ZWARE ONERS. Nieuws- en Advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen. No. 56. VRIJDAG 17 OCTOBER 1924. 40e Jaarg. J. C. VINK - Axel. De stichting der Eerste Coöp. Suikerfabriek te Sas van Gent. FEUILLETON. Raadsverslag. Dit blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond. ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden 75 Cent; franco per post 1 Gulden. Afzonderlijke Nos. 5 Cent. DRUKKER-U1TGEVER ADVERTENT1ËN van 1 tot 5 regels 60 Cent; voor eiken regel meer 12 Cent. Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. Advertentiën worden franco ingewacht, uiterlijk tot Dinsdag- en Vrijdagvoormiddag 11 ure. Het is een echt Zeeuwsche gewoonte om de kroonjaren te vieren en de ondervinding leert, dat het zelfs een goede gewoonte is. Geen wonder dus, dat een vereeniging als de Eerste Neder- landsche Coöperatieve Beetwortel suikerfabriek", die wel uitsluitend uit Zeeuwen zal bestaan, die traditie geen oneer wenscht aan te doen en nu ze 25 jaar geleden is opgericht, dit feit als een zilveren feest wenscht te vieren. Nu er al zooveel suikerfabrie ken zijn en ook verscheidene coöperatief werken, klinkt dat «Eerste" eenigszins naief. En toch heeft de fabriek gelijk, dat ze dit voorvoegsel handhaaft, want gezien de opoffering en den moed, waarmede 25 jaar geleden de fabriek werd gesticht, mag met eere blijvend genoemd wor den, dat zij de «Eerste" was. Aan de hand van de «Midd. Crt.", die nog eens opdiepte onder welke omstandigheden destichting plaats had, brengen we daarvan het volgende in herinneringDe fabriek was nl. niet de eerste in deze streek, in deze provincie neen, van 't geheele land. Nergens nog bestond een coöp. suikerfa briek. Wat toen geschapen werd, was dus hier nog iets nieuws, waarvan ieder onderdeel der voor bereiding door de oprichters moest worden bedacht en dan gewikt en gewogen. Het was ook een daad van grooten moed. Want niemand kon toen verzekeren, dat een dergelijke nijverheid, waarmee zoo'n groot kapitaal gemoeid was, zou kunnen slagen op coöperatieven grondslag. Men was toen nog niet rijk aan ervaring op het gebied van de productieve coöperatie. In de ge- bruikscoöperatie had men het al verder gestuurd, ook op land bouwgebied in den vorm van ge zamenlijke aankoopvereenigingen Maar ten opzichte van de produc- tiecoöperatie waren al veel mis lukkingen geboekt. Toch was er toen ook een goed voorbeeld, ook door de boeren gegeven, n.l. in de oprichting van coöp. zuivelfa brieken, waarvan de eerste, die van Warga, toen dertien jaar oud was. Maar met een suikerfabriek was nog heel Wat meer gemoeid En de oprichting van deze eerste coöp. suikerfabriek is dan ook niet in eens geschied. Al sedert jaren te voren was er een strijd gaande tusschen de bietenverbouwers en de suiker fabrikanten. Die strijd gaf aan leiding tot het vormen van plaat selijke vereenigingen van bieten verbouwers tot verdediging van hun belangen tegenover de fabri kanten. En dat leidde weer tot de vorming van een grootere «Vereeniging van landbouwers die suikerbieten verbouwen." Het was een der afdeelingen dier vereeniging, n.l. de afdeeling Terneuzen, aan wie de eer toe komt, in '91 het iniatief te hebben genomen tot stichting van een eigen fabriek. Er werd een voor- oopig comité opgericht, waarvan J. G. A. baron Collot d'Escury voorzitter en J. A. Pateer secre taris was. Maar het zou acht jaar duren voor men tot oprich- der fabriek kon overgaan. Men kan het zich nu ook wel voorstellen, wat een eindelooze moeite en onvermoeide propa ganda het moet hebben gekost, om de boeren zoo warm voor deze nieuwigheid te maken, dat ze er aandeelen in namen. En bovendien kwam daarbij de zeer moeilijke kwestie, hoe groot men de fabriek moest bouwen. Ze is dan ook bij de oprichting niet zoo groot geworden, als wel in een vroeger plan ontworpen was. Maar er is dadelijk gerekend op mogelijkheid van uitbreiding. Eind October 1899 was men zoover dat de fabriek kon worden aanbesteed. Met den bovenbouw van de fabriek was een bedrag van f88,679 gemoeid, waarbij nog kwamen een f 8000 voor fundeeringswerken en nog f 2325 voor grondwerken. Eerst was er over gedacht de fabriek te bouwen te Sluiskil, wat voor de levering van de bieten voordeeliger zou zijn ge weest. Maar daarvan is men later terug gekomen, wijl men het raadzamer achtte te Sas van Gent te bouwen, waar het kanaal water, dat men bij de fabricage moet gebruiken, zoeter is. Er is dadelijk na de aanbe steding met den bouw begonnen. Maar het duurde nog tot Januari 1900 vóór de eerstesteenlegging met plechtigheid plaats had, hoe wel toen reeds de meeste muren tot aanmerkelijke hoogte waren verrezen. Na een rede van den voorzitter werd de eerste steen gelegd door diens zoontje Willem. Een lunch bezegelde de plechtig heid. Er zal nu feest gevierd worden ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan. Er is voor de oprichters, voor zoover zij nog leven, waarlijk wel reden om zich voldaan te voelen met deze herdenking. Die «eerste" is later gevolgd door andere. Maar zij heeft dan toch den spits afgebeten, en een zeer krachtigen tegenstand over wonnen, ten bate ook van hun navolgers. En voor den Zeeuw- schen landbouwer in het alge meen is er aanleiding tot erken telijke waardeering van het feit, dat uit hun kringen dit pioniers werk geboren werd. Zitting van 14 Oct. 1924. Aanwezig de heeren J. M. Oggel en M. W. Koster, wethouders, A. E. C. Kruijsse, Ed. van de Cas- teel, A. Th. 't Gilde, F. Dieleman, J. de Feijter en P. de Feijter, leden Voorzitter de heer F. Blok, Burgemeester, Secretaris de heer J. L. J. Maris. De Voorzitter opent de verga dering met het gebedsformulier en deelt mede, dat de h. h. Van Dixhoorn en Weijr.s verhinderd waren de vergadering bijjte wonen. Hij stelt aan de orde de agenda. 1. Notulen. Goedgekeurd worden de no tulen der beide laatstgehouden vergaderingen. 2. Ingekomen stukken. Na een paar missive's van Ge deputeerde Staten (a en b.) wor den genoemd c. Verslag van den Corres pondent der Arbeidsbemiddeling over het le halfjaar 1924. Hieraan is het volgende ont- eend De uitkeering der werkloozen- cassen aan verzekerde werklieden was beduidend minder dan in het voorjaar van 1923. Hoewel in de maanden Januari en Februari de kassen flink wer den aangesproken bleef de to- taaluitkeering over dit eerste halfjaar ruim f 500 beneden het le halfjaar 1923, waarbij nog kwam de werkverschaffing van gemeentewege aan de begraaf plaats in het vorige jaar. Door den rijksdienst der ar beidsbemiddeling werden aan vragen voor Frankrijk, België, Duitschland en Canada wekelijks toegezondeninzonderheid Frank rijk vraagt het geheele jaar door arbeidskrachten. Wegens dereden in vorige verslagen reeds ge noemd, bleef de lust om tijdens de wintermaanden naar Frankrijk te gaan niet groot. Behalve enkelen, die op eigen gelegenheid wegtrokken, lieten zich een zestal jeugdige arbei ders voor het buitenland inschrij ven. lntusschen bleek als spoe dig, dat de werkloosheid minder was, dan in 1923. Inzonderheid in de bouwvakken was meer levendigheid te constateeren, zoodat alleen in Januari en Fe bruari werklooze bouwvakarbei ders stonden ingeschreven. De arbeiders in de vlasindu strie vonden ook geregelder werk, dank zij eenige herleving ook in deze industrie, de bokers waren geruimen tijd werkloos, tot de arbeid in den landbouw een aan vang pam. In de maand Mei waren nog slechts enkelen werkloos, terwijl er in Juni geen meer waren. In vergelijking met vorige jaren is thans de toestand meer bevre digend. Blijkens een bijgevoegden staat werd den Chr. Bouwvakarbeiders in 1923 uitgekeerd f205,40, in de eerste helft van dit jaar f 114,32; door de Nederl. Vereeniging van Fabrieksarbeiders vorig jaar f 1060,25, thans f 687,80 door de R. K. Fabrieksarbeiders vorig jaar f212,40, thans f47,40; door de Vereeniging Zelfstandigheid vorig jaar f 160,20, thans f 245. In totaal gedurende het eerste half jaar 1923 f 1638,25, over den zelfden tijd in dit jaar f 1094,52. d. Proces-verbaal van de op 19 September 1924 gehouden kasopneming bij den waarnemend gemeente-ontvanger. Gebleken is dat in kas moest zijn f62,609,60, hetgeen met het totaal der in kas bevonden waarden een ver schil maakt van f 2575,427»- Naar de ontvanger verklaarde, is dit toe te schrijven aan het meerder bedrag, dat overgeno men is van den definitieven functionaris, verminderd met de bedragen, die bleken wel ont vangen te zijn, maar nog niet geboekt. De stukken a tot en met d werden voor kennisgeving aan genomen. Verslag van den gemeente secretaris omtrent het onderzoek naar het verschil in zake het kassaldo van den gemeente-ont vanger, den heer P. de Putter. Er bleek op 4 April jl. een teveel in kas van f 2642,33. Na grondig onderzoek, zoowel in de boeken over 1923 en 1924, als in de administratie van den Postcheque en girodienst, is door hem een bedrag van f66.91 gevonden, dat meer behoorde geboekt te zijn, zoodat er een kasverschil blijft van f2575,42, waaraan doorhem geen bestemming of herkomst kan worden gegeven. Burg. en Weth. stellen voor om dit bedrag in reserve te hou den, totdat de rekening over 1923 (Wordt vervolgd.) AXELSCHE COURANT. Bureau Markt C 4. Telef. 56. - Postbus No. 6. (Uit het Duitsch.) 30) Zij leek zichzelve een gevangene Doch zij wilde niet overgeven, zij wilde hem nu ronduit zeggen, dat zij nooit oi te nimmer zijn overmacht zou er kennen en geen geweldmaatregelen van hem zou dulden. „Je hebt het recht mij je paarden en rijtuig te weigeren," antwoordde zi; diep ademhalend, «maar de straatweg is ook voor voetgangers gemaakt en ik zal den weg naar de stad wel weten te vinden." Plotseling stond hij heel dicht voor haar, greep haar met ijzeren hand bij de polsen en hoonlachte: „Ook als ik je opsluit „Laat mij los." Hij deed het terstond. Zij mat hem met minachtende blikken van het hoofd tot de voeten. „Ik wil je laatste woorden niet ge hoord hebben, anders zou ik moeten aannemen, dat het de woorden van een waanzinnige waren." Met een wilden lach bezag zij haar polsen, die langzaam rood werden, en zei„Ik raad je, mij niet weer zoo aan te raken, en niet weer zoo tot mij te spreken, als je vandaag hebt gedaan, ik sta er anders niet voor in, wat er gebeu ren kan. Je kent mijn bloed niet.' „ik ken het, dat bloed, dat je in blin den opstand meesleept.op den weg paar een vroeger minnaar „Ellendeling." „Nu?" „Jij... jij..." Zij kon geen woord meer uitbrengen. Als een roofdier was hij plotseling op haar toegesprongen. „Ha, goed zoo. Zoo beval je mij," zei hij. „Dat is een nieuwe bekoorlijk heid in jou, die ik nog niet kende," Ofschoon de vrijheer een reus was aan lichaamskrachtop dit oogenblik gaf de groote verontwaardiging zijn teergebouwde vrouw de grootste kracht. Haar vuistslag trof hem midden in het gelaat, zoodat hij achteruit tuimelde. Terstond daarna viel de deur achter haar dicht. Zij was weg, om in haar kamer met een overvloed van water zich te reinigen van den onteerenden kus. De geslagen vrijheer stample wit van woede op den grond en een heesche kreet klonk haar na„Ik zweer het, daar zul je voor boeten niet eenmaaltienmaaltwintigmaal Dreigend balde hij de vuisten en zijn oogen waren met bloed beloopen Doch toen hij door de glazen deur den opzichter uit het park zag komen, had hij ooeenblikkelijk zijn zelfbe- heersching herwonnen. Op zijn gewone trotsche maniei ontving hij den bin nenkomende. Maar hij was zóó gaan staan, dat het licht niet kon vallen op zijn opgezwollen gelaat. HOOFDSTUK XIII. Om denzelfden tijd zat Ethel von Briickenau in Behla aan het bed van haar vader, die na een volkomen rusti- gen nacht door plotseling opgetreden hartkramp was verhinderd op te staan en zijn arbeid te verrichten. In den loop van den voormiddag had hij een boodschap naar Zellwitz gezonden, waaruit zijn dochter had opgemaakt, dat zijn toestand niet gunstig was. Maar hij stelde het jonge meisje ge rust, de dokter was er reeds geweest en had gezegd, dat het slechts een kleinigheid was, die door wat rust weer in orde zou komen. Maar het werd hem vervelend, zoo op klaar lichten dag te bed te moeten blijven, zonder eigenlijk ziek te zijn, en daar door was hij op de gedachte gekomen, zijn kind te laten roepen om vat met hem te komen babbelen. Het was nogthans een onwaarheid, dat de dokter dien hartkramp voor een kleinigheid had aangezien. Integendeel, hij had den patiënt nauwkeurig onder zocht en vastgesteld, dat deze leed aan een hartkwaal, die op zijn leeftijd lang niet zonder gevaar was. Al be schouwde Erwin von Briickenau den eenvoudigen dokter niet als autoriteit, hij wist toch ook te goed, dat ernstige hartkwalen niet tot de zeldzaamheden behoorden bij menschen, die 'n lang durig ingespannen leven als kunstrijder achter den rug hebben. Daarom wilde hij zoo spoedig mogelijk een speciali teit in de stad raadplegen. Voordat die geene uitspraak had gedaan, vond hij het onnoodig zijn dochter angst aan te jagen. Had hij niet tevens een andere reden daarvoor gehad, dan zou hij Ethel zelfs niet hebben laten vragen, op Behla te komen. Doch hij had werkelijk behoefte eens met haar te praten, niet over onderwerpen van ziekte of sterven, integendeel, over iets, dat voor zijn dochter de belofte van een schoon, heerlijk leven in zich sloot. Ethel had zelve koffie gezet, de tafel dicht bij het bed geschoven en sierlijk gedekt. Zij reikte haar vader, die met stralende oogen naar de flinke bewe gingen van haar mooie handen keek, een kopje. „Het is maar ziekenkoffiè," lachte zij, „meer wit dan zwart! Zal u tevree zijn ,Je volgt slechts het voorschrift op van den dokter," lachte hij terug, „ik dank je, mijn kind." Toen begon hij te spreken. „Weet je, wien ik gister op bezoek heb gehad zei de vader, en zijn blik gleed over het lieve gezichtje van het jonge meisje. „Raad eens." Zij bloosde zacht, maar ze dacht er niet aan, verstoppertje te spelen. Met open oog keek zij haar vader aan en zei„U spreekt stellig van graaf Adolf?" „Ja, lieveling. Hij kwam niet, zooals soms anders, met een omweg uit de stad, maar regelrecht van Briickenau, ondanks de drukke bezigheden van den oogst, om mij te spreken. Hij is hier tot laat in den avond geblevenen toen hij eindelijk wegreed, toen was het mij, alsof een zoon van mij heenging. Open en rond heeft hij gesproken en mij alle dwaasheden van zijn leven verteld en zijn plannen voor de toekomst ook Hij zweeg. Bij zijn laatste woorden was Ethel haastig opgestaan en ging naar een venster, waar zij met afgewend gelaat bleef staan. Na een poos vroeg de vader: „Wil je niet, dat ik verder vertel Het was alsof het slanke meisje strijd voerde tegen zichzelf, maar al spoedig keerde zij naar het bed terug, nam met een warmen druk de handen van haar vader in de hare en vroeg met trillende stem„Ja, zeg me als 't u blieft alles I" Daarop begon Erwin von Briickenau opnieuw: „Niet van de dwalingen van zijn heet bloed wil ik je vertellen daarover zou ik ook niet de ware rechter kunnen zijn, ik, die zelf jaren lang de zware schuld der jeugd droeg en er voor boettemaar van het uur van zijn wedergeboorte zooals hij het noemde daarvan wil ik ver tellen. Zijn oogen schitterden, toen hij daarvan sprak, en diep uit zijn hart, vol en warm, kwam de toon van zijn stem. In het bitterste uur van ver twijfeling, zoo zei hij, was een lich tende gestalte verschenen in de trieste hotelkamer. Hij," vervolgde de vader, „reeds lang ontwend, te gelooven aan menschelijke goedheid, reinheid en onbaatzuchtig heid, had zich gewonnen moeten geven voor de hoogheid van een jong meisje, dat hem, al stroomde ook hetzelfde bloed door haar en zijn aderen, toch tot dat oogenblik geheel vreemd was geweest. Hij vertelde, hoe hij, als betooverd, het buitengewone voorstel van dat meisje had aangenomen. Later, in uren van kalm nadenken, had het hem zwakheid toegeschenen, hulp te hebben aangenomen van een vrouwen hand. Maar toch ook weer: de ge dachte, dat hij naar die teere vrouwen hand had gegrepen, was hem tot zeld zame vreugde geworden. Niet meer om de hulp zelve maar het gevoel, I dat hem de wonderbare, reine, op offerende vrouwengrootheid had willen steunen en helpen. Toen was het natuurlijk gelooven, de "aste wil weef sterk geworden in hem en met opgeheven hoofd was hij voorwaart» gegaan op het lichtende pad, dat hij voor zich zag.

Krantenbank Zeeland

Axelsche Courant | 1924 | | pagina 1