W 87. Vrijdag 8 Februari 1024 39e Jaarg. r 2 a ID s. Nieuws- en Advertentieblad voor Zeeuws ch-Ylaaii de ren. IS (Hij is 4e Wrake l SS* SI. >11 1. J. C. VINK - Axel. De gave Gulden. FEUILLETON. Binnenland Landbouw. w-1 f ding 2 te ïche soor ette it, 1 aaie insl. ndt, 'raai 3jue luik lam. Du blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond. ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden 75 Centfranco per post 1 Gulden. Afzonderlijke Nos. 5 Cent. DRUKKER—UITGEVER Bureau Markt C 4. Telef. 56. - Postgiro 60363. ADVERTENTIEN van 1 tot 5 regels 60 Cent; voor eiken regel meer 12 Cent. Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. Advertentiën worden trance ingewacht, uiterlijk tot Dinsdag- en Vrtldagvoormiddag ELF ure. By dit blad behoort een byvoeg»el. Prof. mr. Van Blom heeft het in „De Gids" over den gaven gulden, dat in ons land een vraagstuk is geworden, even belangrijk als de gaafheid der con stitutie, welke laatste echter geen vraag stuk mocht zijn. De bedenkelijkheid van tiet laatste steekt hierin, dat de oplos sing van het eene vraagstuk die van het mdere dreigt te gaan dwars zitten „Mag de gave gulden worden aan vaard uit de handen van een bewind, dat deze eigen handen aan de consti tutie sloeg? Dit mag niet, want wij verkiezen niet, in «onze politieke 6nt- wikkeling meer dan een halve eeuw te worden teruggezet. Mag een breuk in de constitutie wor den geheeld door een bewind, dat den gulden breekt of breken laat? Dit mag ook niet, want wij verkiezen niet, dat ons economisch bestel voor tientallen jaren wordt ontwricht. Beide gevaren zijn verre van denk beeldig. Met dit wankele Kabinet wan kelt de conslitutioneele peiler der mi- nisterieele verantwoordelijkheid mee. Maar komt het te vallen op een con crete uitwerking van zijn bezuinigings plannen, dan zal zoo goed als zeker de oppositie gemengd, de stemmiug onzui- l/er geweest en juist die troebele atmos- ffeer geschapen zijn, die voor de zuiver heid van ons redmiddel het bedenke- lijkst is." De gaafheid van den gulden is meer een volksbelang dan een kapitalisten- belang, 't is een volksbelang van de eerste grootte. En waarom „Om de eenvoudige reden, dat heel onze samen leving op ruilverkeer steunt, op ruil van goederen met goederen, van diensten met diensten, van diensten met goede ren, en wij als middel om te ruilen en in dien ruil waardeverhoudingen te be palen het geld bezigen, gelijk wij als middel om lengte-verhoudingen \/ast te stellen bezigen den meter. De Nederlandsche ambtenaren, die tegen tractementsverlaging opponeeren, vergeten dat, indien onze begrooting wijd blijft gapen van tekorten doordat hun tractementen nominaal worden ge laten op hetzelfde peil, op deze zelfde tractementen, minder zichtbaar maar niet minder voelbaar, zal worden gekort door stijging van prijzen Dan komt vanzelf de roep om tractementsverhooging en, vindt deze roep gehoor, de begrooting gaat nog wijder gapen. Als niet de wet van den Sta^t hun tractementen verlaagt, doordat het staatsbewind in onvergoe- lijkbare domheid zich vermurwen laat, dan worden deze tractementen straks en heel wat onbarmhartiger be snoeid door de onvermurwbare wet der 'economie, die aan deze tractementen bun koopkracht rooft. Zoolang de staatsbegrooting'tekorten aanwijst, moet de Staat leenen. „Bij de Bank?; hij zet deze tot in flatie aan. Op de open markf?men zal hem daar na korten tijd te verstaan geven, als wat soort debiteur men hem Beperking van den Zomertyd. Door den heer Staalman, en nog eenige andere leden is een initiatietvoor- stel ingediend om den zomertijd te beperken tot de maanden Juni, Juli en Augustus. De voorstellers achten het tijdstip gekomen om een poging te doen tot het Joverbruggen van de geschillen, die ten aanzien van het vraagstuk van het al of niet behouden van den zomertijd, een zeer ongewenschten vorm dreigen aan te upmen. Zij erkennen gaarne, dat de zomertijd, vooral wanneer hij vroeg wordt ingesteld en laat in het jaar eerst eindigt, oogerief meebrengt voor een belangrijk deel der plattelands bevolking. Een niet miDder belangrijk deel der bevolking, die der steden, is echter even sterk gesteld op behoud van den zomertijd, als de eersten hem wenschen te zien verdwijnen. beschouwtop de onvrije markt der ge dwongen leeningen ten slotte en ten einde raad dan treedt, evenals dit trouwens reeds geschiedt dóór den met de' stijgende staatsschuld aldoor zwaar der wordenden belastingdruk de ver arming der gemeenschap, die de staat, haar vertegenwoordiger en verzorger toch op zijn geweten heeft, wel in aNe naaktheid te voorschijn de staat neemt uit het volksvermogen, niet om des volks geestelijke en stoffelijke^ belangen te dienen, maar om zijn eigen te hoog op geloopen rekeningen te voldoen." Het behoud van den zomertijd be- teekent o.m. een besparing op kunst licht, winst voor den gezondheidstoe stand van ons volk en voor honderd-A duizenden werkers, die hun leven tusschen de huizenrij, op kantoren en werkplaatsen doorbrengen, is een uur langer gelegenheid om zich in een natuurlijke omgeving te kuDnen ver- poozen en verfrisschen, een levensbe hoefte. Waar dus groote belangen gemoeid zijn bij de oplossing van dit vraagstuk, gaat het, naar de voorstellers meenen, niet aan, haar te zoeken ten voordeele van slechts één der partijen. Zij zoeken de oplossing in een beperking van den zomertijd tot de drie warmste maanden van het jaar, n.l. Juni, Juli en Augustus en zijn van oordeel dat de hinder van den zomertijd voor hen, die werkzaam zijn in veeteelt, land en tuinbouw, hierdoor tot eep minimum zal worden beperkt. De keuze van den laatsten Zondag iu Mei en den eersten Zoodag in Sep tember is geschied in verband met het goederenvervoer op de spoorwegen. Uitvoer van paarden en rundvee In 1923. In 1923 zijn uit ons land 17.355 paarden uitgevoerd, dat fs ruim 400U minder dan in 1922. Onze belangrijkste afnemers waren voor de oudere paar den (boven 3 jaar) Duitscnland, dat lW ordt vervolgd). (Vrij uit het Duitsch.) Des namiddags had de opening pldats van zijn testament, dat hij in handen des ouden Rubens had gelegd en op welks omslag men las Ter kennisneming van den heer graaf Wolf Von Wangerloh, van de gravin Theresa Von Wangerloh en van den heer Richard Lenz. Het jonge meisje had moedig alles doorleefd met de mannen, vanaf de eerste verschrikkelijke mare dat Conslantijn gevallen was, tot het laatste droeve afscheid. Wat vreemd was geweest en overdreven in deze dappere en trotsche natuur, dat was zelfbewuste kracht geworden in de schoonste verhouding tot haar levendig gevoelhaar eigenzinnigheid een troitw vasthouden aan datgene, wat zij erkende als" recht. Zij was niet meer het kind, dat trotsch en ongeduldig zich wilde opheffen tot den man, die haar over het hoofd zag, en dien zij toch liefhad met al den gloed van-haar nog ongelouterd gevoel, nu siond zij vrij naast hem en vast op de hoogte, welke zij had be stegen. Richards bezorgde blik onderzocht haar bleek gelaat en de schoone oogen, welke nog de sporen droegen der tranenhij deed den voorslag de voorlezing van Constantijns laatster, wil uit te stellen. „Toch niet," zei zij vriendelijk, „ik ben daartoe bedaard genoeg. Al heeft de storm uitgewoed, toch nog ziet men zijn spoor." Het toeval wilde, dat zij dicht bij elkander zaten voor de tafel waarachter de zaakwaar nemer had plaats genomen zijn blik was hoofd zakelijk gericht op zijn toespraak tot het jonge paar, daar graaf Wolf ter zijde stond en het was als een onzichtbare band, welke de woorden van den doode in deze ure slingerde om beiden. „Voordat ik mijn wenschen en bepalingen openbaar aan hen," zoo las Ruben, „welke mij genegen waren in het leven, verklaar ik plechtig in het aangezicht van den dood en voor God den Alwetende, dat ik niet schuldig ben aan datgene, waarvan men mij aanklaagt. Nimmermeer, sedert haar meisjesdagen heb ik de vrouw gezien, welke men mijn gade noemde; niets weet ik van ifet kind, dat mijn naam draagt. De uitspraak der gestorvene, dat ik in geen enkele betrekking tot haar stond, is de zuivere waarheid, zoo waar helpe mij God I" Richards blik trof den graaf vol verwijt. „Daaraan twijfelde ik niet," fluisterde deze zacht. „Maar wat ik betuig en wat mijn vrienden van mij gelooven, is van nul ^n geener waarde voor de wet. Zoolang geen bewijzen van het tegendeel zijn bijgebracht, geldt Veronica als mijn kind. en als zoodanig zal door voogden voor haar gezorgd worden, zoodra mijn oogen zuilen gesloten zijn. Arme kleine geen vreemden zullen willekeurig, zij het ook met de beste bedoeling, over haar beslissen en haar wellicht aan haar eenige vrienden ont rukken daar de wet haar mij toekent, maak ik gebruik van de mij opgedrongen vaderlijke rechten. Ik schenk haar mijn naam als rechtmatig be zit, ik neem haar plechtigaan als een geliefd kind. Ik laat Veronica Wangen mijn geheele ver mogen na, dat zich, volgens bijliggende be wijzen, bevindt in de Engelsche bank en be noem lot beheerder daaivan den zaakwaarne mer, den heer Ruben. Als voogd, welke zoig zal moeten dragen voor de opvoeding van het kind, benoem ik den heer Richard Lenz, maar ik verzoek de gravin Theresa Von Wangerloh,-als gedachtenis aan mij, hem als medevoogdes in raad en daad ter zijde te staan. Ik behoef mijn vrienden de kleine weeze, welke nu mijn naam draagt, niet aan te bevelen. Zij beiden minden haar reeds en erbarmden zich reeds harer, eer ik van haar bestaan afwist en aan beiden is zij gehecht door nauwere banden dan aan mij. Stervend kan ik niets doen, dan voor de wereld haar familiebetrekkingen verzekeren en vast stellen naar mijn beste vermogen mijn vrien den blijft de schoonere taak, haar tot vader te zijn en moeder in de edelste beteekenis van dit woord. Daarmee moge het dan vrede worden in dezen zoo bitteren strijdder eer is nu genoeg gedaan, wat daar nog wordt bijgevoegd, is van den booze. Mijn zegen zal rusten op het kind, dat ik nu het mijne noem moge het gelukkig zijn Ik dank hen, die mij trouw waren in het leven, en hem, die aan mij faalde, schenk ik mijn broederlijke vergiffenis, zoodra hij die begeert. Constantijn Wangen." De oude zaakwaarnemer vouwde, toen hij geëindigd had, het blad zwijgend dicht en legde het voor zich op de t^fel. Theresa's hoofd was in den armstoel gezonken en zij bedekte de vochtige oogen met haar zakdoek. „Zoo edel, zoo eenvoudig en groot en hij is heen zei graaf Wolf geroerd. Daar .Richard zweeg en voor zich heen blikte, wendde de zaakwaarnemer zich recht streeks tot hem „Neemt gij de plichten op u, heer Lenz, dfe u hier worden opgelegd vraagde hij. „In hunnen vollen omvang," hernam hij „het is mij alleen een eigenaardig gevoel, dat mij nog verleend wordt, wat mij toekomt en wat ik lang reeds bezat. Wie ter wereld heeft nader recht op het kind dan ik De zaakwaarnemer lachte; „dit gevoel hebt ge, omdat het u zoo moeilijk valt, u te plaatsen op het gebied des rechts. Volgens de wet hebt gij geen aanspraak op het kind. Bloed verwantschap .bestaat niet en gevoelens van vriendschap komen hier niet in aanmerking. Dank het hem, die is heengegaan, dat hij zulke moeilijke en voor u zoo droeve zaken op zoo eenvoudige wijze heeft geschikt." „Zekerriep Richard levendig uit, „datgene wat Wangen gedaan heeft en gegeven, eve naart aan grootheid alleen datgene, wat het kind is ontnomen. Veronica, eens in staat het te begrijpen, zal dankbaar zijn aandenkeh zegenenmijn gevoel echter verzet zich eenigszins tegen het feit, dat zij aalmoezen ontvangt, zoolang zij nog vorderingen te stellen .heeft. Vervallen iaat ik die vorderingen niet, zoodra ik ze kan wettigen, dien ik ze noe- thans in." Een donkere schaduw vloog over graaf Wolfs gelaat; deze man was onverbiddelijk en vast houdend als hij zelf. „Met andere woorden, gij handhaaft uwe vaak uitgesproken verdenking en zet den strijd voort," zei hij scherp. „Wenscht gij mijn dochter hierin te betrekken Richard haalde de schouders op. „De gravin moet dit weten, heer graaf. Als de plichten en beschouwingen der voogden verschillen, dan is het beter een'stap terug te doen en ik tien daartoe bereid." Maar Theresa stond plotseling op en legde smeekend de hand op Richards arm. „Gij zult mij niet alleen laten gaan op d e z e n weg, die Magdalena's kind geldt, met waar?" zei zij ernstig. Haar schoone oogen rustten op hem met vaste overtuiging en hij nam haar kleine hand en kuste die. „Ik gevoel toch zoo gaarne in overeenstem ming met u, gravin," zei hij, „ik zou zoo gaarne willen, dat onze wegen zich nimmer scheidden. Maar waar ik naar smacht, dat vreest gij. Wat ik wensch als een zoete voldoening voor de vrouw, welke men zoo gruwzaam heeft op geofferd,flut zou voor u een vernedering zijn." „Voor" mij!" zei zij trots; „ik gevoel mij rein in deze zaak ik schuw de waarheid niet uit zelfzuchtige trojs, noch zoek haar uii per soonlijk gevoel van wi„ak; ais zij tot ons komt zal ik haar aannemen.' Hij bloosde sterk.

Krantenbank Zeeland

Axelsche Courant | 1924 | | pagina 1