ZWARE OFFERS. Nieuws- en Advertentieblad -Pi voor Zeeuwsch - Vd aan deren. No. 66. VRIJDAG 21 NOVEMBER 1924. 40e Jaarg. J. C. VINK - Axel Raadsverslag. FEUILLETON. Dit blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond. ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden 75 'Centfranco per post 1 Gulden. Afzonderlijke Nos. 5 Cent. DRUKKER-UITGEVER Bureau Markt C 4. Telef. 56. - Postbus No. 6. tot 5 regels 60 Centvoor Groote letters worden naar Zitting van 18 Nov. 1924. Aanwezig alle leden. Voor zitter de heer F. Blok, Burge meester, Secretaris de heer J. L. J. Maris. Na opening met de gebeds formule werd de agenda aan de orde gesteld. 1. Notnlex. Deze werden onveranderd goed gekeurd. 2. Ingekomen stnkkta. a. Goedkeuring van Ged. Staten, daf het presentiegeld der raadsleden is bepaald op f 2.50. b. Bericht dat door den Com missaris der Koningin tot leden van het college van zetters zijn be noemd de heeren W. Vercoute- ren en S. van Hoeve. c. Goedkeuring van Ged. St. in zake den aankoop van grond van J. C. Deij. d. Iderh betreffende de lee ning van f 25000. e. Dankbetuiging van den veldwachter J. Wagenaar voor zijn vervroegde salarisverhooging. Deze stukken worden alle voer kennisgeving aangenomen. I. Verzoek van eenige bewo ners van de buurten Magretteen Vaartwijk om aansluiting aan de gasleiding. De Voorz. zegt, dat B. en W. voorstellen om dit adres aan te houden tot de volgende verga dering, waar de uitbreiding van de gasleiding tot Spui en Neu zen in bespreking zal komen en bij gunstige beschikking vanzelf ook de adressanten zullen wor den aangesloten. g. Verzoek van den heer P. van Vessem om eervol ontslag als ontvanger-griffier van het Burgerlijk Armbestuur, wegens vergevorderden leeftijd. B. en W. stellen voor dit ont slag te verleenen met ingang van 1 Jan. aanst., onder dankbetui ging voor de in die betrekking bewezen diensten. h. Vernieuwde vaststelling van de rekening 1923 van den Vleesch- keuringsdienst. De Voorz. zegt, dat deze re kening reeds als goedgekeurd naar Ged. St, was verzonden, doch is teruggevraagd wegens een ingeslopen fout, die over het hoofd gezien was. Dit abuis is thans hersteld, waarom opnieuw vaststelling noodig was. De punten onder f, g en h worden z. h. s. overeenkomstig het voorstel van B. en W. aan genomen. Vervolgens deelt de Voorz. mede in antwoord op de vragen door dhr. Oggel in de vorige vergadeiing gesteld naar aanlei ding van het ontslag van den gasfitter J3. Deij, dat B. en W. met de gascommissie de feiten hebben onderzocht en tot de conclusie gekomen zijn, dat in dezen den Directeur der gasfa briek geen schuld treft, aangezien van uitvloeken geen sprake was en ook de beschuldiging, dat hij last zou hebben gegeven om op Zondag kolen te lossen, is onjuist. De zaak zat zoo, dat de werk lieden der gasfabriek hadden aan genomen om in vrijen tijd een wagon kolen te lossen. Enkelen hadden nu afgesproken, 's Zon dagsavonds om 10 uur te begin nen, waar dus de Directeur ge heel buiten stond. 3. Vaststellen^ premiëa en benoemen keurmeesters voor ie jaarmarkt. Voorgesteld wordt om de pre- rniën te bepalen zooals het vorige jaar, met uitzondering van die voor de geiten. Dhr. P. de Feijter zou in over weging willen geven om ook premie's beschikbaar te stellen voor ossen en varkens. De Voorz. zegt, dat zulks voor dit jaar groote bezwaren zou op leveren, maar zegt toe het voor het volgend jaar te zullen be spreken. Als keurmeesters worden voor gedragen de heeren C. Steyaert en D. F. Dieleman, en als arbiter de heer M. de Regt Lz. Deze heeren worden benoemd met 10 stemmen, terwijl de heer Ed. van de Casteel 1 stem be kwam. 4. Benaemenlid Arinbestanr. Wegens periodieke aftreding van dhr. I. J. Brakman als lid van het Burgerlijk Armbestuur was een nieuwe voordracht noo dig voor de volgende 5-jarige periode. Deze bestond uit den aftredende, Brakman en H. den Hamer. Gekozen werd Brakman met 8 stemmen. H. den Hamer had 1 en A. Th. 't Gilde 2 stemmen. 5. Benoeming lid 'van de Commissie van toezicht op het Lager Onderwas. Deze benoeming was noodig wegens periodieke aftreding van den heer J. M. Baert. Voorge dragen werden de aftredende en Ch. Claessens. Gekozen werd dhr. Baert met 7 stemmen. Eén stem bekwamen de heeren Ed. van de Casteel, A. 't Gilde, Ch. Claessens en P. de Feijter. 6. Benoeming Commissie tot wering van schoolverzuim. Wegens periodieke aftreding van de geheele commissie (op 31 Dec. a.s.), welke bestaat uit de heeren D. A. van Houte, A. E. C. Kruysse, J. L. J. Maris, A. Esselbrugge, A. van 't Hoff, A. J. Hol, P. Koole, P. de Kort en C. Kesbeke, moest een nieuwe be noeming plaats hebben. Aanbevolen worden behalve de genoemde aftredende leden, resp. de heeren C. Dijkwel, J, J. de Lozanne, J. Geelhoedt, J. de Hullu, P. Augusteijn, C. L. de Smidt, A. Coumou, J. J. Breepoel en C. B. Antheunis. Dhr. 'tGilde zegt dat, afgezien van zijn politieke beginselen, het hem spijt, dat ook afgezien van welke partij ook, geen enkele arbeider in die commissie wordt aanbevo len en weer geen rekening is ge houden met die klasse van men- schen, die toch het meeste belang bij die coitimissie hebben. Na de stemming blijkt, dat de ADVERTENTIËN van 1 eiken regel meer 12 Cent. plaatsruimte berekend. Advertentiën worden franco ingewacht, uiterlijk tot Dinsdag- en Vrijdagvoorrniddag 11 ure. aftredende leden resp. met 9, 7, 7, 6, 8, 8, 8, 7 en 7 stemmen zijn herkozen. Er waren twee briefjes van onwaarde, terwijl buiten de aanbeveling een stem was uitgebracht op de heeren C. Hamelink, Ed. van de Casteel en A. Th. 't Gilde. 7. Benoemen Gemeenti-Op- zickter. De Voorz. zegt, dat het door B. en W. werd goedgevonden, dat de gemeente-Opzichter ge keurd werd en ook dat hij onder eede staat. Daartoe stellen B. en VV. voor om aan art. 1 van de reeds vastgestelde instructie nog de volgende bepalingen toe te voegen „Alvorens de benoeming wordt aanvaard, zal de functionaris zich aan een geneeskundig onderzoek moeten onderwerpen" en „De functionaris legt, alvorens de benoeming door hem wordt aanvaard in handen van den Voorzitter van de vergadering van B. en W. den navolgenden eed of belofte af „Ik zweer (beloof) dat ik om iets hoegenaamd in deze betrek king te doen of te laten, van niemand hoegenaamd eenige be loften en geschenken aannemen zal directelijk of indirectelijk". Zoo waarlijk helpe mij God Al machtig (Dat verklaar en beloof ik)". De benoeming geschiedt voor- loopig voor een jaar Dit voorstel wordt met alg. stemmen aangenomen. Vervolgens deelt de Voorz. mede, dat een oproeping is ge daan en zich 60 sollicitanten hebben gemeld, waaruit B. en W. na rijp overleg en nauwkeu rige informatie de volgende aan beveling hebben opgemaakt1 H. van der Stelt, te Nieuwendijk, 2 F. E. Matthijsen, te Tilburg en 3 F. C. Filius te Wissekerke. De bedoeling is de benoeming te doen ingaan op 1 December a.s. Op een vraag van dhr. P. de Feijter, hoe gehandeld wordt, als bij keuring blijkt, dat de be noemde ongeschikt is, antwoordt de Voorz., dat dan een nieuwe aanbeveling wordt opgemaakt en ook opnieuw benoemd wordt. Dhr. Kruijsse Wie betaalt dat onderzoek De Voorz.De gemeente, wijl deze ook het onderzoek vraagt. Dhr. Van de Casteel zegt dat hij gezien heeft, dat er ook Katho lieken hebben gesolliciteerd en is daarom verwonderd, dat er eens geen enkele Katholiek op de aanbeveling komt. De Voorz. zegt, dat over de sollicitanten is gestemd en hij dus niet weet, wat daarvan de oorzaak isspr. kan de gedach ten der Wethouders niet lezen. Bij eerste stemming verkrijgen van der Stelt 5, Matthijsen 2, Fi lius 3 en J. Sanderse van Kou- dekerke 1 stem bij de tweede stemming verkrijgen van der Stelt 5, Matthijsen 2 en Filius 4 stem men, zoodat in herstemming ko men van der Stelt en Filius, die dan resp. 5 en 6 st. krijgen en dus dhr. Filius benoemd is. 8. Adres ran de beweners der AxeLche Sassing. Adressanten vragen meer ver lichting langs het kanaal, opdat de put niet gedemt zal worden, als het kalf verdronken is- De Voorz. zegt, dat naar aan leiding van dit adres door B. en W. een onderzoek is ingesteld naar dien toestand en blijkt, dat de grootste grief der bewoners is, dat de gasolinelantaarn een dag of acht niet gebrand heeft. De lamp was defect, zoodat de onderdeden opgestuurd moesten worden naar Rotterdam. Nu de lamp gemaakt is, gaat het weer goed. Het blijkt echter gewenscht, dat ook langs het kanaal naar Sluiskil enkele petroleumlantaarns worden ontstoken, waarvoor in- tusschen reeds opdracht is ge geven. Tegelijkertijd zijn maat regelen genomen, om als de groote lantaarn mocht weigeren, dan de petroleumlantaarns in die omgeving worden ontstoken. Natuurlijk brengt dat meer werk mee, zooals o.a. ook het onder- (Wordt vervolgd.) (Uit het Duitsch.) 40) Stil werkend zat Ethel naast het rustbed. Wilde Adèle haar niet toe staan, troostend deel te nemen in haar smart, welaan, zij had ook aan eigen leed genoeg te dragen, dat haar denken en gevoelen telkens weer in beslag nam. Wanneer wel eenmaal de door haar zoozeer gehoopte Zondag zou aanbre ken O, zij kon met haar oog;en de zwarte wolken niet doorboren, die zich tusschen het heden en den gehoopten heerlijken morgen als een muur op stapelden Zouden ze nimmer wijken, deze schrikaanjagende donkere wolken Sedert den ongeluksdag was ongeveer een week verloopen. Nog altoos bleef de jonge vrouw op het rustbed, om zooQoende niet gedwongen te zijn, bij de maaltijden tegenover haar echtgenoot te moeten zitten. Een zwoele namiddag drukte op slot en park. Toen stond de jonge vrouw uit de kussens op en riep Ethel, die zat te borduren, toe „Foei, wat ben ik voor een schepsel wat een zelfzuchtig, afschuwelijk schepsel 1" Vlug stond zij op en ging in haar wit, ruim huiskleed naar de schrijftafel. Terwijl zij een vel papier gereed legde, vervolgde zij„De arme Ella Reinsberg is dooüziek, hopeloos ziekl En ik heb nauwelijks aan haar gedacht, in al dien tijd niet gedacht aan haar beklagens- waardigen toestand. Foei, hoe leelijk I" Meer dan acht dagen verliepen, voor zij antwoord kreeg op haar brief. Dat kwam niet uit de stad. Het couvert droeg een vreemden postzegel. Ella schreef uit Zwitserland uit het beroemde Davos. Zij trachtte in den brief een onbe vangen toon aan te slaan, door hoofd zakelijk te schrijven over de wonderen van het hooggebergte. Bijna geest driftig klonk dat. En toch viel ge makkelijk uit de regels te lezen, hoe wee het haar om het hart moest zijn. Geen sprankje van hoop gloorde, uit haar woorden. Zij treurde wel om haar verloren jonge leven, en meer nog zeker, omdat zij een ander onge lukkig wist, den beminden broeder daar ginds ver tehuis, dien zij misschien niet weer zou zien, en van wien zij wist, dat zijn leven eenzaam en vreugdeloos zou zijn Geen enkel woord duidde dat aan en toch gevoelde de jonge vrouw met duizend smarten, dat het zoo was En de volle last van zelfverwijten leede zich centenaarszwaar op hoofd en borst. Zij sprak niet over den brief, gaf Ethel hem ook niet ter lezing. Zij sloot hem weg en zonk terug in de kussens van haar rustbed. Daar lag zij weer dag aan dag werkeloos in somber peinzen. Eens, bij de vallende schemering, hoorde Ethel haar klanklooze, droge stem„Wat denk je, dat hij van zins is „Wie...?" „Nu, de vrijheer." „Van zins is...? Ik begrijp je niet." De rustende maakte een ongeduldige beweging. „Het spreekt toch van zelf, dat hij mij datgene, wat ik tegen zijn wil deed, betaald zal zetten. Dubbel betaald twijfel daar maar niet aan. Ik laat hem immers tijd genoeg, iets heel bijzonders te bedenken Nu, weetje ik ben werkelijk nieuwsgierig. Ik sta morgen op en doe mijn plichten weer als huisvrouw. Mijn voet doet mij niet meer zeer. De nederlaag, die ik heb uitgelokt, is ook weer geleden. Het lust mij, mijn krachten opnieuw met die van mijn heer gemaal te meten. Hij mag komenik sta gereed." Zij stond van het rustbed op en schreed hoog opgericht door de kamer. In haar houding, in haar bewegingen uitte zich werkelij k een groeiend krachts- gevoel, en haar oogen flikkerden. Ethel liet haar werk in den schoot zinken. Zij zweeg een oogenblik, toen ant woordde zij met omfloerste stem „Zou het niet kunnen zijn, dat de vrijheer vrede met je wil sluiten Adèle's lach klonk schriller dan-ooit. „Die. En vrede sluiten... Je hebt een onverwoestbare goede meening omtrent de menschen. Ook van hem. Waarlijk, je weet ook niet, hoe wij op de huwelijksreis eens tegenover el kander hebben gestaan in 't Zuiden in een nacht vol Mei-wonderen toen heeft hijmaar neen, ik wil zulk slijk niet voor je uitstorten... Maar het blijft er bijmorgen nemen wij weer met hem plaats aan tafel hij mag er op los slaan. Ik sla terug." „God zij ons allen genadig," bad fluisterend zacht het jonge meisje. HOOFDSTUK XVIII. Ethel had in het dorp een zieke, die zij alleen verliet om thuis aan tafel te zijn. De oude, eenzame daglooners- vrouw, die reeds voor jaren haar man en kinderen had verloren, leed aan een pijnlijke ziekte. De dokter had haar opgegeven en nu lag zij te sterven. Reeds sedert den vroegen morgen bevond het jonge meisje zich in de schamele hut der stervende. Nu was het namiddag. Steeds zwakker werd de adem in het uitgeteerde lichaam, hij was nauwelijks meer te hooren. Ethel, die aan het open venster zat, waardoor haar blik in een armzalig moestuintje viel, zag over de groente bedden heen op naar den hemei. Gelukkig, de dood der arme veelbe proefde lijderes zou een zacht inslui meren zijn Was het reeds zoo ver Neen, de bleeke vermoeide verpleegster moest nog twae volle uren wachten, eer zij de stijf verglaasde oogen der oude vrouw kon sluiten. Een rilling liep het jonge levens warme meisje over het lichaam. Zij spoedde zich weg uit de hut, waar de dood zijn intocht had gehouden. Zij smachtte naar frissche lucht buiten, naar den klank van een woord. Plotseling dacht zij er aan, dat Adèle haar vandaag niet, zooals altoos anders, in het hutje had opgezocht om haar wat verkwikking, en de zieke een troostend woord te brengen. Al die lange uren had Ethel slechts eenige brokken chocoia genuttigd. Nu stond zij ook op 't punt onpasselijk te worden. Daarbij kwam de zorg over het uit blijven van haar vriendinin de somberste stemming, zwak en moe, ging zij naar het slot. Eerst moest zij naar de keuken, om zich een glas melk te laten geven, waarbij zij haastig een hapje brood at. Toen ging zij naar de kamers der jonge gebiedster, maar ze waren alle leeg, Adèle was niet te vinden, Ook het kamermeisje had mevrouw niet gezien. Ethel besloot allereerst in haar kamer de handen en het gelaat te gaan ver- frisschen en dan naar het park te gaan om daar de jonge vrouw te zoeken. Ergens anders kon zij toch niet zijn, ongetwijfeld niet in de kamers van haar echtgenoot. Toen Ethel de deur van haar kamer wilde cpenstooten, bemerkte zij, dat de grendel er voor was geschoven. Haar onverklaarbare angst werd plot seling groot en sterk. Zij boog zich met de lippen voor het sleutelgat en riep zacht, maar de woorden scherp en duidelijk uitsprekend: „Wie is daar binnen Ben jij het, Adèle Voetstappen naderden aan de binnen zijde langzaam sleepende schreden. Als in het duister tastte een hand naar den grendel, hij ging knersend terug en Ethel stond voor de jonge vrouw, die schrikkelijk veranderd leek,spook achtig bleek, met verwarde haren, tandenklapperend als in heete koorts. „Groote barmhartigheid, wat is er gebeurdklonk het angstig van Ethels lippen. De jonge vrouw trok Ethel in de kamer. Haastig, alsof zij vervolgd werd, alsof zij terugbeefde voor de nabijheid van een vreeselijken vijand, schoof zij den grendel er weer voor en toen week haar zenuwspanning, waarmee zij die bewegingen had vol voerd, Krachteloos zonk zij tegen de gegrendelde deur Ethel moest haar opvangen en naar den naasten stoel brengen. Daarbij herhaalde zij haar verschrikte vraag: ,Zeg, wat is er gebeurd?"

Krantenbank Zeeland

Axelsche Courant | 1924 | | pagina 1