ZWAKË OFFERS. Nieuws- en Advertentie blad voor Zeeuwse li- Vlaanderen. De Merlandsche Ingenieur in bet Buitenland. No. 50. VRIJDAG 26 SEPTEMBER 1924. 40e Jaarg. J. C. VINK - Axel. FEUILLETON. Het Ned. Roode Kruis. Binnenland. Dit blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond. ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden 75 Centfranco per post 1 Gulden. Afzonderlijke Nos. 5 Cent. DRUKKER-U1TGEVER Bureau Markt C 4. Telef. 56. - Postbus No. 6. ADVERTENT1ËN van 1 tot 5 regels 60 Cent; voor eiken regel meer 12 Cent. Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. Advertentiën worden franco ingewacht, uiterlijk tot Dinsdag- en Vrijdagvoormiddag 11 ure. De vacantie's zijn achter den rug en de scholen weer begon nen. Voornamelijk hebben we de middelbare scholen op het oog, waar weer, zooals we het eens hoorden zeggen, tal van nieuwe .slachtoffers" gemaakt zijn, nu de verschillende Burger scholen opnieuw zijn bevolkt met jonge cursisten en van de genen, die het einddiploma ver kregen, velen doelloos rondwan delen. We onderschrijven dat niet in zooverre dit „doelloos" zou beteekenen, dat er geen weg of geen plaats voor hen zou te vinden zijn. Laat ons aannemen, dat ons land een te veel heeft aan be trekkingen van intellectueelen aard, dan is ieder toch niet ge bonden om bij moeders pappot te blijven Men mag toch ook verder gaan dan zijn neus lang is en eens over de grenzen van Nederland en zelfs van Europa kijken Nog onlangs mochten we aan de hand van een artikel zien, hoe de Nederlandsche stam zijn vertakkingen heeft uitgebreid over alle deelen der wereld en hoe verschillende mannen onzer natie daar een naam hebben verworven, waarop ons Land groot mag gaan. Gebleken is, dat bijna zoo Nederlandsche in genieurs hun arbeidsveld vinden in Europa, Noord Amerika, Zuid- Amerika, Azië en Afrika. Waarom zou er dan in de toekomst en ook nu nog geen plaats zijn voor degenen, die durf hebben om in den vreemde duurzaam een eer lijk stuk brood te verdienen en zou de tijd uit zijn, dat met de uitvoering hunner ideeën geld en eer te halen valt? Wijzen we op de geschiedenis, dan blijkt dat reeds in den oorlog met Spanje de aandacht werd geves tigd op de bekwaamheid onzer waterbouwkundigen, door de wijze waarop steden werden ver dedigd met b«hulp van water. In 1599 al nam Koning Hendrik IV een Nederlandsch ingenieur in zijn dienst. In Zuid-Frankrijk zijn toen reeds eenige streken door Nederlanders gedraineerd. In Bor deaux is een Conrad Goossens- straatzij is genoemd naar de Nederlandschen ingenieur, die in 1625 de moerassen rond die stad draineerde en zoo de bewoners bevrijdde van moeraskoortsen en erger. Een polder, grenzende aan de Gironde, is de Nederland-pol der gedoopt. Langs de Seine oopt bij Quillebeuf een dijk, die de Hollanderdijk is gedoopthij is in 1618 aangelegd. En bij Com- oiégne vindt men een polder, be roemd om z'n vruchtbaarheid, welke er door Nederlanders is gedraineerd. In de 17e eeuw werd Cornelis Weijer door den Paus naar Rome geroepen hij heeft er in den Tiber op het Pauselijk domein waterbouwkundige werken ver richt, welke men in een in 1696 verschenen boek ziet afgebeeld. Toen de Fransche revolutie gepasseerd was, hadden de Euro- peesche landen de Nederlanders niet meer noodigmen had hun werk afgekeken en ging nu zelf aan 't uitzenden van ingenieurs. Zoo moesten onze ingenieurs nieuwe werkgebieden zoeken. Nu zij vonden ze, alweer volop in Azië, Amerika en Afrika. In de 17e eeuw vroeg Ferdinand de Lesseps den Nederlandschen in genieur Willem Frederik Conrad, zitting te nemen in de Intern. Commissie voor het bestudeeren van de Suezkanaal-plannen. Con rad ging en werd Voorzitter van die Commissie en had later een belangrijk aandeel in de kanaal- werken. Hij is er aan bezweken in 1870, toen het Suezkanaal ge opend werd, keerde hij overver moeid naar het vaderland terug en overleed onderweg. Ook in Denemarken heeft men Conrad geroepen, om te adviseeren over een kanaal ter verbinding van de Baltische met de Noordzee door Sleeswijk Holstein, de voor- looper van het Keizer Wilhelm kanaal. Het was Waldorp, ook een hoofd-Ingenieur van 's Rijks Wa terstaat, die het kanaal ontwierp tot verbinding van Brussel met de Noordzee, en een tot verbin ding van den Donau met de Oder. Dan ging hij naar Argentinië, ont wierp er de haven van La Plata, welke onder zijn toezicht is aan gelegd. Zijn drie zonen hebben de havens van Vera Cruz en Montevideo aangelegd, Dr. Kraus en Chili behoef ik slechts samen te noemen, evenals Prof. Kraus met den heer de Jongh en Ned. Indië, om in de aandacht te roe pen de groote waterbouwkundige werken, door dezen Nederlander ver buiten de grenzen tot stand gebracht. Dan de heer Louge, Directeur van Publieke Werken te Buenos Ayres, de heer Van Mourik Broekman, hoogleeraar in de hydraulica te Santiago in Chili, de heer Doyer, president van het architecten genootschap te Buenos Ayres. Ook op ander dan waterbouw kundig gebied hebben Nederlan ders den naam van hun land geëerdhet was weer een Wal dorp, die in 1898 in Klein-Azië den Anatalië-spoorweg aanlegde en de haven van Haidar Pacha tegenover Constantinopel aanleg de, zoomede van 1903—1907 de irrigatie der Konisvlakte. Dan denken wij aan de Rijke, die in Japan werkte van 1873—=1903, om er de havens van Mikumi, Kobe en Osaka aan te leggen. In 1876 was hij in China om de Whang- poo-rivier te kanaliseeren. In Sian hebben onderscheidene Ne derlandsche ingenieurs groot werk verrichteen hunner werd er directeur-generaal van het Depar tement van Waterstaat. De Di recteur van de Technische School te Bangkok is een Hollander. En de heer Delprat, de latere wethouder van Amsterdam en thans Alg. Secretaris van het Koloniaal Instituut, heeft aan het Britsch-lndische Gouvernement belangrijke adviezen gegeven voor kolonisatiewerken. En ten slotte zij nog één der laatste opdrachten vermeld 24) die van een paar belangrijke spoorlijnen in China, waartoe de hulp van Nederlandsche ingeni eurs is ingeroepen. Maar overheerschend waren steeds de waterbouwkundige wer ken het land, „ontwoekerd aan de baren", heeft een keur van toongevende mannen op dit ge bied geleverd. Welnu, wie in die richting voortgaat met energie en durf, zal zeker met genoegen consta- teeren, dat hij in de gelegenheid werd gesteld om zoo'n slachtoffer der H. B. S. te worden. Bij een groote massa menschen bestaat nog steeds de verkeerde gedachte, dat 't Roode Kruis alleen een oorlogitaak heeft te vervullen. Om deze verkeerde gedachte, die de vereeniging begrijperlijker wij ze schaadt vooral in vredestijd, weg te nemen heeft het hoofdbe stuur van het Ned. Roode Kruis eenigen tijd geleden een commis sie in het leven geroepen, wier taak het is om in samenwer king met de afdeelingsbesturen het Roode Kruiswerk beter be kend te maken. Deze commissie heeft thans een circulaire ver spreid, waarin wordt uiteenge zet, dat 't Roode Kruis een stich ting is, gedragen en gedreven door gevoelens van de hoogste men- schelijkheid en naastenliefde, die haar werk zoowel in oorlogs als in vredestijd verricht. Zoo lang de volkeren het be schavingspeil nog niet hebben bereikt, om door recht en rede geschillen te beslechten, doch het ruw geweld door de menschheid nog zal worden gebruikt om elk ander te overtuigen of te over weldigen, 'tot zoolang zal het Roode Kruis de humane taak blijven volvoeren om de smarten die men daardoor elkaar aan doet te lenigen en te verzachten. Die taak moet in vredestijd worden voorbereid, doch ook op andere wijze vervult het Roode Kruis in tijd van vrede hooge plichten. Bij watersnood, spoorwegon gelukken en veenbrandenbij het in dienst stellen van nood ziekenhuizen tn parkherstellings oorden het ziekenvervoer aan de stations bij het opleiden van Roode Kruisverpleegsters en help sters het in stand houden der transportcolonnesbij de pest- bestrijding in Nederlandsch-Indië, bij de thypjius-epidemieënbij de malaria-bestrijdingbij zijn werken voor de volkshygiëne de reizende hygiëne tentoonstel ling en de voorbereiding om in ons land te komen tot een doeltref fende Voor- en Nazorg voor t. b. c patiënten, is het Roode Kruis zijn eigen geschiedenis en ver heven doel trouw gebleven. De commissie wekt daarom een ieder op lid te worden voor een contributie van minstens fl. Zij wijst erop, dat in Amerika, Japan, Zweden en andere landen practisch iedereen lid van het Roode Kruis is, en vraagt, waar om dat in Nederland niet zou kunnen. BMütnigingscommissie Bink. Verschenen is het vierde ver slag van de Staatscommissie, in gesteld bij Koninklijk besluit van 20 Dec. 1920 (Bezuinigingscom missie). Daarin worden behandeld de volgende onderwerpen Personeel bij de Departemen ten van Algemeen bestuur; examenkosten bezetting en werkwijze van Departementen hoofdbestuur van Posterijen en Telegrafie. De beschouwingen leiden de commissie tot de volgende slot som. Hoewel in het afgeloopen jaar door de regeering wel maatre gelen tot bezuiniging zijn geno men in den geest van de door de commissie gedane voorstellen, stuit vereenvoudiging van den dienst van departementen en be perking van de bezetting toch te AXEISCHE COURANT. (Uit het Duitsch.) Die goede trouwe vrienden waren echter door haar verraden. En nu had zij niet meer den moed, als vroeger, voor hen te treden en ze de hand te reiken. Zij beefde van angst, de brandvlek op het ernstige mannengelaat te zien aanzwellen tot een vlam van heiligen toorn, die in straffend verzengen reuzon- gioot over haar zou heenslaan. Laf schold zij zich dikwijls, erbar melijk laf. Zijn aan den rolstoel ge bonden moeder was hopeloos ziek. Naar haar tenminste moest zij gaan en de arme haar deelneming betoonen. Zij en de kieine, moedige Ella, die siechts leefue voor haar plicht en in haar eindelooze zelfverloochening schijnbaar zonder verlangen door het leven ging, hadden een groot recht op haar komst. Maar om tot haar te gaan, moest zij de breed-geschouderde ijzeren gestalte van den zoon en broeder voorbij. Hoe kon haar dat gelukken, zonder hulpeloos te sidderen en in brandende schaamte de oogen neer te slaan En toch wilde zij met met neergeslagen oogen voor hem staan... voor geen prijs ter wereld. Liever ware zij op de plaats gestorven. En zij drukte de gebalde vuist tegen haar hart, alsof zij daardoor dat arme hart kon vasthouden en tot zwijgen brengen. Ja, het moest stil zijn en niet meer in dwaas begeeren afdwalen naar een weg, die haar voor altoos voor alle eeuwigheid was afgesloten. Zij wilde leeren, het duister van ver getelheid tusschen zich en die andere menschen te schuiven. En menigmaal meende zij werkelijk, dat dit haar mogelijk zou zijn. Zoo ste'k wist zij zich na de aanvallen van verlangen naar geluk te omringen mtt trots en hardheid die haaf met saam- geknepen lippen deden vasthouden aan het noodlottig besluit, de vrouw te worden van een man, dien zij nietliefhad. Het huwelijk zou slechts in den kring van wederzijdsche familie worden voltrokken. Toen de namen voor de wederzijdsche genoodigden werden vastgesteld, zei Adèle net de koele bedaardheid, die zij tegenovar den broeder nog altoos behouden had „Natuurlijk mogen oom Erwin en nicht Ethel met ontbreken. Ik meen, dat het 't beste paste, dat je zelf naar Berlijn gaat en ze persoonlijk uitnoodigt. Zij hebben wel recht op deze beleefdheid, 'nadat jij je vroeger tegenover hen zo« afwijzend hebt ge dragen." Zij keek den broeder vast aan. Een vluchtig rood kwam op Adolf's wangen. Toch behield hij zijn zelfbeheerschiag, doordat hij avertuigd was, dat niemand iets wist van het geheim, dat er tus schen hem en de dubbelgangster van zijn zuster bestond. Ethel had inderdaad met alleen Adèle, maar ook haar vader, wien zij tenslotte alles had verteld, smeekend bewogen, omtrent dit onder werp de grootste stilzwijgendheid in acht te nemen. Zoo viel het den graaf niet al te moeilijk, naar Berlijn te reizen en de zoo zonderling weer opgedoken familie „te leeren kennen." De noodzakelijke kleine komedie tusschen hem en Ethel slaagde buiten gewoon goed, en Erwin von Brückenau wist tegenover den neef een uitstekende houding aan te nemen. Hij kwam niet als „verloren zooa" der familie in het stamslot terug, maar als iemand, die blijde welkom werd geheeten, als ge- eerde gast, die men liefst voor altoos binnen de oud-eerwaardige muren haü behouden. Toch was de oude heer besloten, terstond na de bruiloft naar Behla tc verhuizen en daar met allen ijver zich te wijden aan de hem opgedragen taak. Ethel zou natuurlijk voorloopig met hem gaan, om dan na de terugkomst van het jonge paar van de huwelijksreis als gezelschapsdame van de jonge vrijrrouwe von Rüthling in Zellwitz haar tehuis te vinden Voor Erwin von Brückenau gingen de weinige dagen tot de bruiloft, die hij als gast in de voorvaderlijke woning doorbracht, voorbij als een weemoedige heerlijke droom. Nadat hij allereerst het kleine dorpskerkhof had bezocht, om aan de graven der ouders en familie een stil gebed te spreken, ging hij in stille aandoening door de vertrekken van het oude heerenhuis, ja, zelfs in de afgeiegenste hoeken drong hij door en gevoelde zich juist daar als met bloemen omstrooid door liefelijke jeugdherinneringen... daar en in de lanen van het park, dat voor jaren den warmbloedigen knaap in vroolijk spel had gezien of in stille bewondering voor de rijke bloemen- en vogelwereld, Ethel bleef bij deze viering van het wederzien stil en met innige vreugde aan de zijde haars vaders. Zij sprak niet nu en dan streelde zij slechts zijn hand of drukte zijn arm tegen haar borst. Ook op haar daalde iets neder als zachte betoovering van het tehuis-zijn. Zij begon te houden van dit oude heerenhuis, en bij de gedachte, het na weinige dagen weer te zullen verlaten, overviel haar stille droefheid Graaf Adolf deed geen poging om haar alleen te spreken. Maar als zijn oog haar trof, straalde daaruit zoo'n overvloed van de diepste en reinste dankbaarheid des harten, dat zij zich uit den grijzen winterdag als opgeheven gevoelde naar «en land van zonneschijn en bloemengeur. Dan kon zij soms zacht de handen vouwen en het lot zegenen, dat haar vergund had, een dwalende menschen- ziel aan de vertwijfeling te ontrukken en terug te voeren op den weg van ge lukkig makende nuttige werkzaamheid. Niet als een drukkende last onder vonden beiden het eigen geheim, dat tusschen hen zijn zeldzame diaden had gewe\en, het gaf veel meer den een en de andere een z«et gcoel van verheffing en in kea was veel meer iets als een zwijgend, maar hoopvol blij verwachten van een dag van grooten en reinen glans, dien zij beiden tegelijk zouden aaaschouwen. Het huwelijk zou niet in de kleine dorpskerk, maar in het heerenhuis plaats hebben. In de zoogenaamde „gele" zaal, die door de bonte glasramen heel goed een plechtige, kerkelijke stemming kon doen opkomen, werd het witu altaar opgerichtdiep weggedoken schemerde het uit het schoonste groen der mooiste kasplanten. De kring der gasten was slechts klein. Zoowel de familie Brückenau j als die van vrijheer Rüthling vormde geen grooten kring. De bruidegom had, evenals de bruid, reeds voor jaren de ouders verloren. Een jongere broeder van hem verscheen voor de plechtigheid, een garde-luitenant, ver der een gehuwde zuster zonder den echtgenoot, die door ziekte verhinderd was, en eenige, uit hoeken der pro vinciën opgedoken oude ooms en tantes, die uit de kas van den vrijheer werden onderhouden. De verwa«ten van moe derszijde van de bruid kwamen alle. Al de gasten begroetten den voor jaren doodgewaanden en nu plotseling weer verschenen Erwin von Brückenau en zijn dochter met hartelijke vrien delijkheid. De omstandigheid, dat de trotsche vri|heer hun de grootste be leefdheid betoonde, was den anderen richtsnoer voor hun houding. Wel mocht het „circusverleden" van die tw«e menig versteend aristocratisch gemoed een stillen afschrik inboezemen, maar dat mocht tot geen prijs worden geloond. Men had dan immers ook zichtbaar den neus moeten optrekken voor het zonderling doen van de bruid, die eveneens korten tijd in de manege verscheen. Het was het verstandigste, zich met het koele lachen van vnen- delijken omgang over de moeilijkheid heen te zetten. In dezen tijd van maat- schappelijken omkeer gebeuren nu een maal dagelijks van die onbegrijpelijke dingen, dingen, die vroeger voor on mogelijk, voor misdadig goiden. De treule was een bruid van indruk wekkende majesteit in uiterlijk en hou- aing. Wei ontDiaK de metsjesacnuge ocnuwe uit rukking van geiun, uie in zulke oogenbhkken het voorhoordeener oruid behoort te verhelderen, in haar irekken geheel. Bijna steenen ernst lag er in, „(Wordt vervolgd.;

Krantenbank Zeeland

Axelsche Courant | 1924 | | pagina 1