ZWARE OFFERS. Nieuws- en Advertentieblad voor Zeeuwsch- Vlaanderen, No. 28. VRIJDAG II JULI 1924. 40e Jaarg. Weldoen met omzien. FEUILLETON. J. C. VINK - Axel. Binnenland. Dit blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond. ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden 75 Centfranco per post 1 Gulden. Afzonderlijke Nos. 5 Cent. Onlangs ontmoette ik iemand, die een Oranjestrikje in zijn daar voor bestemd knoopsgat droeg en zeide dit gekregen te hebben van een jonge dame, die dit bij wijze.van collecte verkocht. Om dat ik van geen officiëele col lecte af wist, vroeg ik hem, waar voor er eigenlijk gecollecteerd werd en glimlachend antwoordde hij„Dat heb ik niet gevraagd." Je moet maar denken „Doe wel en zie niet om." Ik heb aan de juistheid van deze spreuk al meermalen ge twijfeld, en na deze kleine ont moeting met een ouden bekende uit Indië op den vroegen morgen, werd mijn twijfel opnieuw be vestigd. Al wandelende, heb ik er nog lang over nagedacht, en het resultaat van mijn gepiker was, dat ik niet kon instemmen met de opvatting van dezen oud- Indiër. Hoe ik er over denk, wil ik in dit opstel wel eens mededeelen. Geven aan iets, dat men niet weet, wat het is, voor iets, waar van doel en strekking ons onbe kend zijn, komt mij voor, niet overeenkomstig te zijn met 't be grip weldoen. Weldoen is wel doen, doen wat wel wat goed is. Welda digheid is hetzelfde, het is een daad, die wel ismaar hoe kan men een goede daad, een wel daad, verrichtten in den blinde weg Ik vrees, dat wij er in onzen tijd wel eens teveel „op los" geverf? om het zoo eens uit te drukken, dat wij geven, zon der ervan overtuigd te zijn, dat wij goed geven. Goedgeefsch- heid sluit dit goed, dit op de rechte wijze geven nog lang niet in. Geven is zaliger dan ont vangen, doch onder deze voor waarde, dat het geven uit de be hoefte om goed te doen geschiedt. Er kan met geven kwaad gedaan worden. Kwaad aan den begif tigde en kwaad aan den gever zelf. Om dit te voorkomen is „omzien" noodig, omzien, d.w.z. omzichtig, voorzichtig, bedacht zaam zijn. De collecten op de straat, zooals die .van heden, laat ik geheel buiten bespreking, aannemende, onvoorwaardelijk zelfs, dat er op straat alleen ge collecteerd wordt voor een goed doel. Of zulk collecteeren. of de wijze waarop dit gebeurt, en de veelvuldige herhalingen er van onvoorwaardelijk aanbevelens waardig zijn, zoo voor de col lectanten als voor het publiek, laat ik nu in het midden. Het gaat in dit opstelletje over het geven alleen. Dat dus mijn oude kennis hedenmorgen zijn gave deponeerde in een busje, zonder te weten, waarvoor de inhoud bestemd was, kon op zichzelf beschouwd geen kwaad veroor zaken. Iemand van vaste begin selen zal zijn voorbeeld toch niet volgen vertrouw ik. Wij moeten, willen wij werke lijk met onze gave „weldoen", zeer zeker weten aan wie(n) en waarvoor men geeft, veel of weinig, Er is een weinig geven uit sleur alleen, dat waardeloos is, indien al niet schadelijk; er wordt uit sleur gevraagd ook, en dat is degeneratie van heel bedenkelijken aard. In het jongst verschenen jaarverslag der Haag sche Vereeniging „Armenzorg" kan men lezen, hoe verkeerd het is, te geven aan totaal on bekenden, hoe noodzakelijk het omzien in deze beteekenis is. Hoe moeten wij dan niet „om zien" Alleen niet, om te zien, of ancleren wel ontwaren, hoe kwasie liefdadig wij zijn. Geven, om van de menschen "gezien,, te worden, is erger dan gierig heid. Dan ook is bij het geven nood zakelijk het maat houden. Geven, goed geven, uit zuivere liefde, uit medelijden, volgens den drang des harten, om Gods wil geven, is zalig, maar meer geven, dan ons voegt, geven uit een mis plaatste royaliteit, of uit gulheid, die eigenlijk zwakheid en onbe dachtzaamheid is, maakt aan die zaligheid spoedig een onzalig einde. Er zijn menschen, niet DRUKKER-UITGEVER zelden zij, die tot de meest re spectabelen gerekend worden, philantropen ten koste van an deren in de eerste plaats niet zelden, die ter wille van een in hunne oogen zeer wenschelijk en zeer noodzakelijk doel, op be- 1 denkelijke wijze weten te profi- teeren van de gulle zwakheid of zwakke gulheid van anderen, zonder er een been in te zien, die anderen daardoor min of meer te ruïneeren. Ook al is het beoogde doel werkelijk goed, uitnemend zelfs, dan nog is het in hooge mate ergerlijk en on betamelijk, anderen te dwingen, dikwijls met Gods woord op de lippen, tot offers, die te zwaar zijn en het blijven onmogelijk maken. En wie eindelijk ophoudt te geven, omdat het op den duur te veel wordt, omdat het werke lijk niet meer kan, die wordt door deze offerafdwingers verder ge negeerd als een afvallige of geld gierige of wat ook Tegenover zulken moet men den moed heb ben „neente zeggen. Men dient wel degelijk „om te zien", ook naar het vermoedelijk einde, van wat men met het geven be gint. 't Is dikwijls een gewaagd spel, dat er door sommigen met Chris telijke, kerkelijke, philantropische en maatschappelijke stichtingen ten opzichte van het weldadige publiek gespeeld wordt. Men „begint een toren te bouwen, zonder de kosten te overrekenen" men bouwt met steenen die an deren moeten aandragen, en als die anderen niet meer kunnen, gieten de bouwers de fiolen huns toorns over de „onwilligen" uit. Dit is een lang niet ongewoon verschijnsel in onze dagen, waar op de aandacht wel eens dient te worden gevestigd. Wij heb ben daarvan ook te dezer stede een sterk sprekend voorbeeld beleefd. Van Koning Lodewijk Napo leon wordt het volgende verhaald Te Utrecht resideerende, had de koning 't beschermheerschap op zich genomen eener Welda- ADVERTENTIËN van 1 tot 5 regels 60 Centvoor eiken regel meer 12 Cent. Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. Advertentiën worden franco ingewacht, uiterlijk tot Dinsdag- en Vrijdagvoormiddag 11 ure. digheids-Vereeniging met de zin spreuk „Doe wel en zie niet om". Bij gelegenheid van een jaarfeest zou Z.M. aan een diner een speech houden, in het Fransch natuurlijk maar de zinspreuk diende hij toch onvertaald te zeggen. Om het den koning die, geen Hollansch sprak, gemakke lijk te maken, had men op een papiertje geschreven„Dou-ël ainsi nid d'homme". De abbra- kadabra klonk in 's konings mond tamelijk wel gelijkend op de Hollandsche spreuk. Hij bracht het er ook goed af, maar ein digde met in het Fransch te zeggen: „En toch, dames en hee- ren, raad ik u allen aan, niet alleen in ruime mate uwe gaven uit te reiken maar ook wel „om te zien", of uwe gave goed be steed wordt". Koning Lodewijk had, naar mijne opinie, het omzien bij het geven dus goed begrepen. Maar het was reeds in zijn dagen noodig, in de onze is het dubbel noodzakelijk, nu er werkelijk voor velen geen einde aan het geven is, omdat het vragen bij velen eischen wordt. Z. d B. Vredesweek voor de Jeugd. Van 3—10 Augustus as. wordt een internationale vredesweek van de Jeugd gehouden, waarvoor de volgende oproep tot alle jonge menschen is gericht „Tien jaren is het geleden, dat de uitbarsting kwam. De wereldoorlog 1914—1918 vernietigde meer levens dan alle oorlogen, die in de laatste ander halve eeuw zijn gevoerd, te samen; hij kostte evenwel geld als bij eengebracht zou worden, indien alle mannen, en vrouwen en kin deren op de wereld tegelijkertijd elk f 650 betaalden hij heeft een wanhoop en el lende gebracht, die niet te becij feren zijneen zedelijke en stof felijke ontreddering, die niet ein digen wil.; hij heeft de wereld doodziek gemaakt. De volgende wereldoorlog, met zijn verderf uit de lucht en zijn alles-vernietigende gifgassen, zal een oneindig grooter ramp betee- kenen. Wat beduidt alle stoffelijke, gee stelijke, maatschappelijke arbeid der jongeren, als zij niet helpen, dien volgenden wereldoorlog te voorkomen Kunt gij leven en werken in een wereld, die door zulk een ramp wordt bedreigd Kunt gij u neerleggen bij de gedachte, dat zoo'n groote schan de en schade opnieuw over de menschheid komen zal Zult gij door gedachteloosheid of traagheid, het monster opnieuw doen losbreken, dat wellicht ook uw land zal verkeeren in een ruïne en u en de uwen zal vergiftigen naar den geest en naar het lichaam Gij moet een antwoord vinden op deze vragen. De Internationale Vredes Week van de Jeugd, 3- 10 Augustus 1924 (I. V. W.J.), is de tijd, waarin de jongeren over heel de wereld hun antwoord zullen zoeken en uitspreken Wie zal de drager xijn van de vredesgedachte, als het niet is het geslacht van hen, die in 1914 jong waren Wij gelooven, dat de tijd voor een laatsten hardnekkigen kamp tegen den oorlog is aangebroken. Tien jaren is het geleden, dat de uitbarsting kwam. Nu moet de stem al luider en feller gaan klinken, die eischt: dit zult gij niet meer! Wij wil len niet langer mee De oorlog moet en zal verdwijnen De I. V. W. J. wordt op Wal cheren voorbereid door een com missie, waarvan het secretariaat gevestigd is bij den heer J. Lorier Jr., Beenhouwerssingel 70b te Middelburg, en waarin de vol gende organisaties zijn vertegen woordigdde Chr. Jongeinannen- vereenigingen te Middelburg en Vlissingen de afd. Middelburg, van de Vrijz. Democratische Jongeren Organisatie de Studie- en Debatingclub „K. I. M."de afd. Vlissingen van het Nederl. AXELSCHE ffl»rrS£ COURANT (Uit het Duitsch.) 5) Fieule Adèle boog zacht het hoofd. „Misschien was het uw bedoeling het park te gaan zien Ik ben gaarne bereid, u tot gids te strekken. Veel is er echter niet te zien. Maar wij hebben een. prachtige allee van mooie, oude boomen „De olinenallee," viel de vreemde ling plotseling in. Een nauw merk bare beweging van zijn geleidster scheen hem op dit oogenblik tot voorzichtigheid aan te manen. Lichte verwarring kwam op zijn gelaat. Door vlug af te wenden trachtte hij den indruk van zijn woorden te doen vervloeien. Maar de freule scheen niet geneigd, deze vlucht toe te laten. In haar heldere, lichte oogen flitste plotseling een besluit. „U kent dus het park reeds vroeg zij met zachte stem verheffing. „O neen, zeker niethoe zou ik," ontweek de oude heer. „Maar men ziet de olmen reeds van ver Freule Adèle schudde lachend het hoofd. „Zelfs niet één der boomen is van deze zijde af te zien," ant woordde zij. „Maar als er u aan gelegen ligt, een blik in de allee te werpen, treed dan toch, als ik verzoeken mag, gerust binnen en vlug stapte zij naar het poortje terug, stiet het open en bleef afwachtend er naast staan. De twee volgden niet terstond. Zij hoorde den ouden heer tot de jonge dame fluisteren„Door de olmenallee zou ik zoo gaarne weer eens wande len en ook een blik werpen op het heerenhuis... slechts één blik De versluierde dame antwoordde niets, maar zij trok den arm van den vreemde door den haren, en zoo kwamen zij langzaam nader. Freule Adèle bemerkte, dat de oude heer hinkte. Tegelijkgreep een andere waarneming haar bijzonder aan. Dat betrof gang en houding der dame, die op haar een onbeschrijfelijken indruk oefende. Zoo bekend kwamen haar de liefelijke bewegingen der slanke verschijning voor. En toch k"n zij op dit oogenblik zich heelemaal niet voorstellen Daar stonden de twee voor haar. De gesluierde dame zei met zachte, weeke stem „Dan maken wij van uw vriendelijke toestemming gebruik." Ook haar welluidende stem had een vreeipd accent. De drie traden het park binnen. Op den ouden heer scheen in dit oogenblik weer de ban dor zelfver- getellreid te 1 ggen, nog veel sterker dan straks. Hij ademde luid en haastig, zijn hoofd wendde nu links, dan rechts, zijn oogen schenen onverza- delijk van lust om te zien, elk pad, eiken boom begroette hij liefkoozend. Met steeds groeiende bevreemding zag freule Adèle dit. Nog meer, diep in haar binnenste voelde zij zich bewogen door de nabijheid van de gesluierde dame, die naast haar ging als als een zuster. Ja, deze, juist deze waarneming doortrilde in zoete verwarring heel haar wezen Zij waren in de olmenallee aange- Bureau Markt C 4. Telef. 56 - Postbus No. 6. komen. De prachtige, oude boomen staken in de heldere morgenlucht omhoog als slapende reuzen. Geen zuchtje bewoog haar kronen, welker bladertooi reeds licht gedund was en tusschen het groen brandende kleuren vertoonde. De oude heer stond aan den ingang der allee en staarde vooruit in de lichte, goud-doorfonkelde schemering, die onder en tusschen de boomen heerschte. Ver weg, aan het einde van de zeldzaam schoone olmenstraat, werd het heerenhuis zichtbaar. Rustig en gezellig breidde het eenvoudige, statige gebouw met zijn twee zij vleugels zich uit in den morgenzonne- schijn. En nu liepen de diepliggende, brandende oogen van den vreemden man over, druppel na druppel viel groot en zwaar van de wimpers, hij verloor de laatste rest van zelfbe dwang luid snikte hij het uit en sloeg beide armen om den stam van den olm, die het dichtst bij hem was het beschreide gelaat verborg hij tegen den harden bast, nooit nog door kostelijker dauw bevochtigd. En dicht naast zijn hoofd boog zich het hoofd der gesluierde dame, lief koozend, deelnemend troostend. Ook in haar lichaam trok en schokte blijk baar groote aandoening. „Papa... mijn lieve beste papa," klonk het in be vende, teere klanken van haar lippen HOOFDSTUK III. Freule Adèle keerde zich af en ver wijderde zich een paar schreden van vader en dochter. Haar zeldzame ontroering was hoog gestegen, doch zij kende zich het recht niet toe, zich in te dringen in de wijding van smart, die daar twee menschen, van wie: bestaan zij tot heden niets vermoedde, zoo geweldig aangreep. Wel kon zij de vraag niet uit haar hart bannen, wie zij mochten zijn, die daar op den bodem van Briickenau stonden, een grond, welke sedert eeuwen deze familie toebehoorde, en die thans zoo jammerlijk weenden Want ook de gesluierde dame schreide. Dat ontging het fijne oor der freule niet. Ja, wie waren zij, deze raadselach tige vreemdelingen Hun opduiken in de buurt van het slot en hun eigenaardige smart moesten toch wel in eenig verband met het goed zelf staan. Bovendien had de oude heer van de olmenallee geweten, had dus ook stellig vroeger het slot gekend. En beide moesten hen dier baar zijn geweest... anders viel al het gebeurde niet te verklaren. Freule Adèle dacht na. Tot haar familiekringen behoorden die twee ongetwijfeld niet. Er leefden nog slechts verwanten van de zijde der moeder, en die kende zij allen. Haar lieve, overleden vader had slechts een eenigen broeder gehad, die helaas heel jong, als piepjong officier, op verkeerde paden geraakt was. Hij had zijn erfdeel verspeeld en was naar Amerika gegaan. En reeds een jaar later was vandaar uit een ziekenhuis het bericht gekomen, dat hij aan een koortsziekte gestorven was. Zij vond geen aanknoopingspunt, dat haar nader tot de vreemdelingen bracht. Plotseling kwamen de twee weer naast haar. Onder haar gepeins was het geluid van hun nadering haar ontgaan. De oude heer had tamelijk zijn kalmte teruggekregen en hield zich goed. Voor het gelaat der dochter lag nog altoos de sluier.,, in de zijde waren de sporen van tranen zichtbaar. Maar ook zij stond rustig en flink voor de freule. „Freule," begon de oude heer, „wij zijn u na het voorgevallene een ver klaring schuldig." Freule Adèle hief afwerend de hand op. Maar toch sprak de vreemde met lichten nadruk verder: „Het moet zijn. Men mag geen raadsels opgeven en dan de oplossing weiveren. Ook zouden wij, mijn dochter en ik, de gunst willen vra gen, uw hand te mogen drukken. Nog- thans mag dit niet gebeuren, voor u weet, wie we zijn." Hij zweeg een oogenblik en keek snel naar het heerenhuis. „Toen wij vanmorgen uit de stad hierheen gingen, hadden wij anders be sloten. Wij wilden slechts uit de verte een blik werpen op slot en park en dan stil weer heengaan met dat beeld in de ziel, opdat de herinnering eraan ons in de toekomst nu en dan een duister uur mocht verlichten. Toen kruiste u, freule, onzen weg. En hoewel wij u nooit te voren hadden gezien, herkenden wij u toch terstond. Dat is een nieuw raadsel bij het oude. Maar spoedig zal alles zich ophelderen. Hoort u verder... u sloot op de beminnelijkste wijze voor ons het park open. En met den geoefende blik, dien ik op verre zwerftochten kreeg, vond ik in uw trekken den adel des har ten, die voor alle mer.schelijks warm gevoelt. i'oen verloor ik onbewust de voor zichtige zelfbeheersching, waarmee ik mij had moeten wapenen, en hier, in deze allee, waar duizenden liefelijke jeugdherinneringen mij bestormden, stond ik en weende weende zoo bit terlijk heete en toch zoo zalig verlos sende tranen, als nooit te voren mijn oogen omrolden." (Wordt vervolgd-j

Krantenbank Zeeland

Axelsche Courant | 1924 | | pagina 1