ZWARE OFFERS. Nieuws- »en Advertentieblad voor Zee uw sc li - Vlaanderen No. 70. VRIJDAG 5 DECEMBER 1924. 4Ue Jaarg. 06 J. C. VINK - Axel. Wat aardig van U! FEUILLETON. Binnenland. Dit blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond. ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden 75 Centfranco per post 1 Gulden. Afzonderlijke Nos. 5 Cent. DRUKKER-U1TGEVER Bureau Markt C 4. Telef. 56. - Postbus No. 6. ADVERTENTIËN van 1 tot 5 regels 60 Centvoor eiken regel meer 12 Cent. Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. Advertentiën worden franco ingewacht, uiterlijk tot Dinsdag- en Vrijdagvoormiddag 11 ure. Een opvoedkundig praatje. Zeer geachte lezeres of lezer, vat a. u. b. dit bijv. naamw. „op voedkundig" vooral niet te hoog op Ik gebruik het, omdat ik op 'toogenblik geen beter woord bij de hand heb, maar matig mij volstrekt den titel van opvoed kundige niet aan, want die zijn er slechts bij hooge uitzondering. Kundig toch beteekent geschikt zijn tot kunnen, evenals handig, pooti| en prettig beteekenen ge schikt in het gebruik van handen (vulgus „pooten") en geschikt om er pret van te hebben of mee te maken. En kunnen opvoeden, inderdaad kunnen, het allermoeilijkste, wat er bestaat, n.l. opvoeden, karak ters vormen, voeden tot geestelijk en lichamelijk „hooger" van den jongen mensch, dat is een kunst, van welker beoefening met het volste recht kan verklaard bor den „Velen zijn geroepen en weinigen uitverkoren." Wie het het verst gebracht heeft in deze kunst, om uit het edelste en het meest kwetsbare materiaal, dat ooit eenig kunstenaar te bewer ken had, iets volkomens te schep pen of wat de volmaaktheid nabij komt, zal erkennen, dat hij of zij altijd nog ontzaglijk ver beneden het ideaal is gebleven. Mijn praatje gaat dus alleen maar over iets wat bij de op voeding te pas komten alles wat daarmee te maken heeft, noemen wij in onze zelfoverschat ting nu eenmaal opvoedkundig ergoik volg die gewoonte, en daarmee uit. Ik stond op een morgen voor één der loketten van het Hoofd postkantoor te wachten, tot ik aan de beurt kwam voor mijn boodschap. Naast mij stond eene dame, vermoedelijk eene moeder, met een klein, lief uitziend meisje, dat zich aan haar rok vasthield en een plak chocolade in de vrije hand had. Ik hoorde het kind zeggen, half fluisterend, maar lief, terwijl ze de chocolade naar om hoog de dame toereikte: „Eerst u De moeder keek glimlachend in het naar haar toegekeerde ge zichtje, maar schudde ontkennend het hoofd en duwde zacht de uitgestoken hand terzij. „Toe nu!" zei het kind. „Nee, nee! Eet jij het maar zelf op Ik houd er niet van!" „Anders toch wel?" „Nee, nu niet!" „Hè toe nu!" „Nee, je wordt lastig!" was het vrij onvriendelijk bescheid, en ik zag het uitgestoken handje dalen, het gezichtje bewolken, en ge durende de tien of twaalf minu ten, die deze twee menschen, een groot en een klein mensch, naast mij bleven, hoorde ik geen ge sprek meer. Maar de plak cho colade bleef onaangeroerd, zoo lang ik het twijfelachtig genoe gen had, naast het tweetal te blijven. Want het was voor mij alles behalve een genot, dat zwij gende kind met gebogen hoofdje en neerhangend gevuld handje naast mij te zien. Dat kwam wel voornamelijk, omdat ik niet lang geleden zoo iets geheel an ders op hetzelfde opvoedingster rein ervaren had, en dat mij op dit oogenblik dwong tot eene smartelijke vergelijking. Ik logeerde gedurende eenige weken in een hotel buiten, laat mij mogen zeggentot herstel van geschokte gezondheid. Er waren maar enkele logé's. En daaronder een dame uit Rotter dam met haar vijfjarig dochtertje. Ik overdrijf niet, als ik zeg, zelden aanvalliger kind gezien te hebben, dan de kleine Elza, aanvallig in elk opzicht. Het beeldschoone meisje trok onmiddellijk de aan dacht van ieder, die korter of langer het hotel bezocht, zoo paarde dit kind uiterlijk schoon aan vrijmoedigheid, welbespraakt heid, gevatheid, zondereen zweem van onkinderlijke „wijsheid" en welgemanierdheid. Ik kon mijn oogen altijd moeilijk van haar afhouden, als zij op eenigen af stand van mij met haar moeder, een paar maal per week ook met haar vader, de maaltijden gebruikte. Geen volwassene zat correcter aan tafel, hanteerde meer naar den eisch mes, vork en lepel, dan het kind. Uit de wijze, waarop de ouders met hun doch tertje omgingen, zag ik, dat dit kind inderdaad opgevoed werd. En dat met succes. Het is hier de plaats niet, om in details te treden, omtrent de zichtbare en spontane deelneming, die dit kind, mij van den aan vang af betoonde, en bewees te begrijpen, wat die vreemde, al leen etende, meneer soms zoo somber maakte. Ik kreeg daar een paar malen ontroerende be wijzen van, die mij dan werkelijk te machtig werden. Wat heb ik dan vaak gedacht aan het woord van den Heiland„Indien gij niet wordt als dit kindeke, gij hebt geen deel aan Mij Hoe toonde dit kind te begrijpen, wat enkele zeer verstandige, zeer nuchtere en practische menschen, eenvoudig onverklaarbaar toe scheen Op een middag, bij het eindi gen van het diner, sprong zij, wat zij meer deed en wat haar moeder, die nooit verbood maar alleen gebood, stilzwijgend toe liet, van haar stoel en stapte naar mij toe. Zij had in de ge opende hand een groote aardbei, waarop zij een weinig sniker had gestrooid. Van op een afstand zag de moeder het glimlachend aan. „Hier meneer! die is voor u! Ik heb er de grootste uitgezocht zei Elza met een kleurtje van ge noegen en een stemmetje, waarin inderdaad iets onbeschrijfelijks roerends lag, Ik nam voorzichtig de weeke vrucht uit het mij toegestoken, handje. „Dank je wel, Elza! wat een heerlijke mooie aardbei^ en stak de vrucht in den mond. „Wat aardig van u zei het kind! „U is heusch lief, hoor!" en met een paar vroolijke spron getjes liep zij naar haar tafel terug en ging op haar stoel tegen over haar moeder zitten, nog met een glans van genoegen in de mooie blauwe kijkertjes. Elza had genot. Het spontaan verzekeren: „Wat aardig van u en de conclusie, daaruit opge bouwd „u is heusch lief!" be wezen, dat zij iets gewaagds on dernomen had, toen zij den groo- ten man, ongevraagd, iets lekkers ging brengen. In haar kinder hartje moet twijfel bestaan heb ben, of de gave wel aangenomen en gewaardeerd zou worden. En het viel haar mee, dat dit blijk baar in hooge mate het geval was. Elza had ondervonden, dat geven zalig is, en zij prees mij, omdat ik haar dit zalige mogelijk had gemaaktin haar onderbe wustzijn wist zij ook dat het ont vangen minder zalig kan zijn, dan het geven. En dat ik met dit minder zalige haar het zaliger mogelijk had gemaakt, beloonde zij mij met een dankbaar„Wat aardig van U! U is heusch lief De moeder in het postkantoor heeft niet begrepen, dat zij haar kind pijn deed. Zij weigerde liefdegave „Eerst u zei haar kind. Begreep dan die moeder niet, wat een schat van vereering er sprak uit die woorden? „An ders toch welHoorde die moe der niet, dat haar kind de on waarheid voelde van het bewe ren„Ik houd er niet van!" Dat zij de heiligheid van het moe derschap bezoedelde Een moe der liegt toch nooit tegen haar kind Of indien wel, dan is zij geen moeder „Zie toe, dat gij geen van deze kleinen ergert!" Zoo waar schuwde dezelfde mond, die het eenzijn met Hem afhankelijk stelde van het „gelijk worden aan een kind." Er zijn heel weinig opvoed kundigen onder de opvoeders. Wie er naar streeft, het te wor den, beginne met kinderliefde en kinderhulde te aanvaarden, als een kindeke. Wie zelf zich die onwaardig toont, geeft het kin derhart een wonde en het kinderbegrip veel te denken. Z. d. B. De Tarief wet. Aan het voorloopig verslag der Eerste Kamer over het wetsont werp tot vaststelling van een nieuwe tariefwet, wordt ontleend, dat verscheidene leden zich niet met dit ontwerp konden vereeni gen, wegens de absoluut protec tionistische strekking. Men achtte de geheele opzet een wijziging der tot dusver gevolgde handels politiek, die in geen enkel partij programma voorkomt, en ontoe laatbaar die vlak vóór de ver kiezingen door te zetten. Iedere poging van de regeering om aanneembaar te maken, dat een land als het onze door pro tectionistische politiek sterker kan komen te staan, heeft ten eenenmale ontbroken. Een klein, dicht bevolkt land als het onze behoeft een krachtig ruilverkeer. Men zal in de ons omringende landen van dit ontwerp, wet ge worden, gebruik maken om onzen export, met name op landbouw gebied, door repressaille-maat- regelen in het nauw te brengen. Door beschermende rechten worden de productiekosten ver hoogd, wat vermindering van welvaart beteekent. Terwijl men zich juist moet toeleggen op de meest voordeelige arbeidsverdee- ling, wordt men daarin door het hoogere tarief belemmerd, daar dit op het voortbrengingsvermo- gen remmend werkt. Vele leden meenden, dat de regeering zich op het juiste stand punt stelt, daar het hier een fis cale maatregel betreft. Het is onjuist en ongemotiveerd om te spreken van een absoluut protectionistisch karakter en van een radicale wijziging van onze handelspolitiek. Betreffende het gevaar van re- pressaillemaatregelen werd opge merkt, dat andere landen, zooals België en Zwitserland, veel groo- tere veranderingen in hun tarief aanbrachten en belangrijk hoogere invoerrechten heffen zonder dat door anderen tot het nemen van AXELSCHE COURANT (Uit het Duitsch.) 44) Met een sprong als van een tijger, voorwaarts snellend, was hij bij den vrijheer, stiet hem met onweerstaanbare kracht weg, greep den revolver van de schrijftafel en sprong, het wapen gereed om te schieten, een schrede terug. Daar klonk een schrille toon van een bleeken vrouwenmond; „Niet jij zult hem treffen ik ik wil het." Een smalle vrouwenhand greep naar den revolver, raakte hem aande doodbrengende kogel snelde den loop uit.., hij was door graaf Adolf in zijn woede voor de borst van den vrijheer bestemd... maar trof hem midden in het voorhoofd Hij tuimeldevielstrekte zich lang uit Welke van de twee handen die van den broeder of die van de zuster had den kogel afgezonden I11 sprakelooze ontzetting blikte Adèle op den man op den grond, die daar lag, als een eik, door den bliksem geveld. Doch eindelijk oerste al haar angst zich samen in het eene, bevend gesproken woord„Hij is toch niet dood „Ik geloofja." „Wij moeten om een dokter zenden," riep zij ontdaan. „Het is te laat," murmelde hij. „Misschien nog nietlaat mij Jaat mij." En met een sprong was zij aan de deur, die zij opende. Daar achter stond de bediende Joseph met bleek, van angst verwrongen gelaat. Zij gaf hem last, terstond te laten aanspannen en in vliegende vaart den naastbij wonenden dokter te halen, liet hem stilzwijgen beloven en keerde in de kamer terug. Met vasten tred ging zij op den broeder toe en helder klonk het van haar lippen: „Adolf... indien hij werkelijk dood is... welnu... niet jij hebt hein gedood ik, ik heb het gedaan." Zij beefde nietschrikte niet terug voor den gevallenegeleek geen moordenares, rechtop stond zij daar, hoog en fier. Maar plotseling moest zij de hand aan het voorhoofd leggen, en in haar oogen weerspiegelde een gepeins... hoe, waarom was zoo plotseling in haar het beslui' opgekomen, den man, die haar echtgenoot was, met een schot neer te leggen En zij vond geen ander antwoord dan ditde broeder in zijn onbegrensde woede, zinneloos, blind van toorn, wilde het doenen toen trof als een bliksemslag haar het bewustzijnhij heeft lief, hij kan gelukkig worden, daarom zullen zijn handen rein blijven doe het dus in zijn plaats. Ja, dat was het. Doch waarom moest het geschieden Waarom stiet zij den opgeheven arm niet terzijde ?n verhinderde het noodlot? Zij wist het niet. Er was in het noodlottig oogenblik eenvoudig niets in haar, dat haar dien uitweg aanwees. Alsof de dood van den vrijheer een besluit van het noodlot was, en zij het blinde werktuig tot uitvoering daarvan zóó was het haar in het oogenblik van de uitvoering geweesten zóó ge voelde zij het nog. In een oogenblik overdacht zij datzooals in een enkel oogenblik ook de daad was geschied. Een siddering ging door haar heele lichaam. Had werkelijk haar hand het gedaanof die des broeders En zij gevoelde, zij kon geen eed afleggen, dat zij de. werkelijke schul dige was. Maar zij wilde die zijn. Wilde. Wilde. Haar hart was dood en leeg, zou dood en leeg blijven voor altoos, terwijl de broeder aan Ethel's zijde groot edel geluk zou kunnen vinden. Dus wilde en moest zij de daderes zijn. Daaraan klemde zij zich vastom niet weerstandsloos overgeleverd te zijn aan een afschuw, die zich van haar meester wilde maken Toen graaf Adolf, die naast den ge troffene was neergeknield, langzaam opstond, riep zij nogmaals„lk heb het gedaan. Ik." De broeder staarde haar verstijfd aan en begreep haar niet. Zij herhaalde haar woorden. Toen trok hij de schou ders met kracht op, schudde zwaar moedig het hoofd, en zei met een schaduw van weemoedig lachen om den mond „Je hebt den trekker zelts niet aangeraakt, dat kon niet, omdat ik er den vinger aan had... Maar het is geschied, en de gevolgen moet en wil ik dragen Onder den indruk van zijn woorden, die hij op zonderling ontroerden toon had gesproken, raapte Adèle al haar kracht bijeen om voor de derde en vierde maal als een eed te verzekeren „Ik was het. Geloof mij toch. Zeg, dat je mij gelooft." En zonder zijn antwoord af te wach ten, voegde zij er bij„Misschien ve.- gis jij je toch, misschien is hij nog in leven te houden." Graaf Adolf knikte ontkennend. „Dood... werkelijk dood. lk was eenmaal secondant bij een duel. Daar trof ook de kogel midden in het voor hoofd. Hij tuimelde eveneens... viel juist zoo strekte zich juist zoo uit. Ja, die daar ligt, is dood werkelijk dood. Ik heb naar zijn hartslag ge luisterd voorbij geen dokter kan daaraan iets veranderen Reeds onder de laatste woorden van den broeder was de jonge vrouw met sleependen tred naar het lijk gegaan. Alsof zij zich verzette, en toch moest zij gaan, zoo leek het. Nu stond zij bij de voeten en staarde, hei slanke li chaam onwillekeurig een weinig voor overbuigend als ademloos vorscliend in het verstijfde zwijgend gelaat. Toen overviel haar een rilling, die haar bijna neersleurde, naast hem, over den doode. Het was alsof er iets in haar borst dreigde te springen een kreunen van vertwijfeling kwam over haar lippen Met reuzenkracht bedwong zij zich, week langzaam terug van het lijk, omklemde een stoelleuning en bleet daar staan. Zij wierp het hoofd in den nek en zei met inspanning nog eenmaal; „Ik heb hel gedaan Doch de woorden verstierven in een klagend, heesch gefluister HOOFDSTUK XX. Toen verscheen Ethel in de deur. Haar gelaat leek ernstig, vol kwel lende spanning. Schuw zoekend gleden haar blikken door de kamer, onheil verwachtend, maar haar oogen ont dekten niet terstond den gevallene, hij lag in (Je schaduw van de groote schrijf- tafel, en de donkere kleeding stak niet af bij het donkergekleurde vloerkleed. Zijn hoofd met het wasbleeke gezicht was verborgen achter de jonge vrouw, die nu weduwe was en zoo heel anders bevrijd was, dan zij had gehoopt. Allereerst zag Ethel de twee men schen, die zij lief had, ongedeerd voor zich staan. Zeker had de slotheer om een of andere reden de kamer verlaten. Het jonge meisje drukte de handen tegen de borst, uie haar straks nog pijn deed in ongehoorde spanning, en leunde diep ademend, als in zachte, kostelijke rust, tegen den deurpost. Zelfs kwam een matte glimlach om haar lippen, toen zij zei; „Vergiffenis, dat ik zoo zonder meer hier binnendring. Maar Joseph, de bediende, snelde zoo straks mijn kamer voorbij en antwoord de op mijn vraag, dat hij den dokter moest halep. Hij was zoo bleek, dat ik dacht, dat er iets verschrikkelijks moest zijn voorgevallen toen liep ik hem voorbij en ben nu hier en zie, dat ik gedroomd moet hebben Graaf Adolf zag het schoone meisje, dat hij zoo lief had, aan met een langen, innigen blik, met oogen, die dreigden weg te smelten in onnoemelijk wee, daar hem thans een verwoest leven, een bloedschuld scheidde van de rein heid van dit liefelijk wezen. Maar juist voor haar wilde hij niet staan in week heid, in onmannelijke zwakheid, neer gedrukt door het gewicht van het ge beurde. Stijf richtte hij zich op en zei met een stem, waaraan hij den trillenden klank niet wist te ontnemen: „Er is iets schrikkelijks gebeurd. Daar ligt de vrijheer, neergestrekt door een kogei van mijn hand dood (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Axelsche Courant | 1924 | | pagina 1