Nieuws- en Advertentieblad voor Zeeuwsch - Vlaanderen. Waarvan hangt ons geluk af. No. 15. VRIJDAG 23 MEI 1924. 40e Jaafg. J. C. VINK - Axel. FEUILLETON. Als de avond valt. Binnenland. Dit blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond. ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden 75 Centfranco per post 1 Gulden. Afzonderlijke Nos. 5 Cent. DRUKKER-U1TGEVER Bureau Markt C 4. Telef. 56. - Postbus No. 6. tot 5 regels 60 Cent; voor Groote letters worden naar ADVERTENTIËN van 1 eiken regel meer 12 Cent. plaatsruimte berekend. Advertentiën worden franco ingewacht, uiterlijk tot Dinsdag- en Vrijdagvoormiddag 11 ure. „Ons geluk", zoo schreef eens een Engelsch auteur, „hangt niet af van wat wij hebben, maar van wat wij «ijn". Volkomen waar. Het geluk, dat afhangt van wat wij bezitten, is breekbaar als het glas. Daaraan twijfelt wel nie mand, want het wordt dagelijks bevestigd. Toch streeft bijna ieder naar bezit, alsof het levens geluk er van afhangt. Toch is de wereld het tooneel van ver woesting en ellende, door den strijd om het stoffelijk bezit. De groote vraag is, wat de mensch verstaat onder geluk. Het leven is een reis. Wie van haar zoo veel mogelijk als reizigers willen profiteeren, zonder te vragen naar het reisdoel, wie er, zoo mogelijk, een plezierreis van wenschen te maken, voelen zich doodongeluk kig, als zij in de derde klasse, misschien wel in een bagagewa gen, moeten reizen en anderen zich zien neervlijen in de kus sens eener eerste klasse coupé. Het overstappen, gedurende de reis in een lagere klasse, wat in dezen tijd telkens gebeurt, van de le klasse naar de 2e of 3e, is voor dezulken een ramp, die hun allen levenslust en levens moed ontneemt. Toch maakt de klasse, waarin men reist, niet ge lukkig of rampzalig, maar het al of niet zeker zijn van het eind doel. Tollens zong in zijn lang dradig geneurie over de over wintering der Hollanders op No va Zembla „Men rekent d'uitslag niet, maar telt het doel alleen". Op de levensreis zijn doel en uitslag één. De laatste hangt af van het eerste. Het doel maakt de reizenden tot „reizigers". Ve len toch, die reizen, doen het, alsof de reis geen reis is, maar een verblijf. De reiziger met het ware einddoel is geen plezier- reiziger, die alleen bezorgd is voor de gemakken en geriefelijkhe den gedurende de reis, die alleen oog, oor en hart heeft voor een gemakkelijke coupé in den spoor trein, een ruime hut in de salon boot, eerste klasse h«tels, onder- (Duitscbe Novelle.) Op den achtergrond ran den tuin met zijn dicht looverdak van kastanjes en notenbootnen stond een groot steenen gebouw met lange ryen gelijk en gelijkvor mige ramen. In den tuin zagen zij oude menschen en vrouwen, op banken en stoelen zitten, de meestan in groepjes, maar enke len ook afzonderlijk. De aandacht van Sophie werd gitrokken door een scaoone nog niet oude vrouw, die in een een voudige neteldoeksche japon aan een klein weettoestel zat en een voudige, grove randen weefde, zooals men die wel aan katoenen bedgordijnen van geringere men schen in armhuizen en hospitalen «iet. >Zij is blind fluisterde Sophie. »Wij zijn hier allen blinde, zei de vrouw gelaten. »U is hierin het Lausanner Te Huis voor blinden*. »Is u van uw jeugd af reeds blind?* weg, aangenaam reisgezelschap met en benevens een fijn reis- costuum, enz. maar hij is zaken man of -vrouw, die op reis voort durend het einddoel in het oog houdt, en alles wat hem of haar wedervaart, wat hij of zij doet of nalaat, met de hoofdzaak, het doel, in verband weet te brengen. Ziet men dan dit doel naderen, voelt men, dat de reis zal geluk ken, dan is men gelukkig, al zijn de banken nog zoo hard, de ho tels nog zoo slecht, al valt de tocht ook nog zoo zwaar. En als plotseling de trein stil houdt en het bevel tot uitstappen voor goed vernomen wordt, is dit geen oorzaak van schrik of angst of bittere teleurstelling, maar van groote vreugde. Het doel is be reikt en men is te huis. Ons geluk hangt niet af van wat wij hebben, maar van dat gene, waardoor of van dengene, door wien wij zelf in bezit geno men, m. a. w. wiens eigendom wij zijn en voor wiens rekening wij reizen. Paulus, de groote lijder en strij der voor het Koninkrijk zijns Heeren, verklaart bij het zinken van het ontredderde schip, dat hij en allen met hem zullen be houden worden. Want hij weet, dat hij het eigendom des Heeren is. „Wiens ik ben" zegt hij, met de zekerheid des geloofs, „Wien ik ook dien", met de over tuiging, dat hij reist in 's Heeren dienst en voor 's Heeren zaak. Daarom is hij meer dan gelukkig, al gaat hij als gevangene naar Rome, waar de marteldood hem wacht, na een apostolisch leven vol strijd en lijden en smart. Hij weet zich het eigendom van zijn Hemelschen zender, en dat weten, „wiens hij is" en wie hij is, maakt hem tot een held en maakt hem gelukkig te midden van de doodsgevaren zelfs. Wiens wij zijnIs het niet dikwijls geen wie maar een wat, welks eigendom wij zijn Is niet vaak de stof onze meesteres De zonde De ijdelheid De eer van menschen, de roem, het geld Zijn niet vaak de overdreven zor gen voor dit kortstondig, tijdelijk »0, neeD, eerst sedert die groote ramp. Ons dorp brandde af, en mijn man en ik, wij trachtten nog te redden, wat wij konden. Er kwam een brandende balk op bem neer, die hem doodde, en ik werd blind*. Vreeselijk I* zei Therese, »bij een edele daad ai zijn geluk te verliezen »Bij een edele daad vroeg de vrouw verwonderd. »Neen wij deden slechts, wat geheel van zelf sprak. Alles, wat wij beza ten, brandde af met ons huis en have en die van al onze lieve buren. En heeft mijn man geen schoonen dood gehad Altijd hoor ik hem mij nog toeroepen »prends garde, ma belle* met zijn mooie heldere stem en zoo ging hij van mij weg in zijn volle levens kracht*. »Ën is u nu geheel alleen Heeft u geen kinderen »Die waren ons ontzegd. Een mensch moet zich onderwerpen aan Gods wil. Ik heb het nu goed. Ik behoef niets leelijks meer te zien. En de blinden zijn zacht moedig, hier hindert mij niemand. Onze groote Voltaire zegt: »Le bonheur n'est qu'un rêve et la douleur seule est réelle*. Ik spin mijn gelukkige droomen by myn bestaan onze meesteresse en drijf- sters, die ons voortjagen naar het einde? Naar het onbekende einde Neen, ons geluk hangt niet af van wat wij hebben, maar van het weten al of niet, wiens eigen dom wij zijn, en wetende, dat wij het eigendom des Hemelschen Vaders zijn, maakt dit ons tot wie wij zijn moeten, om het waar achtig levensdoel, d. i. het waar achtige geluk deelachtig te wor den. Wij leven nu in een tijd van overstappen en uitstappen, van verkeerd instappen en aan onbe geerde stations aankomen, van bagageverlies, van groote teleur stellingen en velerlei hinder, zoo als misschien nooit te voren, en dit is voor menigeen de oorzaak van zich diep ongelukkig voelen, omdat zij reizigers zijn die het reisdoel vergeten en reizen, alsof de reis geen reis maar een ver blijf is. Zulk een reizigster ontmoetten wij dezer dagen, een, die naar een la'gere uit hoogere klasse was overgestapt, en daarom verklaarde „Ik ben liever dood, dan arm". Als zij dit meende,, was zij reeds dood, minstens in ernstig doods gevaar. Het reisdoel is naar huis. Naar Huis! Waar is ons „eeuwig huis"? De schrift zegt: „De mensch gaat naar zijn eeuwig huis„Waar uw schat is, daar zal ook uw hart zijnsprak Jezus, en waar ons hart is, daar is ons geluk. Niet hier is ons te huis. Niet het reizen is het levensdoel. Het einde der reis is het. Waarom zetten wij dan toch in onze dagen zoo'n keel op bij het toenemen van de reisbezwaren Al maken wij ons daarover ook nog zoo druk, alsof ons waarachtig leven er mee gemoeid is, wij reizen toch door. Of wij het willen we ten of niet, of wij het ook al vergaten, wij reizen doorEn heel snel Straks is het uitstappen. Waar? Waar zullen wij uitstappen? Wij dienen het te weten. Ons pas moet in orde zijn. Onze ba- kleinen mechanischen arbeid. En al mijn verdriet en smarten lig gen achter mij. Niets in de we reld hoort mij meer toe daar door ben ik bevrijd van zorgen en leed. En ik hoor de geluiden der natuur en voel Gods zon en Gods winden. Neen, u moet de blinden niet beklagen de zien den zijn er dikwijls veel erger aan toet. Sophie legde da bloeiende rozen, die zij in de hand hield, op den schoot der blinde. Deze glimlachte met zekere zachtmoedige hoogheid en begon al weer te weven. Toen het viertal weer naar het ijzeren hek in den dikken muur terugkeerde kwam hun een der zusters tegen, die in het zwarte costuum harer orde met groote witte vleugelmuts vriendelijk be drijvig tusscheu de groepen der blinden rondliepen. Het was een klein, dik per soontje met roode wangetjes en donkere koralenoogjes, dat beladen met doozen en pakjes uit de stad thuiskwam. Sophie bleef eei biedig groetend staan en vroeg het dikke nonnetje, dat blijkbaar een dame uit den beschaafden stand geweest was, naar de lotgevallen der blinden. »Die vrouw daar met haar gage mag niets ongeoorloofds in houden. De visitatie is aan het eindpunt heel streng. Ook het onderzoek naar de wijze, waarop we gereisd hebben. Van den uitslag van dit onderzoek zal af hangen ons eeuwig geluk of eeuwig onheil. Z. d. B. De Koninkltyke familie naar Noorwegen. Men meldt aan de N. R. Crt De Koninklijke familie is van plan in het laatst van Juni weer een reis naar Noorwegen te maken, die ongeveer 5 weken duren zal. Als voorloopige datum van ver trek is 20 Juni vastgesteld. Nederland—België. De Belgische Moniteur heeft den tekst afgekondigd van de wet, waardoor de zaak der kosten van interneering in Holland van de Belgische soldaten geregeld wordt. Tevens worden afgekondigd de brieven, over dit vraagpunt ge wisseld tusschen de heeren jhr. de Geer, en Theunis, ministers van financiën in Nederland en in België. De hoofdsom der schuld is be paald op 46 millioen het bedrag van den saamgestelden intrest op 13 millioen. Van deze rente zal 10 millioen dadelijk betaald wordenhet overige in den loop van dit jaar. De hoofdsom zal worden be taald in halfjaarlijksche termijnen van 2 2 millioen. De Ryksmiddelen in April 1924. De opbrengst der Rijksmiddelen (hoofdsom en opcenten) over de maand April 1924 bedroeg f35.390.793 tegen f36.880,929 over de maand April 1923. Het een twaalfde gedeelte der raming over 't geheele jaar be draagt f 33.078.03. We laten hieronder volgen de opbrengst over de eerste vier maanden van 1924 Grondbel f 4.525.656 Pers. bel. 2.407.899 Ink. bel. 35.779.856 Div. en T. 1.954.515 weefstoeltje is ook iemand uit den beschaafden staDd haar vader was een wetenschappelijk man. Zij komt uit het kanton Bern eD heeft hier aan het meer haar eersten man tot aan zijn dood toe verpleegd. Dat was een borst- lyder, een geleerde, een professor. En daar hij wist, dat hij moest sterven, en zij alleen zou blijven, heeft hij zijn dood verhaast door altijd over haar te tobben. Maar zij heeft altijd er om gelachen en ondanks al haar waken en ver plegen nooit in zijn nabijheid een zucht geslaakt. In den nacht is hij gestorven en des morgens beeft men baar gevonden, zelf als een doode, en zij lag nog vast in zijn verkilde, stijve armen. Na een jaar en dag heeft zy toen zekeren Pierre Plantier genomen, een eenvoudig man, die een kleinen wijnberg had en haar als aanbad. Zij woonde daar ginds, hoog in dat kleine dorpje, in Falansche. Zij wilde eerst niets van een tweede huwelyk weteD, maar om dat zij een kindje wilde hebben, heeft zy eindelijü toegestemd, zyn vrouw te worden, dit heelt ze mij verteld. Pierre was gezond en sterk en hy had een nobel karak ter. »Meer is niet noodig*, heeft zy gezegdzij heeft met hem in Verm. bel. 4.488.774 Suiker 12.554.293 Wijn 680.379 Gedist. 15.269.163 Zout 484.429 Bier 1.563.404 Geslacht 3.050.825 Tabak 5207.353 Speelk. 47.691 Zegelr. 6.537.573 Reg.-Recht 7.892.090 Successier 15.710.141 Invoerr. 12.351.811 Goud, zilv. 300.188 Essaaiioon 386 Stat. recht 1.386.625 Domeinen 716.997 Staatsloterij 221.062 Jacht, visch. 1.326 Loodsgeld 1.104.278 Mijnrecht 182.551 Totaal f 134.429.279 De opbrengst der oorlogswinst belasting over de maand April 1924 bedroeg f 129.810 tegen f23.057 in April 1923. De opcenten ten bate van het Leeningtjonds 1914 gaven over April 1*924 een opbrengst van f 10.786.889 tegen een bedrag van f 11.594.828 in April 1223. De Koningin ia de Betuwe. Woensdag hebben de Koningin en de Prins het voorgenomen bezoek aatv de Betuwe gebracht. Overal bereidde de bevolking het Vorstelijk Paar een hartelijke ont vangst-. Kinderkoren zongen de Koningin en den Prins toe. Al leen het bezoek aan Buren en Tiel droeg een officieel karakter. Tegen twaalf uur arriveerde de Vorstin in 't kleine Geldersche stadje, waaraan H. M. den naam van Gravin van Buren ontleent. In de Hervormde Kerk waar aanwezig waren de burgemeester, de leden van den Gemeenteraad, de predikant de leden van het kerkbestuur en een aantal ge- noodigden, sprak de burgemeester H. M. in het kort toe, daarbij allereerst uitdrukking gevende aan de ingenomenheid van dë bevolking, wier hartewensch hiermede is vervuld. Daarop werd de reis naar Tiel vervolgd over eenige feestelijk eeD klein houten huisje gewoood, menig gelukkig jaar. Zij heeft met hem in den wijnberg gewerkt, en hij heeft ook geld verdiend als gids in de bergen. Maar kin deren zijn er niet gekomen. Of dat altijd zoo gemakkelyk voor haar, de beschaafde vrouw, ge weest is dat werk in die om geving en zonder haar doel be reikt te hebben dat geloof ik niet. De menschen dragen hun hart Diet onder een vensterruit. Het huwelyk is een harde zaak, voor zoover wij, zusters, daarover kunnen oordeelen*. En het nonnetje zag een beetje angstig uit Daar haar medezusters, hel kon wel zijn, dat zij als een praatzusje bekend stond. Daarom groette zij nog slechts even met een kort en vriendelijk »Adieu en snelde belast en beladen op een trippelgangetje naar het huis toe. De weg voor het Te Huis liep onder de schaduw der noteboo- men benedenwaarts. Een poos zwegen zij. Toen plaatste zich Schlottmann midden in den weg voor hen. (Wordt vervolgd.) AXELSCHE ff x x n x x X j» X X X ff V ff ff X X X X

Krantenbank Zeeland

Axelsche Courant | 1924 | | pagina 1