gaf ik, en
daarmee al mijn groot smartelijk geluk,
indien ik den adem in zijn borst kon te
rugroepen. Het kan niet zijn, vaarwel.
Ik ga boeten wat ik misdeed. Kom Ethel,
wij willen allereerst naar Adèle. Zij heeft
een warmgevoelig woord van noode. Ik
zal in jou kamer een paar brieven schrij
ven. In de handen van uw vader, cue im
mers gelukkig is hersteld van zijn ziekte,
wil ikhettoezichtovermijn goed leggen,
in zijn handen en in de uwe, Ethel. Ik
weet, dat ik dan zoo lang het moet
weg kan blijven. Kom."