No. 90. Dinsdag 19 Februari 1924, 39e Jaarg. Nieuws- en Advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen. ij i® 4® Weak® J. C. VINK - Axel. Raadsverslag. FEUILLETON. Du blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond. ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden 7£) Centfranco per post 1 Gulden. Afzonderlijke Nos. 5 Cent. DRUKKER—UITGEVER Bureau Markt C 4. ADVERTENTIEN van 1 tot 5 regels 60 Cent; voor eiken regel meer 12 Cent. Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. Advertentiën worden franco ingewacht, uiterlijk tot Dinsdag- en Vrij dag voormiddag ELF ure. Vergadering van 15 Febr. 1924. Tegenwoordig de heeren J. M. Oggel en M. W. Koster, wethouders en A. E. C. Kruysse, Jac. Weijns, J. M. Baert, A. Th. 't Glide, Ed. van de Casteel, F. Dieleman, J. de Feijter en P. de Feijter, raadsleden. Voorzitter de heer F. Blok, burgemeester. Secretaris de heer J. L. J. Maris. De Voorz. opent de vergadering met gebed en stelt aan de orde de agenda. 1. Notulen. De notu'en der vorige vergadering zijn nog niet gereed, doch die van 20 Dec. 1923 worden onveranderd goed gekeurd. 2. Ingekomen stukken. a. Schrijven van dhr. Ph. J. van Dixhoorn, dat hij verhinderd is deze vergadering bij te wonen. b. Verslag van den correspondent der arbeidsbemiddeling over het 2e half jaar 1923. Uit dit verslag blijkt, dat van Juli tot November geen werkeloosheid van be- teekenis heerschte, behoudens slapte in de bouwbedrijven. Enkelen bleven lang durig zonder werk. In December nam de werkeloosheid vooral onder de losse arbeiders toe. Sommige ongehuwde ar beiders vonden werk in Frankrijk of België, maar den meesten ontbrak de lust, wegens de moeite om goede kost huizen te krijgen en den lagen geldkoers. De uitkeeringen over het 4e kwartaal zijn nog niet bekend; over het 3e kwar taal werd ingeyolge het werkloosheid- besluit van 1917 uitgekeerd door den Ned. Chr. Bouwvakarb. bond f 138 en door de N. V. V. alhier f34. c. Lijst van ontvangsten en uitgaven van de Fröbelschool. De uitgaven be- loopen f 1307.62, waarin is begrepen f 180 rente van het stichtingskapitaal en f650 als salaris der helpsters. De inkomsten bedroegen f 1278.15, waaronder f 250 subsidie. Alzoo een na- deelig slot van f 29.47. d. Bericht van den Minister van Binnenlandsche Zaken en Landbouw, dat van wege het Rijk, gezien den finan- ciëelen toestand dezer gemeente, niet kan worden bijgedragen in de kosten van werkverschaffing, gedurende de maanden Jan., Febr en Maart 1923. De Voorz. deelt mede, dat dit betreft de werken aan de begraafplaats. e. Goedkeuring door Ged. St. van het Raadsbesluit tot intrekking van het ver volgonderwijs. Deze stukken worden alle voor ken nisgeving aangenomen. Eenige opmerkingen van Ged. Staten omtrent de gemeente-begrooting over 1924. De Voorz. zegt, dat deze hoofdzake lijk van administratieven aard zijn, in verband met de nieuwe constructie van de begrooting. Aan de verschillende wenken zal voldaan en met de aanmer kingen rekening worden gehouden. g. Als voren aangaande de inning van schoolgelden. Zij luiden aldus a. In overweging wordt gegeven, om de heffing te doen aanvangen bij een inkomen van f 500. b. In artikel 7 moet voor „erfgena men" worden gelezen opvolgers in die hoedanigheid. c. De verordeningen moeten onder scheidenlijk in viervoud en in tweevoud worden ingezonden. Eene memorie van toelichting behoort steeds in dubbel te worden bijgevoegd. Besloten wordtaan de opmerking onder a geen gevolg te geven en de aftrek van f 700 te handhaven aan het gevraagde bij b te voldoen en de op merking bij c voor kennisgeving aan te nemen. h. Mededeeling van Ged. St., dat het salaris van den burgemeester over 1924 is bepaald op f3£30 en de pensi oengrondslag op f3600. Op de Jbegroo ting stond het salaris op f 3800 geraamd. Wordt voor kennisgeving aangenomen. 3. Verzoek om rioleering West straat. Van de bewoners van de Weststraat van af Blankert tot F. van Tatenhove is een adres ingekomen van den vol genden inhoud Burg. en Weth. stellen voor dit adres aan te houden tot de behandeling der begrooting voor 1925. De Voorz. zegt, dat B. en W. dit standpunt hebben ingenomen, omdat als er meer verzoeken van dergelijken aard kwamen en er werd aan voldaan, de posten der begrooting spoedig in de war zouden loopen. Dhr. 't Gilde vraagt of er een raming voor gemaakt is. De Voorz. gelooft niet, dat de kosten zoo buitengewoon hoog zouden loopen, maar acht het toch wenschelijk met het werk nog wat te wachten. Dhr. Dieleman hoort, dat het adres tweeledig is en vraagt of omtrent de autobussen niet valt te spreken. De Voorz. vindt het het best, ook dat punt voorloopig te laten rusten. Dat is in onderzoek. Het voorstel van B. en W. wordt z. h. s. goedgekeurd. 4. Verzoek van A. van Dorsselaer. Dit verzoek behelst het verkrijgen van vergunning -tot het plaatsen van een ijzeren hék voor zijn woning in de Walstraat, omdat de stoep steeds wordt beloopen en bevuild. Burg. en Weth. stellen voor die ver gunning tot wederopzegging te verlee- nen, wat z. h. s. wordt goedgevonden. (Wordt vervolgd). AXELSCHE Telef. 5fi. - Postgiro 60363. (Vrij uit het Duitsch.) Rusteloos wandelde hij uur op uur in zijn kaal vertrek ot op het erf der citadel, op de eenzame groene wallen der vesting. Nu prijkte ook het woud van Tannensee in vollen dos en zijn hooge hoornen wierpen vol zorg hun schaduwen op het graf. Herbert kende de plaats w«ar het zich bevond; een stilgelegen plaats onder slanke beuken, waar zij als knapen gaarne gespeeld hadden en gerust, innig en vertrouwelijk. En nu lag hij terzelfder plaatse, gedood door zijn hand! Als op zijn eenzame wandelingen zijn ver langen zich uitstrekte buiten de vestingwerken, dan was het naar deze eenige plaats in het woud; het was hem, als moest hij daar vinden, wat hij zijn geheele leven door vergeefs gezocht hadEen vreedzaam geluk. Herbert was geen gevoelig dweperde onoverwinnelijke drang, te staan aan Constantijns graf, kwam voort zoowel uit lichamelijke afmatiing en een sterke behoefte a«n rust, als uit over verzadiging van de genietingen, welke hij zoo duur had betaald en welke daardoor haar bekoorlijkheid voor ht-m verloren hadden. Hij herinnerde zich alleen nog bestemd, dat het hem daar wel te moede geweest was, zelis in een tijd, waarin de wereld hem nog duizend genietingen aanbood. Tegen het einde van den zomer, onverwacht voor hem, daar hij het zelf niet gevraagd had, kwam zijn begenadiging. Hij vorschte in het geheel met uit, aan welken in vlo d hij het te danken had, dat zijn arrest tot op de helft was verkort, hij pakte zijn goed en dacht er over na waarheen ie gaan. De wereid stond \oor hem open, hij was jong, vrij, rijk en onafhankelijk en toch dwaalde en weifelde hij. Ten laatste besliste hij ten gum te van zijn vroegere woonplaats. Zijn moeder, welke niet vermoedde, dat haar zoon reeds nu weer in vrijheid was, was naar een badplaats, graaf Wolf, dien hij bovendien toch niet opgezocht zou hebben, bevond zich op Kettenstein, Zoo zei hem de oude Jonas, dezelfde bediende, welke Constantijn zoo blij had begroet. Ook waren overigens vele bekenden naar buite" maar zij, die zich in de stad bevonden, hadden zich gedwongen en terughoudend betoond, toeh hij ze opzocht. Wellicht sloegen zij slechts acht op zijn eigen stemming, want er was iet- driftigs en onzekers in ijn optreden, wat ook invloed'had pp een ander. Zijn eigen huis met zijn ledige pracht druk e hem, hij deed een laatste vertwijfelende poging om zich weder op te richten en de kwellende gedachten te bannen, door eenige gasten aan tafel te noodigen. Het waren vroolijke gezellen, welke zeer dikwijls met hem getafeld en gefeest hadden in de dagen zijner lichtzinnige jeugd e® die ook Melanie's gisten geweest waren in den tijd van hun kortstondig huwelijk. Was het toe-al, of was het een opzettelijke overeenkomst, an de drie, door hem uitgenoodigd, kwam niet een. Het was als een slag, welke hem trof; hij kromde zich heimelijk onder dien last en toen hief hij opnieuw zich op. Met tegenzin ging hij des avonds naar de opera. Hi nderde blikken waren op hem gei icht, hij gevoelde ze alle, als even zooveel gloeiende pijlen, want zijn eigen bewustzijn van schuld legde meer daarin, dan er in lag. Maar toen hij een loge binnentrad, waarin zich een aantal jonge mannen bevond, welke met hem bevriend geweest waren, verstomde het levendige gesprek, dat tusschen twee be drijven werd gevoerd. Het was niet gunstig voor Herbert dat hij een zoo angstvallig stilzwijgen in acht nam ten opzichte van de oorzaak van het duel tegen iedereen, zelfs tegen zijn vroegere vertrouwde vrienden. Niet het tweegevecht Ondergeteekenden, allen bewoners der West straat, verzoeken uw college beleefd het nog resterende gedeelte der Weststraat te rioleeren, le aangezien bij vorst het spoelwater der woningen, die reeds op eventueele rioleering zijn ingericht, over de straat loopt en dan één ijsvlakte vormt 2e dat steeds de goten vuil liggen, ten ge volge van het altijd daar door vloeiende spoelwater 3e dat de netheid in hooge mate word t bevorderd. zelf, noch de ongelukkige afloop daarvan, maar het halsstarrig verzwijgen der aanleiding daartoe, nam tegen hem in Na het einde der opera hoorde hij de halfluide afspraak, om den avond in een openbaar lokaal gemeenzaim te besluiten. Niemand noodigde hem tot deelname uit en hij geVoelde zich niet zeker genoeg, om zich als vroeger vrij als bij hen behooieud te be chouwen hij keerde terug in zijn eenzaam huis. Eau woeste vertwijfeling greep hem aan. Verloren, verloren alles, u tgez mderd den glans i au het goud, die hem gelokt had en waarvoor hij dien eener onbevlekte eer had weggegeven. 't Was een heldere sterrenacht en hij door waakte dien als zoo menigen keer, dat hij met slapen kon gedurende zijn arrest, aan het open venster. Maar daar was het stil en vrij en koeluit den kleinen tuin der citadel steeg bloenymgeur opwaarts, daar ruischte de nachtwind in de boomen en sprak tot hem als een geruststellende stemme. Hier was het dof en zwoelwagengerol en menschen- stemmen tot diep in den nacht. En hij kon ze niet hooreu, want hij was ziek ziek! Met ot geduld wachtte *hij den dag af, bij wilde naar Tannensee. t-raaf Wolf was in Keiten- stein, had de bediende gezegd en Herbert wilde in het geheim weg, alleen die eenige plaats zien in het woud en dan naar ziju eigen landgoed gaan, dat daar zeer dichtbij lag. Hij reed er heen, vroeg in den morgen Van het station af waar geen rijtuig hem wachtte en waar hij het doel zijner wandeling niet wilde verraden, moest hij een tamelijk groot eind gaan, eer hij in het woud was. Dat was hem reeds eenmaal gebeurd, vijf jaar geleden, toen hij Magdale a voor het eerst zag onder den eik. Hoe geheel anders was hij toen door het woud gegaan hoe licht, hoe vroolijk; hoe schoon was toen de wereld, hoe klein zijn zorg. Hij week eerder af van den landweg dan toen en betrad het smalle voetpad, dat door het kreupelhout leidde naar de opene plaats, Waar tegenwoordig het autoverkeer, vooral dat met vrachtauto's verbazend toeneemt, ver zoeken ondergeteekenden ook maatregelen te treffen tegen het rijden van auto's op vaste banden, aangezien regenbakken en muren niet tegen die vreeselijke schokken bestand zijn. 't Welk doende, enz. (Volgen de handteekeningen van 24 personen.) Daar lag het voor hem, het oord zijner herin neringen, der vroolijke zoowel als der kwel lende, we ke zijc slapelooze nachten vervulden. Een zalig zwijgen in het rondbijen gonsden boven den smaragdgroenen grond en kapellen vlogen elkander na in de blauwe lucht In de verte hoorde men het kloppen van de specht. Bewegingloos stond hij daar en staarde naar het bloemige kleed daar had hij gelegen in de sneeuw en zijn bloed had de purperen rozen op die sneeuw ge-trooid. Hij stelde zich dien dag voor den geest, dien d»g, waarop Coi stantijn hem gered had en vloekte hem als een ongeluksdag. Hoe zoet en vast had hij kunnen slapen, reeds zoo menige dag, als die trotsche boom hem had getroffen. Nu deden andere slagen hem buigen en langzaam maar zeker velden zij hem neer. Het was zoo stil, zoo stil hij stond in de schaduw der hooge boomen en voor hem leefde en zweefde alles in den glans der zon. De kreet eener wilde duif weerklonk die kreet gaf hem een electrischen schok, want dit was de kreet geweest van Constantijn bij hun jongensspelen en toen hoorde men een ander geluid, zoo vreemd aan deze plaats 1 De man, welke daar stond in de schadtfw, zuchtte luid en deze zucht verlichtte hem het hart. Eindelijk ging hij verder tot aan de plaats, waar Constantijns graf moest zijn en spoedig vond hij dit k.en licht eenvoudig hek, door vlochten met bloeiende winde, welke vroolijk slingerde in de zachte lichtbewogen lucht, omringde het en wee derige varens welfden zich over den heuvel. Zij waren zoo langen tijd te ztmen gegaan door het leven, dacht hij, hadden zoo menig maal te zamen gerust, o, mocht hij hier toch naast hem liggen! Het ware zoo gemakkelijk geweest, als slechts Constantijns doodelijke verachting niet tusschen hen had gestaan.

Krantenbank Zeeland

Axelsche Courant | 1924 | | pagina 1