ZWARE OFFERS.
^!tó)
Nieuws- en Advertentieblad
voor Zeeu wsch - Vlaanderen.
No. 52.
VRIJDAG 3 OCTOBER 1924.
40e Jaarg.
J. C. VINK - Axel.
Van groote beteekenis.
FEUILLETON.
Binnenland.
Dit blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond.
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden 75 Cent; franco per post 1 Quiden.
Afzonderlijke Nos. 5 Cent.
DRUKKER-U1TGEVER
ADVERTENTIËN van 1 tot 5 regels 60 Centvoor
eiken regel meer 12 Cent. Qroote letters worden naar
plaatsruimte berekend.
Advertentiën worden franco ingewacht, uiterlijk
tot Dinsdag- en Vrijdagvoormiddag II ure.
Een feit van groote beteeke
nis mag en kan het genoemd
worden, dat Woensdag de vlucht
werd ondernomen van uit ons'
Vaderland naar het Moederland,
van uit Nederland naar Neder-
landsch-lndië. Te grooter waarde
is daaraan toe te kennen, dat die
vlucht geheel op initiatief van
particulieren plaats heeft en, of
schoon eënigszins zonderling,
onze Regeering daaraan geen
financiëelen steun verleende. Dit
heeft die mooie zijde, dat de on
derneming dus niet is uitgelokt
door groote sommen gelds uit de
Staatskas, al is het ook dat de
Staat wel het grootste belang
zal hebben bij een met vrucht
ondernomen vliegtocht naar hare
Koloniën.
Voorzeker moet men respect
hebben voor de drie mannen,
die den moed hebben om zoo'n
reis door het luchtruim te maken,
want dat daartegen wel een beetje
opgezien is, vindt zijn bewijs
daarin, dat reeds vijf jaar geladen,
in 1919, door het Nederlandsch-
Indische Gouvernement een be
drag van f 1000 werd uitgeloofd
voor den eersten Nederlandschen
vlieger, die dezen tocht vóór 1
September 1920 binnen veertien
dagen zou volbrengen en eerst
Woensdag had het groote evene
ment op vlieg-gebied, het ver
trek der Nederlandsche vliegers
voor den tocht naar Indië plaats.
Het Comité van voorbereiding
voor den tocht is onder voorzit
terschap van den oud-generaal
Snijders in April 1923 met de
de bestudeering van deze lucht
reis aangevangen en had beslist,
dat het tijdstip van vertrek het
best was in het begin van Oc
tober.
Zaterdag werd te Amsterdam
een receptie gehouden tot afschc .1
der bemanning van de Fokker 7.
Het zijn de beide vliegers Tho
massen a Thuessink en Van der
Weerden Poelman, benevens de
werktuigkundige P. van den
Broeke.
Van verschillende zijden wer
den daar bemoedigende en ver-
eerende toespraken gehouden.
Jhr. v. d. Bergh van Heem
stede, sprak namens de Kon. Ned.
Ver. v. d. Luchtvaart en verge
leek het vertrek van de vliegers
naar lndië met, in het ver ver
leden, het vertrek van het eerste
schip naar Insulinde. Ook nu
zou men kunnen zeggen „Een
nieuwe lente, een nieuw geluid 1"
Spr. hoopt dat ook nu de Neder
landsche kleuren indruk zullen
maken in den vreemde. Zich tot
de vliegers wendende, meende
hij dat het voor dezen een groote
voldoening moet wezen, dat zij
zijn uitgekozen om dezen tocht
te ondernemen, en dat het Co
mité het vaste vertrouwen heeft
dat zij hunne krachten tot het
uiterste zullen inspannen.
„Moge Uwe vlucht dan suc
cesvol zijn, aldus spr., moogt
hij hier weer behouden terug-
keeren, na Uwe reis volbracht te
hebben. De beste wenschen on
zer Vereeniging vergezellen U.
Namens haar roep ik U toe, niet
„vaarwel" maar een welgemeend
„tot weerziens 1"
Namens haar wensch ik U van
ganscher harte eene onder de
bescherming des Allerhoogsten
recht voorspoedige reis.
Het gaat U wel
De minister van Waterstaat
verklaarde met groot genoegen
deze bijeenkomst bij te wonen.
Hij verheugt zich dat de moei
lijkheden welke vroege bestonden,
thans niet meer bestaan, moei
lijkheden van politieken aard-
Spr bracht hulde aan het werk
van het uitvoerend Comité, spe
ciaal aan generaal Snijders, en
hij drukte het vaste vertrouwen
uit dat men in den heer Van der
Hoop den rechten man voor de
uitvoering van het plan heeft
gevonden.
Het doet spr. leed, dat de Reg.
dezen tocht in de gegeven om
standigheden, niet financieel kon
steunen, maar haar belangstelling
en waardeering voor het plan is
er niet minder om. Spr. dankte
den heer van der Hoop dat deze
26)
hem op het departement een
duidelijke uiteenzetting van de in
richting van den tocht heeft ge
geven en eindigde met voor hem
en zijne koene medewerkers den
wensch uit te spreken, dat hun
pogingen een schitterend resul
taat zullen hebben.
Generaal Snijders noemde het
een blijde gebeurtenis, dat hier
een tocht van 16.000 K.M. wordt
ondernomen. Wij mogen trotsch
zijn op de mannen, die den moed
hebben dit waagstuk te onder
nemen en het comité meent, dat
zij zeer zeker de eigenschappen
bezitten om het ook te doen
slagen. Spr. dankt vervolgens
de dames en heeren, die tot het
welslagen van het voornemen om
dezen tocht op touw te zetten
hebben medegewerkt en ook de
luchtvaartmaatschappijen, die
steun hebben verleend. Ten
slotte wenschte hij de bemanning
van den Fokker een schitfërend
succes toe, bij het bestrijden van
de gevaren welke zij zal moeten
overwinnen hij hoopt dat zij met
goeden (moed en blijvende hoop
de reis zal aanvaarden, welke in
gedachten door duizenden Neder
landers zal worden gevolgd, en
eindigde met een drievoudig
hoera" voor de bemanning.
De tocht heeft plaats met een
Fokker-vliegtuig F VII, het nieuw
ste type verkeersvliegtuig uit de
Fokkerfabrieken. Het vliegtuig,
een ééndekker met een Rolls-
Royce motor van 360 P.K., kan
acht passagiers vervoeren. Het
bezit een dubbele stuur-inrichting
en is tevens voorzien van een
draadlooze telefoon-installatie met
een golflengte van 900 M. Door
een handgreep kan deze instal
latie op de scheepsgolf (600 M.)
worden gebruikt.
Door de groote ruimte, die het
toestel biedt, is er plaats voor
een extra schroef, twee wielen,
een magneet, zuigers en diverse
kleine onderdeden, benevens voor
450 L. benzine en een extra tank.
In het geheel kan 800 L. brand
stof worden medegevoerd. Ver
schillende voorzorgsmaatregelen
zijn genomen. Banden en schroe
ven worden in Constantinopel,
Easra, Calcutta en Bangkok in
reserve gehouden.
De route is als volgtSchiphol,
Praag, Belgrado, Constantinopel,
Angora, Aleppo, Bagdad, Bon-
chir, Bender, Abbas, Chabor,
Karachi, Muitan, Arnbala, Allaha
bad, Calcutta, Akyab, Rangoon,
Bangkok, Sengora, Medan, Pa-
dang, Batavia. De landingsplaats
is nog onzeker.
Er wordt gerekend op een ge
middelde vliegsnelheid van 140
K.M. per uur. De totale vlieg-
duur zal ruim 100 uur bedragen.
Men schat de benoodigde bezine
op ruim 10.000 Liter en de hoe
veelheid olie op ruim 400 L.
De vlucht zal worden onder
nomen niet zoo zeer uit een
sportief, als wel uit een weten
schappelijk oogpunt. De invloed
van het, klimaat op het vliegen,
benevens het onderzoek van tra
jecten zal Hoofdzaak zijn.
Al vroeg in den morgen
heerschte nabij het vliegveld
Schiphol te Amsterdam groote
bedrijvigheid. Eerst werden de
weerberichten opgevangen. Hier
na werd de geweldige „Fokker
VII" uit den hangar gehaald, op
het terrein gereden en nog eens
terdege nagezien. Even daarna
streken de militaire jagers neer
die den „Fokker" uitgeleide zou
den doen.
Ondertusschen was een groote
menigte belangstellenden aange
komen, een onafzienbare rij auto
bussen en vrachtwagens bewoog
zich langs de ringvaart, waarbij
ook een tweetal booten vele
belangstellenden aanbrachten.
Slechts weinige genoodigden
mochten bij het vliegtuig komen,
Waar generaal Snijders en vele
andere leden van het comité,
burgemeester De Vlugt en eenige
autoriteiten van Landmacht- en
Luchtvaartafdeeling tegenwoordig
waren. Zij drukten de beman
ning nog eens de hand, een krans
werd aangeboden namens de
vlieghaven Waalhaven en daarna
klommen Van der Hoop en van
Weerden Poelman in den stuur
stoel van den Broeke nam bij
den motor plaats. De menigte
week plotseling achteruit, want de
motor werd aangezet. Het duurde
lang, eer hij teekenen van leven
gaf, maar plotseling begon hij te
daveren. Het oogenblik was geko
men. Snel huppelde het vliegtuig
over de vlakte naar het eind van
het terrein. Daar keerde het, en
spoedig kwam het terug met groo-
tere vaart, die steeds toenam, tot
het langzaam opsteeg. De groote
vlucht was begonnen Langzaam,
heel langzaam steeg het vliegtuig
en twee snelle jagertjes hadden
niet veel moeite den „Fokker" in
te halen. Toen kwam uit vele rich
tingen motorgeronk en 3 militaire
escadrilles van Soesterberg stegen
op en voegden zich bij het toestel.
Nog eenmaal vloog de „Fokker"
over het vliegveld en de menschen-
menigte juichte en zwaaide met
hoeden, petten en zakdoeken.
Kwart voor 9 was de vlucht
aangevangen en eenige minuten
later vlogen de vliegers boven de
stad, waar de menschen zich op
de daken en voor de ramen ver
drongen, terwijl de sirenen van
fabrieken en stoomschepen luide
verkondigen dat de groote vlucht
was aangevangen van Amsterdam
naar Batavia.
Kort voor het vertrek der vlie
geniers zijn nog een groot aantal
telegrammen uit het Binnen- en
Buitenland ontvangen, benevens
eenige bloemstukken, die zij in
verband met het uur van afvaart
niet meer persoonlijk beantwoor
den konden.
Uit Praag meldt men, dat de
vliegers daar Woensdagmiddag
om 4 uur zijn aangekomen op het
vliegveld. Donderdag werd de
tocht voortgezet naar Belgrado.
De ondernryr rssaltrissen.
Het Hoofdbestuur der Unie
van Cristelijke Onderwijzers en
Onderwijzeressen in Nederland
heeft zich met een adres gewend
tot den Minister van Onderwijs,
K. en W. in welk adres het
Hoofdbestuur zegt, dat het zich
AXELSCHESCOURANT.
Bureau Markt C 4.
Telef. 56. - Postbus No. 6.
(Uit het Duitsch.)
Natuurlijk had Ethel den vader reeds
lang bekend, hoe zij indertijd over
haar vrrmogen beschikt had. Het was
niet in den ouden heer opgekomen,
haar ook maar eenig verwijt te maken,
doch wel waren allerhande overwe
gingen en opmerkingen in hem opge
komen, die in de laatste dagen, waar
hij graaf Adolf en zijn kind in nau-
weren omgang met elkander kon waar
nemen, een bepaalden vorm hadden
aangenomen.
Deze overwegingen en opmerkingen
overvielen hem ook op dezen voor
middag en daaruit viel het verstolen
en innig zachte lachen te verklaren,
dat meer dan een» zijn scherp gesneden
trekken verlichtte.
Als in een droom voelde hij eindelijk
zijn gedachtenwereld aan het heden
onttrokken. In schoone toekomstverte
zag hij. Als ook thans rolde een lichte
wagen door stralenden zonneschijn
maar deze andere wagen had slechts
twee inzittenden, twee jonge, gelukkige
menschenkindereh, die elkander met
schitterende oogen aanzagen en in de
verwezenlijking van een lente geloof
den, waarvan de bloesems voor hen
eeuwig groenen en bloeien zouden.
En uit gezegende verbolgenheid keek
een oude man, die na lange zwerftochten
in het geliefde vaderland had mogen
terugkeeren naar dit jonge, rijke geluk.
O, zoo moest het worden. Zijn kind
moest op den grond, dien hij eens in
nacht en schuld ontvloden had, het
geluk van haar leven vinden. Dan zou
hij zich verzoend gevoelen voor alles,
wat hij in dollen, jeugdigen overmoed
had gezondigd, en de beelden der ge
storven ouders «ouden niet meer in
stille aanklacht voor hem verschijnen
dan was hem een levensavond bescho
ren, waarin zich geen bitter gevoelen
en verwijt meer mengde.
Onwillekeurig vouwde de oude man
de handen. De wijdgespannen schit
terende hemel was hem het gewelf
van een dom. Een hartgrondig gebed
rees uit zijn hart. Hadden zijn lippen
dit gebed zacht gefluisterd? En was
de plechtige klank in het oor van het
jonge meisje gedrongen, dat naast den
biddende zat
In al haar liefelijkheid boog Ethel
zich plotseling over de gevouwen,
rimpelige handen van den vader en
kuste zemet wonderlijk heete
oevende lippen
HOOFDSTUK XI.
Zellwitz, het stamslot van vrijheer
von Rüthling, gold niet zonder reden
voor de mooiste bezitting van het land.
De bosschen strekten zich uren ver
uit en de weiden en akkers deden aan
uitgebreidheid daarvoor weinig onder.
Beroemd was de eestapel in de model
stallen van het landgoed, die daarom
een aantrekkelijkheid vormden voor
allen, die belang stelden in mooie
rasechte dieren.
Het slot troonde te midden van een
prachtig onderhouden park vorstelijk
op een hoogte. De witte muren waren
ver door het land zichtbaar. In de
blinkende ramen, die in aantal de dagen
van het jaar gelijk kwamen, speelde
het late en het vroege morgenrood.
Hoekvenster» en torens baadden zich in
het heerlijke gouden licht...
Heden stond het trotsche bouwwerk
als omgolfd van den kostelijken zon
neschijn van een mooien voorzomerdag.
Men schreef den tweeden Junien
morgen zou de heer van het s'.ot met
zijn jonge gemalin uit het zuiden naar
huis keeren van de huwelijksreis.
Ethel von Brückenau schreed aan
de zijde van de oude huisdame, me
vrouw Bloeai, die na aankomst van
de jonge meesteres in een paar zonnige
parkkamers haar welverdiende rust zou
gaan genieten, monsterend door de
vertrekken, die Adèle zou bewonen.
Zij kende den smaak en de liefheb
berijen der jonge vrouw het beste en
had daarom zelve in de van zijde
en goud schitterende kamers de laatste
hand aan de inrichting gelegd.
Zij luisterde slechts met een half
oor naar de woorden van mevrouw
Bloem, die de waardigheid van de
echtgencote van een geheimraad be
zat, maar daarbij van een meesterachtige
spraakzaamheid was.
Het jonge meisje vroeg zich in haar
binnenste telkens weer af, hoe het toch
kwam, dat zij de aankomst der beminde
vriendin niet met volkomen blijdschap
des harten kon tegemoet zien.
Onbestemde vrees trilde in haar,
waarover zij zichzelve verwijten maak
te, want er was werkelijk geen reden
voor aanwezig. Adèle had haar van
de hoofdplaatsen van haar reis welis
waar slechts vluchtig geschreven, maar
een woord van klacht had zij doc r
deze brieven niet ontvangen, en oo r
tusschen de regels had zij die niet
kunnen lezen.
Vaak wilde het haar schijnen, als
gold haar vrees, zonderling genoeg,
haar eigen persoon. Zij zou aan Adèle's
zijde in het prachtige slot nu de rechten
van huisgenoote hebben. Bij deze
gedachte echter kromp haar hart ineen,
alsof men haar in de schitterende
vertrekken gevangen zou houden, haar
den weg versperren zou den weg
waarheen
Zij schudde het hoofd. Wat waren
dat voor dwaasheden.
Zij wilde er niet aan toegeven, wilde
met vroolijken blik, met de gelofte van
een sterken wil de toekomst tegemoet
gaan, die haar dan zeker een gedroomd
en gehoopt geluk niet zou onthouden.
Het rijtuig, dat het jonge paar van
het station had gehaald, hield aan de
breede stoep voor het slot stil, onder
een daverend hoera van het daar ge
schaarde personeel. De hoofdinspecteur
sprak voornamelijk tot de jonge
vrijvrouwe gericht een paar warme,
hartelijke woorden van begroeting, sn
zijn dochter reikte de schoone dame
een wat al te groot uitgevallen bouquet,
waarbij zij onder verlegen buigingen
een paar welkomstwoorden stamelde.
Adèle nam de toespraak en de
bloemen nog in het rijtuig in ontvangst,
maar zij was met haar gedachten niet
heelemaal bij de gebeurtenis. Haar
groote oogen zochten met ongeduldig
verlangen het gelaat der vriendin
doch Ethel bevond zich niet tusschen
j de menschen.
Haastig verliet de jonge slotvrouw
nu den wagen, drukte de handen, die
haar werden toegestoken, en ging naar
de groote, gebeeldhouwde deur. Het
kon niet anders zijndie deur ten-
t?>i»$te zou Ethel hgar openen, al (tad
zij ook om een of andere reden gemeend,
niet den naderenden wagen tegemoet
te moeten gaan. En zoo was het ook.
Toen Adèle den voet op de bovenste
treden van de met bloemen en blader
groen bestrooide stoep zette, ging een
der zware vleugels van de deur open
en daar stond Ethel, van onuitspreke
lijke aandoening bleek tot in de lippen,
met vochtigstralende oogen. De keel
was haar als toegesnoerd, zij kon slechts
een paar onverstaanbare woorden
murmelen ter begroeting.
Adèle ging 't niet beter. De ont
roering dreigde haar te sterk te worden.
Snel drong zij de beminde vriendin
in de ruime voorhal en trok haar eerst
daar aan het hart, met bijna woeste
beweging, die echter slechts even
duurde. Zij sprak niet... ja, zonder
Ethel's lippen te hebben gekust, schoof
zij het jonge meisje plotseling weer
van zich.
Het was haar opeens, alsof zij het
«pottende lachen voelde van haar
echtgenoot, die met over elkaar ge
slagen armen een paar schreden zij
waarts stond en toen moest zij Ethel
terstond loslaten. Langer teederheid
was haar onder den koelen blik van
dezen man tot heiligschennis geworden.
Heesch sprak zij„Kom, breng mij
in mijn kamers." En zij wilde de
gezellin met zich meetroonen.
Maar daar klonk de stem van den
vrijheer scherp en beslist-Je zult mij
toch wel eerst toestaan, freule von
Bruckenau welkom te heeten in mijn
huis
(Wordt vervolgd.)