II ZWARE OFFERS. Nieuws- en Advertentieblad oo voor Zeeuwsch - Vlaanderen, Gewichtige besluiten. No. 68. VRIJDAG 28 NOVEMBER 1924. 40e Jaarg. mk óAJ J. C. VINK - Axel. Bij dit blad behoort een bijvoegsel. FEUILLETON. Binnenland. ja Dit blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond. ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden 75 Centfranco per post 1 Gulden. Afzonderlijke Nos. 5 Cent. DRUKKER-UITGEVER Bureau Markt C 4. Telef. 56, - Postbus No. 6. tot 5 regels 60 Centvoor Groote letters worden naar ADVERTENT1ËN van 1 eiken regel meer 12 Cent. plaatsruimte berekend. Advertentiën worden franco ingewacht, uiterlijk tot Dinsdag- en Vrijdagvoormiddag 11 ure. Voorzeker is het een gevolg van de nieuwere eischen des tijds, die op zichzelf ook weer hun oorzaak vinden in de de laatste jaren met reuzensprongen voor- uitgeloopen ontwikkeling der bevolking op het platteland, dat de besturen der kleinere gemeen ten ook in de meer afgelegen streken gesteld worden voor ge wichtige vragen. Vragen, die daarom gewichtig zijn, omdat ze van de gemeente kas sommen gelds eischen, die haren inhoud te boven gaan, zoodat leentjebuur moet gespeeld worden en de gemeente in schul den komt, wat evenwel nog geen lasten behoeven te zijn en zelfs bij goed beheer geen lasten mogen zijn. En we noemen nu dit finan cieel belang wel het eerst, maar eigenlijk is dat o. i. niet de be langrijkste zijde van de vraag, ofschoon dit bij den doorsnee wereldling ^ltijd het eerst naar voren komt. Maar de hoofdzaak is naar onze meening, dat de beslissingen, waarvoor de tegen woordige raadsleden zoo nu en dan gesteld worden, een enormen invloed hebben op de volksont wikkeling, op de cultuur van ons bestaan, om het eens op zijn Duitsch te zeggen. Want volks gezondheid, maatschappelijke vooruitgang en verstandelijke ont wikkeling houden ten zeerste verband met de gewichtige vra gen, die eenvoudige menschen tegenwoordig bezighouden in hun kwaliteit van overheidspersonen. Of dit altijd wordt ingezien en zooals we hierboven zeiden, niet meestal het financieel belang ondergeschikt wordt gemaakt aan de hoogere belangen, betwijfelen we niet. Maar er zijn gelukkig veelal omstandigheden of invloe den, die op den duur den door- j slag geven. Op den duur zeggen we, want dikwijls moet lang op het aambeeld geklopt worden, eer het de aandacht trekt. En is dan eenmaal de tijd genaderd en het resultaat bereikt, dan mogen we feliciteeren de smeden, die het ijzer heet hebben gemaakt. 42) De aandachtige lezer zal, voor zoover het onze gemeente betreft, wei gissen, dat we hier doelen op de laatste beslissingen, die in onze gemeenteraadsvergadering gevallen zijn. En dan moeten we bekennen, dat het besluit tot uit breiding der gasfabriek, (officieel wordt genoemd het gasbuizennet, maar natuurlijk houdt dat in uit breiding van het geheele bedrijf) en dat tot electrificeering van de gemeente, aanleiding gaven tot deze beschouwing. En als we dan de smeden zouden moe ten noemen, dan zouden we zeker moeten beginnen met ons Dage- lijksch Bestuur, het College van Burgemeester en Wethouders, die zich in hun streven blijkbaar van goede voorlichters hebben voor zien, want er behoorde moed en overtuiging toe, om deze voor stellen bij den raad in te dienen. En die kreeg men natuurlijk door de gunstige cijfers. En nu moge gedacht worden aan risico van den opzet, maar dat is o.i. juist een ge'ukkige factor, want zonder risico geen ijver. De risico daagt uit tot strijd en strijd wekt energie op tot overwinning van de bezwaren. Waar bleef het succes onzer helden, die naar Batavia vlogen, indien zij na den val bij Philo- popel, den moed hadden opge geven Zou niet juist dit risico hen aangezet hebben en spoor den niet tientallen van vooraan staande Nederlanders juist na dien tegenslag aan tot volhouden? Wel- nulatenwedaaromdeondernemers niet aanvallen, maar moed inspre ken en steunen tot welslagen van de plannen," opdat zooals de heer Oggel het na de stemming uit drukte, „deze mogen leiden tot welzijn van de gemeente en tot heil van de bevolking"', en bij welke woorden we ons gaarne aansluiten. Tot heil ja, en dan komen we weer terug op ons pleidooi, dat onder dit heil niet in de eerste plaats financieel voordeel, maar dat daaronder veel hoogere be langen worden verstaan. We willen dan wijzen op vroe gere besluiten en herinneren aan een besluit, dat onze voorvaderen eens namen, toen Axel voor de keuze werd gesteld, of het doortrekking van het Kanaal van Sluiskil wenschte, of een nieuwe weg. Men koos het laatste, waar van we nil nog spijt hebben. En zoo zijn er meer besluiten ge vallen, en zaken tot schade na gelaten, die we echter niet zullen noemen, maar liever wijzen op gunstiger beslissingen. Zoo b.v. de stichting der gasfabriek, de woningbouw in de Julianastraat, de rioleering der gemeente. Dat zijn zaken geweest, die groote financiëele offers vroegen. En zie, welk een gunstigen invloed hebben ze niet op ons volksbestaan Dat zijn belangen, die niet in cijfers zijn om te zetten, maar die ten slotte toch ook geldelijk voordeel afwerpen voordeel, ge- „Dat zult ge niet," viel Adèle hem not en gemak, waaraan we eigenlijk heelemaal niet meer denken, omdat we het zoo ge woon zijn, doch.... ze niet gaarne zouden willen missen. Zoo is het ook met de huidi ge plannen, die nog sluimeren, maar zeker in de toekomst, hun steun zullen vragen aan de raads leden. En of deze dan niet al leen even voortvarend zijn, och, als er maar elementen zijn, die een krachtige stroom kunnen ont wikkelen, en de polen zoodanig tot elkaar brengen, dat ook de omgeving magnetisch wordt, dan krijgen we wel het onweer, dat de atmosfeer zuivert van druk kende invloeden. Het beeld is misschien ietwat sterk uitgedrukt, maar we bedoelen daarmede niets kwaads en willen er alleen mee zeggen, dat zonder onderscheid, ieder op zijn tijd eens een schok noodig heeft, die hem tot andere, ruimere gedachten voert en dan vaak het oogenblik zegent, waar op hij zijn meening wijzigde. Zoo hopen we, dat ook later met dank baarheid zal worden teruggezien op de raadszitting van 25 No vember jl. hu vliegtecbt naar Batavia. Kolommen worden nog gewijd in de dagbladen aan het succes van de bemanning der F VII. Van de belangstelling en de geestdrift, waarmede de aviateurs werden ontvangen bij hun aan komst te Batavia heeft men geen begrip. De Landvoogd was niet in staat zich verstaanbaar te maken, toen hij den heer Van der Hoop toesprak. De politie en zelfs legerafdeelingen konden de bevolking niet op afstand hou den. Met vorstelijke onderschei ding werden ze begroet en toen de vliegeniers van den Gouve- neur-Generaal hunne Koninklijke onderscheidingsteekenen ontvin gen, was het hoerah onbedaarlijk. Onder ontzaglijke belangstel ling heeft te Batavia in de groot ste zaal die men krijgen kon, een receptie van de bemanning der /F Vil plaats gehad. Er zat zelfs publiek op het dak om door de ventilatie-openingen naar bin nen te kijken. Nadat de heer Muurling namens het Vliegcomité aan de vliegers ieder een zilveren reis-néses- saire had aangeboden, heeft een lange rij sprekers het woord ge voerd, onder overweldigende geestdrift. Een enorme bloemen- schat werd aangeboden, en ook nog een medaille en dasspeld en een oorkonde. Daarna had een diner plaats. De mechanicien van hetvliég- tuig, de heer P. A. van den Broeke woonde met zijn ouders van 1905—1908 in Domburg. Zijn vader was destijds monteur bij de aerogeengasfabriek aldaar. Te zijner eer werd te Domburg officieel gevlagd. Als een bewijs hoe in het Bui tenland deze vliegtocht beoor deeld wordt, diene, dat de Londen- sche Times den vliegtocht be spreekt als een nieuwe triomf der luchtvaart. De flying Dutchmen, zoo be sluit hfet blad, zijn gelukkiger dan de „Vliegende Hollander" uit de legende. Het blad beschrijft de heeren Van der Hoop, Poelman en Van den Broeke als zijnde van een dapper, avontuurlijk ras, wien het bloed hunner voorva deren nog door de aderen stroomt. De Kon. Familie. De Koninklijke familie zal uiter lijk 8 Dec. van het Loo naar den Haag terugkeeren voor het win- terblijf in de Residentie. Mgr. Nolens. Eenige Limburgsche vrienden van mgr. prof. dr. W. H. Nolens hadden zich vereenigd om hem in verband met het feit dat hij meer dan 25 jaar Limburg in de Tweede Kamer heeft vertegen- (Uit het Duitsch.) Vlug als een hinde ging het jonge meisje het huis binnen. Zij had geluk. De graaf was tehuis. Een minuut na haar aankomst was hij in den salon, waar zij op hem wachtte. Hij bedwong een sterke aandoening, toen hij haar tegenover zich zag. Zijn stem had hij echter niet in zijn macht, die klonk warm, toen hij zei„Ethel u komt tot mij Het liefst had zij voor een korte poos de oogen gesloten om de volheid van zijn stem in zichzelf te hooren na klinken. Al scheen het haar ook, dat de gehoopte dag niet al te ver meer wasnu echter, zoo lang niet een geliefde gevangene uit schandelijke boeien bevrijd was, mocht geen woord, geen gedachte daaraan herinneren. Zij moest zich zelf beheerschen en zij kon dat ook. Vlug begon zij te vertellen van al, wat haar hierheen had gebracht. In een minuut wist graaf Adolf alles. „De lafaard," klonk het in eerlijke, vlammende verontwaardiging van zijn bloedlooze lippen. Verder zei en vroeg hij voorloopig niets. Hij belde en gaf bevel te laten inspannen. Daarna ver wijderde hij zich voor een oogenblik, om zich te verkleeden. In dien tijd liet hij Ethel een verfrissching bezorgen. Het jonge meisje nam die dankbaar aan. Toen zij later de trappen afdaalden om in het wachtende rijtuig te gaan, zei graaf Adolf in spanning: „Ik heb natuurlijk opdracht gegeven, dat niet alleen voor Adèle, maar ook voor u, Ethel, een kamer gereed wordt gemaakt. U zult toch zeker Adèle niet verlaten." „Stellig niet. ik neem de aangebo den gastvrijheid dankbaar aan, neef Haar eenvoudige, bedaarde woorden schenen een storm van aandoening in hem te wekken. Een uitroep van warme blijdschap kwam op zijn lippen, maar de err.st van het oogenblik drong die terug. Zijn oogen echter om straalden en omglansden in onverholen bewondering het heerlijke meisje. Gedurende den rit in den stillen, zachten zomeravond, tnoest hij nog een paar malen de verzoeking weer staan, een teeder woord te fluisteren aan Ethel's kleine, rozige oortjes. Haar ernstige blik, waarin toch ook een bekentenis van teeder vertrouwen lag, maakte hem den strijd licht en dankte hem tevens. Toen richtte hij zich hoog en slank op en riep op gedempten toon, itfaar met blijdschap en vreugdeklank daarin „Ethel, ik geloof aan het geluk. Adèle zal mij vergeven, dat ik in dit uur, dat alleen haar zwaar bedreigd geluk en heil mag behooren, ook aan mij zelf heb gedacht." HOOFDSTUK XIX. Terwijl graaf Adolf naar zijn zuster ging, begaf Ethel zich naar de kamers der jonge slotvrouwe. Nadat zij onder een voorwendsel 't kamermeisje had weggezonden, pakte zij met rappe hand alles bijeen, wat haar het noodigste scheen om mee te neinen. Reeds tien minuten later zochten broeder en zuster haar op. Het jonge meisje zag terstond, dat een verlossende uitspraak had plaats gevonden. Graaf Adolf trad snel op haar toe en zei vrijmoedig: „Ik zou u, Ethel, gaarne willen herhalen, wat ik straks mijn zuster heb gezegddat ik mij langen tijd zwaar heb bezondigd, in daden en gedachten, tegen edele offer vaardige vrouwelijkheid. Ik verwacht echter, dat mij noch de tijd, noch de gelegenheid zal blijven ontzegd, mijn oeter ik te leeren doen kennen. Een begin maak ik, door Adèle van de ruwheid van haar echtgenoot te ver lossen. Wij rijden... naar ik hoop, al heel spoedig samen naar Brücke- nau, waar over ons leven een helderder ster van geluk moge opgaan... Nu kom, Adèle. Of wn je, dat ik alleen met den vrijheer spreek „Neen, ik ga mee." De slotheer van Zellwitz wist na tuurlijk van de komst van zijn zwager en had tijd gehad, zich voor te bereiden op een verklaring. Zijn gelaat was ondoorgrondelijk, maar zijn houding bijna vriendelijk, toen broeder en zuster zijn werkkamer binnentraden. Hij wilde beginnen te spreken waarschijnlijk zou een leugenachtige, gladde voorstelling van het weerzin wekkende voorval over zijn lippen komen, misschien ook een verontschul diging in den besten vorm, waaraan natuurlijk zijn hart part noch deel had doch graaf Adolf sneed hem kort het woord af. „Vrijheer, ik deel u mee, dat mijn zuster nog heden uw huis verlaat om er nimmer terug te keeren. Na tuurlijk behoud ik mij voor genoeg doening te vorderen, die ernstig in de rede. „Je zult op deze genoegdoening niet aandringen als ik er afstand van doe. En dat doe ik. Van ganscher harte. Wij keeren... den man daar met verachtelijk zwijgen den rugtoe.dat zij onze genoegdoening." „Adèle," zei graaf Adolf, „laat ons thans niet de vraag van deze genoeg doening afdoen, niet op dit oogenblik een beslissing daaromtrent nemen. Maar je hebt gelijk... den rug toekeeren zullen wij het slot en den vrijheer ten spoedigst. Ik neem aan, vrijheer, dat u het heengaan van mijn zuster niets in den weg zult leggen Op zijn onverschillige manier trok de slotheer de schouders op. „Misschien vergist u zich daarin toch. Allereerst echter wil ik u danken, dat u mij in mijn eigen huis zulke onopgesmukte lievigheden zegt. Dat komt me wel wat wonderlijk voor." Donkerroode gloed kwam op graaf Adolf's voorhoofd. Zijn rechterhand balde zich. „Jawel, uw verwondering is gerecht vaardigd," zei hij met harde, klinkende stem, „ik had slechts een enkel woord moeten zeggen een enkel „Spreek het niet uit," zei de zuster koud, „doe het niet." Graaf Adolf kwam terstond tot be zinning. „Vergeef, dat ik je aanwezigheid had verge'en. Ik za'l mij beheerschen en ik denk dat uw dappere heer gemaal omtrent mijn ware meening over zijn persoon toch niet in het onzekere zal verkeeren. Kom nu, Adèle Broeder en zuster gingen naar de deur. Met snijdend scherpe stem zei toen de vrijheer: „Ik moet u verzoeken, graaf Brückenau, uw weg uit het slot alleen te vinden. Mijn vrouw blijft hier," Langzaam keerde graaf Adolf zich om. Onder deze langzame wending bedwong hij zijn opbruisend bloed. „Mijn zuster beschouwt zich sedert de gebeurtenissen van dezen middag niet meer als uw echtgenoote," zei hij met nadruk. „U zal haar wel niet willen dwingen, in het huis van een vreemden man te blijven." Een hoonende trek kwam op het gelaat van den vrijheer, en nog bijtender gloeide de hoon onder de half gesloten oogleden uit. „Heel aardig, wat u daar pas zei, geëerde zwager," zei hij, „dat komt in menig tooneelstuk voor,... maar ik heb daarop slechts te herhalenMijn vrouw blijft hier." Graaf Adolf trad snel een paar schreden op hem toe. „U waagt het „Van wagen is hier in het geheel geen sprake. Maar ik denk, dat ik duidelijk genoeg was." Graaf Ado'.f beet zich op de lippen, om zijn toorn te bedwingen. „En hoe, mijnheer, denkt u mijn zus ter terug te houden, als ik thans haar hand vat en haar de trap af leid, dit huis uit Schijnbaar gelaten kruiste de vrijheer de armen. „Uit dit huis Dat zou u niet gelukken. Een wenk van mij en de bedienden weten, wat zij in dit geval ta doen hebben." Nu was het uit met de moeilijk be dwongen kalmte van den graaf. „Nietswaardige," stoof hij op, maar nog eenmaal overwon hij zich zelf en zei be daarder tegen de zuster „Ik verzoek je, Adèle, de kamer te verlaten, en boven bij Ethel mijn terugkomst af te wachten. Wees verzekerd, dat je nog heden-nacht onder een ander dak je hoofd neerlegt." (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Axelsche Courant | 1924 | | pagina 1