No. 89. Vrijdag 15 Februa 1924. 39e Jaarg. Nieuws- en Advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen. Hij is Weake t J. C. VINK - Axel. Binnenland. FEUILLETON. Du blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond. ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden 75 Centfranco per post 1 Gulden. Afzonderlijke Nos. 5 Cent. DRUKKER—UITGEVER Bureau Markt C 4. Telef. AS. - Postgiro 60863. ADVERTENTIEN van 1 tot 5 regels 60 Cent; voor eiken regel meer 12 Cent. Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. Advertentiën worden franco ingewacht, uiterlijk tot Dinsdag- en VrQ dag voor middag ELF ure. By dit blad behoort een byvoegsel. Tegen de belastingplannen. De centrale commissie voor bezuini ging, ingesteld door de Ned. Maatschap pij voor Nijverheid en Handel te Haar lem heelt een adres aan de Tweede Kamer gezonden, waarin zij naar aan leiding van de voornemens der regeering tot bezuiniging en tot het doen verdwjj nen van het tekort op den gewonen dienst der Staatsbegrooting eenige op merkingen maakt. Van het totaal-bedrag ad 90 millioen gulden, waarop de regeering voor 1925 rekent ter overbrugging van het tekort, komt bijna de helft, n.l. 40 millioen uit nieuwe belastingen. Dit beteekent dus aanmerkelijke verzwaring van belas tingdruk, terwijl in de eerste plaats noodig is zeer ingrijpende bezuiniging, d.w.z. vermindering der veel te hoog opgevoerde overheidsuitgaven tot een in verhouding tot de algemeene wel vaart thans redelijk te achten peil. De commissie is van oordeel, dat de druk der directe belastingen hier te lande veel te zwaar is geworden. Aan verhooging daarvan kan thans zeker niet worden gedacht. Daarentegen is eenige verzwaring der indirecte lasten nog wel mogelijk, maar de daaruit voortvloeiende vergrooting van inkom sten dient in de eerste plaats gebezigd te worden om onverwijld den druk der directe belastingen te verlichten in die gevallen, waarin de lasten de normale ontwikkeling vaD handel en bedrijf in den weg staan, kapitaalvorming belem meren ot zelfs kapitaal-vernietigend werken en aanleiding geven tot den uittocht van vermogende ingezetenen. De commissie wijst er voorts op, dat in dit verband vooral ook aandacht moet worden geschonken aan de hooge successierechten, die in de meeste ge vallen rechtstreeks kapitaal-vernieti gend werken, te meer waar de op brengst tot dekking van de gewone uitgaven van den Staat wordt bestemd. Ten aanzien van de vermindering van uitgaven wordt opgemerkt, dat het in de Memorie van Antwoord genoemde bedrag van 30 millioen, te verkrijgen door inkrimping en bezuiniging op den algemeenen Staatsdienst de commissie ernstig teleurstelt. Een besparing van 5 millioen op de departementen (be halve Onderwijs en Defensie) komt haar veel te laag voor, en zij meent, dat daarvoor wel een bedrag van 12Ya millioen mag worden aangenomen. Voor bezuinigingen op Onderwijs is gerekend op 121/» millioen, doch de commissie meent dat een veel grootere vermindering mogelijk zal zijn wan neer, natuurlijk met handhaving der pacificatie een eind wordt ge maakt aan de veel te ver doorgevoerde splitsing in kleine schooltjes. Ook op het gebied van de defensie acht de commissie verhooging van het te be zuinigen bedrag ad 12Vg millioen mo gelijk. Ten slotte wordt opgemerkt, dat het overwegend belang thans is herstel van het financieel evenwicht door het terug brengen van de uitgaven binnen de grens der mogelijke ontvangsten, bij een belastingdruk, die de weder ople ving van handel en bedrijf niet in den weg staat. Daarvoor zullen tal van andere belangen tijdelijk moeten wijken. Aatobusdienstondernemingen. In de vergadering van den Bond van autobusondernemers is ter sprake ge komen de houding van den minister van Waterstaat ten opzichte van het autobusverkeer, vooral blijkende uit de door hem gestelde vraag ot autobussen behooren te worden geweerd, voor zoo veel zij als schadelijke mededingers tegen spoor- en tramwegen optreden. De vergadering sprak er haar groote verwondering over uit, dat van regee- ringswege een oordeel werd uitgespro ken, dat zoo lijnrecht in strijd is met de duidelijke wenscben van het pu bliek. Het Nederlandsche volk heeft het doorslaand bewijs gegeven, dat het Ver keer per autobus ook en zells vooral op lijnen, waar reeds andere vervoer middelen het verkeer onderhielden, hoogelijk gewaardeerd wordt. De min der gunstige financieele toestand van spoor- en tramwegen mag niet als argu ment worden aangewend om het Ne derlandsche volk ook nog deze opoffe ring op te leggen. Het tekort op do spoorwegen. Blijkens mededeeling van den Minis ter van W. in zijn M. v. A. waren de exploitatiekosten derspoorwegenover '22 pl.m. 21.500.000 lager dan over 1921 en zullen, mede dank zij de sedert getroffen nieuwe maatregelen, over 1923 opnieuw met tenminste een dergelijk bedrag dalen. Zoodoende zal op een totaal van exploits tie-uitgaven van 194 millioen in 1921 een bedrag van omstreeks 45 millioen of meer in twee jaar tijds zijn bezuinigd. Dat niettemin over 1923 een sluitende reke ning niet zal worden verkregen, is een gevolg van het verder terugloopen van de opbrengsten deze teruggang bedroeg over 1922 pl.m. 18 800.000 en over de maanden Januari tot en met September van 1923 opnieuw pl.m. 13.600.000. Een sluitende rekening werd ten vorigen jare dan ook alleen in uitzicht gesteld voor het geval, dat de opbrengsten niet ver der terug zouden loopen. Wijl vele bezuinigingsmaatregelen an dere dan de personeeluitgaven betreffen is er geen plaats voor de voorstelling, als zou het streven zijn om de gevolgen van het tekort op het spoorwegpersoneel af te wentelen. Het personeel, ook dat belast met de controle der plaatskaarten, wordt zoo veel mogelijk ingekrompensinds 1 Janu ari 1922 nam het personeel met ruim 6000 personen af. De bestaande controle op de plaatskaarten is geenszins over dreven de practijk leert, dat zij nood zakelijk is. (Vrij uit het Duitsch.) 111) 'tWas een koele ontmoeting geweest, Her berts voorbereiding tot deze samenkomst on- noodig. Want ofschoon de oudere Wangerloh nauwkeurig was ingewijd in de omstandighe den, zoo vermeed hij toch iedere aanmerking, welke daarop betrekking had, ieder woord van troost of spijt. In dit opzicht ten minste ver smaadde hij het, den schijn aan te nemen, als geloofde hij aan Herberts onschuld. Het verzoek, gedaan op een in lang niet meer gehoorden hartelijken toon, schonk hij slechts een koele opmerkzaamheid. „Mijn eigen belang eischt eiken steun, welke betrekking heeft op een spoedig besluit in deze pijnlijke aangelegenheid," had graaf Wolf ge antwoord, „ik hoop, dat dit de laatste gemeen zaamheid is tusschen ons, wij beiden weten het, dat wij innerlijk niets met elkander te maken hebben." Een ontzaggelijke geringschatting lag in den toon van den ouder, man, de onbewimpelde bekentenis, dat hij hem had doen zien en Her berts hoogmoed zwol op in machtelooze woede. Maar zou hij verder gaan op het gevaarlijk terrein, zou hij dingen bijbrengen, welke hem slechts moesten verstrikken in een dichter weefsel van logen, of zou hij zelfs, verant woording vorderend, zijn oom tegemoet treden en aan het bloedig drama een naspel toe voegen, dat de openbare meening over hem Slechts nog dieper zou doen zinken? Na zoo langen geheimen strijd, na de over spanning en de martelingen der laatste dagen gevoelde hij allengskens een groote geestelijke verslappinghij had een gevoel, als ware hij bedrogen door de gebeurtenissen, welke hij gemeend had te beheerschen. Ja, hij had ze gewonnen, de vrijheid, welke de rijkdom ver schaft, maar hij had ze betaald met de dienst baarheid eener voortdurende voorzichtigheid en waakzaamheid, met het onaangename ge voel, bespied te zijn en verdacht. Hij had het van zijn moeder gehoord, op welk een in het oog vallende wijze men Con- stantijn de laatste eer had bewezen ergden- kend, als het schuldbesef is, zag hij in deze bewijzen van achting den doode gegeven, de eerste luide aanklachten tegen zichzelven. Daarbij gevoelde hij zich lichamelijk afgemat ten doode toe. Niets meer te zien en te hooren van datgene, wat daarbuiten gebeurde het eenzame vestingarrest wenkte hem als een plaats der ruste. Als hij immer en immer weder nadacht over den ongedachten loop der dingen, dooi zijn verraad in het leven geroe pen, als hij wandelde door de eenzaam gewor den kamers, zoo schitterend en zoo stil, op den parketvloer alleen zijn eigen stap hoorde, in de spiegels alleen zijn eigen beeld zag, dan was het hem, als ware de wereld ledig en het leven een wisselvallige schemering. Nimmer meer, sinds den tijd dat hij man werd en zijn weg zich gescheiden had van dien zijns vrien'ds, nimmermeer had hij het ondervonden, hoe machtig en onuitwischbaar de herinneringen zijn aan een reine, blijde jeugd, nimmermeer, hoe hecht de banden zijn, welke twee broeders aan elkander binden. En eens waren zij dit, eens deelden zij alles en Constantijn gaf van den overvloed zijns geestes en zijns harten en hief hem tot zich op, boven het slijk des levens. Toen weliswaar hadden langzaam en on merkbaar die banden zich opgelostConstantijn steeg opwaarts en Herbert daalde neder in de diepte, waarin het oog des vriends hem niet volgde. Maar oplossen geschiedt zacht en zonder smart, Herbert had het nauw gevoeld, de zachte verbintenis, welke hif immer nog gewaar jjwerd, was hem genoeg geweest. Nu eerst was die band vaneengereten door zijn hand verscheurd eu voor immer. Herbert had Magdalena liefgehad een korten tijd, maar meer met de zinnen dan met het hart. Constantijn daarentegen waren de zui verste en sterkste gevoelens toegewijd geweest, welke hij bezat en nadat de machtige aan vechtingen en innerlijke inspanningen der laatste jaren zijn geestkracht hadden vermin derd, kon hij over dit graf niet meer heen komen. Het was hem als een verlichting dat Melanie en haar kind hem ontnomen waren en hij bekende zich dit bedaard. Met anderen nauw verbonden te zijn, steeds op zichzelf te moeten letten, zelfs in de stilte van zijn eigen hüis, die kwelling zou hem te .machtig ge weest zijn. Weengnd hing zijn moeder hem om den hals, toen hij afscheid nam om zijn arrest te ondergaan. „Wat zijt ge veranderd," zei zij klagend, „hoe staat alles u te lezen op het gelaat 1" Hij wendde zich af en ging als zij geweten had, hoe alles gegrift stond in zijn hart met koperen letteren De vensters van zijn huis werden gesloten, de prachtige meubelen omhuld en de vergetel heid daalde neder over de gebeurtenis alleen niet in zijn herinnering. Immer wakende beelden riep zij te voorschijn, onuitwischbare I Niet in het geheim sprak zij tot hem met luide hoorbare stem, driest en dreigend ver breedde zij zich, zat met hem aan tafel en volgde hem op zijn leger. 't Was een langdurig eenzaam arrest. Had hij werkelijk nooit vrienden gehad, hadden zij zich schuw van hem afgewend, sinds zij gestaan hadden aan Constantijns graf, of had zijn eigen stijve onverschilligheid hun belangstelling doen verdwijnen geen teeken van deelneming drong door in zijn afzondering. Hij had een massa lectuur, maar maakte er weinig gebruik van hij was te mat om met opmerkzaamheid te volgen wat hij las en zijn eigen gedachten, zoo rusteloos en drukkend, leidden hem af. De boomen schudden de sneeuw van hun takken. De winter ging voorbij en de lente kwam. Aan een zijner vensters bouwde een zwaluwenpaarhij herinnerde zich. hoe hij in de eerste weken van zijn huwelijk met Mag dalena had gekeken naar de hupsche kleine gasten, welke zich een tehuis maakten aan den gevel van hun huis, welk een vreugde en welk een tijdverdrijf zij haar verschaft hadden in haar diepe eenzaamheid. Met wonderbare duidelijkheid kwamen hem die plaatsen voor den geest, waar zij geleefd had. Als uiterlijk beeld van haar geluk, werden zij eenvoudiger en somberder naarmate zijn liefde verflauwde. Maar zij had ten minste haar kind gehad, dat kind, hetwelk hen on scheidbaar aan elkander verbond, zooals zij gezegd had en dat hij niet eens meer kende 1 Was het verlangen, was het berouw, dat hem het beeld der schoone vrouw zoo vaak voor oogen tooverde en zijn gedachten telkens op nieuw terugvoerde tot het kind, dat hij over gelaten had aan de barmhartige liefde van vreemde menschen. Neen, o neen, zei hij, immer nog vasthou dend aan zijn zelfmisleiding, ik zou dat alles overwonnen hebben. Ik had voor haar willen zorgen en bedaard willen scheiden van haar. Zij heeft mij genoodzaakt tot het plegen eener zoo erge daad, haar eigen onverbiddelijkheid, door haar rechtschapenheid genaamd, heeft haar ten grave gebracht. Maar Constantijn Constantijn had hem tot niets aangedreven. Hij had noch deel gehad aan de dwaasheid, noch wederstand geboden, toen zij voleindigd zou worden, hij had niets geweten en niets gewild. Hij was in het geheim en onvoorzien neergerukt in een afgrond van smart en eerloosheid en omdat hij zich er uit wilde bevrijden, daarom vond hij den dood. En geen blind toeval bracht hem dien dood Herberts hand was het, welke hem dien schonk dit zei hij tot zichzelven met woeste vertwij felende zielesmart. Eerst nam hij de eer, toen het leven 1 (Wordt vervolgd). AXELSCHESf COURANT.

Krantenbank Zeeland

Axelsche Courant | 1924 | | pagina 1