No 82. Dinsdag 22 Januari 1924 39e Jaarg. Mij is 4# W*ake Nieuws- en Advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen. J. C. VINK - Axel. J Binnenland. FEUILLETON. Dn blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond. ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden 75 Centfranco per post 1 Galden. Afzonderlijke Nos. 5 Cent. DRUKKER—UITGEVER Bureau Markt C 4. Telef. 56. - Postgiro 66863. ADVERTENTIEN van 1 tot 5 regels 60 Cent; voor eiken regel meer 12 Cent. Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. Advertentiën worden franco ingewacht, uiterlijk tot Dinsdag- en Vrijdagvoormiddag ELF ure. Kameroverzicht. In eene korte verklaring heeft mi nister Ruys de Beerenbrouck Dinsdag uiteengezet, hoe het mogelijk is ge weest, dat dit ministerie, dat tijdens de de behandeling der Vlootwet met zóó groote beslistheid verklaarde, dat het niet terug zou komen en dat zelfs niet één der zelfde Ministers in een nieuw te vormen Kabinet zitting zou nemen, nu in volkomen de zelfde samenstel ling achter de groene tatel zat. Geheel bevredigend was dit gedeelte der ver klaring zeker niet. Want als de Mi nister verzekerde dat geen andere op lossing mogelijk is gebleken, bleef toch de vraag bestaan, of elke andere op lossing wel is beproefd. Zeker, onder de rechterzijde heeft men voldoende gezocht en die partijen konden het on derling niet eens worden, of wel zij vonden, dat, indien zij toch moesten blijven regeeren, er geen meer ge schikte mannen te vinden zouden zijn, dan de tegenwoordige. En een minis terie, uitsluitend bestaande uit de groe pen, die tezamen de Vlootwet ver wierpen, was ook uitgesloten. Maar over de atgeloopen crisis zou men nu beter kunnen zwygen. Zij zal vermoedelijk een donkere bladzijde in onze geschiedenis vormen. Van meer belang is de wyze, waarop het kabinet nu zal werken. En dan moge juist zijn, dat het de Vlootwet, zij het ook in eenigszins gewijzigden vorm niet (Vrij uit het Duitsch.) 104) „Constantijn, Constantijn, matig u," riep Herbert uit, sidderend van woede en schaamte, „of ik vergeet, wat gij eens mij waart." „Dat hebt ge lang reeds gedaan, ik neem geen woord terug van datgene, wat ik zei en verzoek ook niets, ik wil antwoord duidelijk kort bondig antwoord. Wanneer zult gij de vrouw, welke gij bedrogen, wanneer het kind, dat gij verloochend hebt, uw naam geven, wanneer toestemmen, dat gij u schandelijk hebt gedragen ten mijnen opzichte en mijn eerlijken naam hebt gestolen, om uw misdaad te be dekken „Nooit, nooit 1" riep Herbert buiten zichzelven uit, „zelfs niet met mijn laatsten ademtocht." „De publieke meening zal u dwingen, daar zij u richt," hernam Constantijn koelbloedig, „en gij weet, waaraan gij schuld hebt. Het is een zaak, welke niet alleen het zedelijk gevoel van ieder rechtschapen mensch hindert, zi; druischt ook aan tegen de begrippen van welvoegelijkheid van uw eigen stand. Daar duldt men wel lichtzinnigheid, leugen en buitensporigheid, maar voor de lage misdaad schaamt men zich hier als daar." Herbert antwoordde nietshet was noch vrees, noch schuldbesef, dat hem deed ver stommen, alleen het onverwachte van zijn toestand, de vreeselijke ontroering, gingen ditmaal zijn krachten te boven. Maar Constantijn begreep dit zwijgen, hi; hield het voor aarzelen en ging dringender voortGe hebt het wel verstaan, uw misdaad in dichte sluiers te hullen, want gij hebt liet hulpgeschrei uwer vrouw verstikt en het praten van uw kind heeft u niet verraden. Slechts weinig menschen weten er van en geheel loslaat, het ministerie heeft nu toegegeven, dat het herstel van onzen financieelen toestand moet vóórgaan. In dit opzicht heeft dus de oppositie van October j.l. eene schoone over winning behaald en de heer Dressel- huys kon er met recht op wijzen, dat, als men toen naar hem had willen luisteren, de crisis geheel achterwege zou zijn gebleven. De halsstarrigheid van den Minister, om toen ook geen uit stel van slechts zes weken toe te staan, is ous land duur te staan gekomen. Is de coalitie nu dood, omdat geble ken is, dat men geen nieuw kabinet van rechts heeft kunnen vormen Eer lijk gezegd, wij gelooven het niet, al heboen wij het in de vorige dagen wel eenige malen hooren verkondigen. Want, al is men het niet geheel eens kunnen worden, daartegenover staat toch ook, dat men mei beslistheid heett geweigerd, met de linkerzijde samen te werken. Maar aan het slot van zijne verklaring heett minister Ruys een beroep gedaan op de medewerking van de geheele Kamer om in 's lands belaug werkzaam te zijn. In dit op zicht heeft hij dus blijkbaar veel ge leerd, want in October j.l. leek het er veel op, alsof de Kamer voor het mi nisterie slechts bestoud uit de 60 leden van de rechterzijde en alsof men de maunen van links zeer duidelijk aan het verstand wilde brengen, dat de Regeering hun hulp niet noodig had. Nu er echter een beroep op hunne medewerking werd gedaan, zijn de heeren Dresselhuys en Marchant niet zoozeer ontbraken tot dusverre de bewijzen uwer daad, dat niet eens het gerucht, het steeds bereide, zich aan u waagde. Maar nu ben ik hier; de doode heeft een getuige ge vonden en het kind een beschermer. Wilt ge mij dus zeggen, hoe en waar gij mij ten schelm geworden zijt Eindelijk, eindelijk kreeg Herbert gedachten en woorden terug. „Doe geen moeite, Con stantijn. Ik zou met u even korte metten kunnen maken als met den overspannen schilder, die pogingen deed tot afpersing, ntaar bij u is het werkelijk een ander geval. Als gij mij in staat acht tot een zoo vermetel spel, dan zult gij wel weten, dat ik dit niet opgeef bij het eerste verliesmen verdubbelt den inzet en speelt verder. Want gesteld, ik had datgene bedreven, wat gij met hoogdravendheid met den naam van misdaad bestempelt, dan zouden onze kansen niet eens gelijk zijn, het is in dit geval niet: Gij of ik. Nadat ik de bewering, dat Magdalena mijn vrouw zou geweest zijn, eenmaal heb verklaard te zijn een koortsfantazie, nadat ik een be trekking tot het kind beslist heb ontkend en heb overgelaten aan de zorg van vreemde lieden, zou een bekentenis gelijkbeteekenend zijn met een doodvonnis. Ik gevoel echter nog geen lust tot sterven en gij zult den zooge- naamden dief uwer eer toch ergens anders moeten zoeken. In ieder geval zal het u veel moeilijker vallen te bewijzen, dat gij niet Magdalena's echtgenoot geweest zijt, dan dat ik het w e 1 was. Ik denk intusschen beter over u, dan gij over mij ik geloof u, dat iemand uw naam misbruikt heeft, maar dat is ook het eenige, wat ik wil toegeven." Schijnbaar had hij tamelijk bedaard gespro ken, maar toch droogde hij met zijn zakdoek het bleeke voorhoofd af. „Als gij een hart had met menschelijk ge voel," hernam Constantijn, „dan zou ik u daaraan kunnen herinneren, welk een engel de vrouw was, welke gij hebt vertredendan kon ik u zeggen, hoe haar einde was door u I in gebreke gebleven te verklaren, dat zij deze gaarne zullen verleenen, in dien men bet algemeen landsbelang in bet oog weet te bouden. En de beer Marcbant deelde mede, dat hy gaarne zal medewerken tot bezuiniging, mits deze zich over de geheele linie, dus ook over de militaire uitgaven zou uit strekken. Donderdag waren de vertegenwoor digers der rechterzijde aan het woord. Dat zij bet herleefde ministerie zullen steunen, spreekt vanzelf, al konden ook zij moeilijk verklaren, dat de ge kozen oplossing de allerbeste is. De neer Nolens meende echter, dat eene andere oplossing niet mogelyk was. Hij verklaarde dat de rechterzyde onmo gelijk met een deel der linkerzijde had kunnen samenwerken, nu men het immers zelfs onderling niet eens kon worden. En van samenwerking met de sociaal democraten wilde deze lei der in het geheel niets weten. Het was zeer duidelyk, dat alle drie leiders van de groepen der rechterzyde het spel op den ouden voet willen voort zetten en de coalitie, ondanks gebrek aan overeenstemming nog als in haar volle kracht beschouwen. En al moge de heer Kersten ook van meening zijn, dat voor de coalitie geen waar- lijke grondslag bestaat, dit neemt niet weg, dat ook hij gaarne het ministerie zat steunen evenals de andere ver tegenwoordigers van rechts. Minister Ruys kon ter beantwoording der verschillende redevoeringen niet veel nieuws mededeelen. Hy vertelde Waart gij vatbaar voor eenig waar en natuurlijk gevoel, dan zou ik uw kind u gebracht hebben, uvL lief klein kind, en u zeggenRedt van uw eer, wat nog te redden is, wasch uw schuld aan de uwen af door een vrijmoedige beken tenis vol berouw, door een omarming vol lie'de voor Veronica. Dan had gij ten minste slechts één ïekening te vereffenen Met m ij, Maar de natuur vergat uvan alles, wat den mensch verheft en gelukkig maakt, bezit gij nietsIk doe ook slechts een beroep op uw koele berekening, waarin gij steeds een meester waart. Bedenk wel, uw kansen ver beteren door een bekentenis. Dat gevoelt gij zelf, de aarde heeft slechts plaats voor een van ons beidenmaar als gij ter elfder ure de uwen erkent, vrijwillig erkent, dan behoeft niemand buiten de weinigen, die het weten, te vernemen, hoe gij u aan mij hebt vergrepen. Wat ons van broeders maakt tot doodsvijanden, dat is onze zaak en zal met den overblijvende in het graf dalen, want ik alleen wil rechter daarin zijn. Overleg, Herbertmen behoeft tot dit besluit niet oprecht te zijn als de duiven, maar listig als de slangen 1" „Neen, neen en eeuwig neen I" riep Herbert uit, wiens kunstmatige rust telkens opnieuw verdween bij de pijn dezer ure. „Ik ben geen onnoozele gek, ik beken geen schuld, waar ik van geen schuld weet, Ik loochen ze beslist en ik heb u niets meer te zeggen." Uitgeput zonk hij in den leunstoel neer Constantijn nam zijn hoed en ging heen, zonder naar hem om te zien. Toen de deur gesloten werd schrok Herbert op, ver voorovergebogen luisterde hij, met een gevoel, een zwakke hoop gelijk, als zou Con stantijn terugkomen en een ander einde maken aan dit onderhoud. Maar weldra hoorde hij het rollen van een rijtuig dat snel wegreed. Was het een droom geweest, die zich be angstigend neergelegd had op zijn ziel Hij meende, de herinnering uit zijn hart gerukt te hebben aan de vrouw, welke hij den dood had aangedaan en der vertwijfeling prijsgegeven Dog, dat de mededeeling van de Ko ningin, dat het ontslag niet kon worden ingewilligd, ook voor de Ministers kwam zonder eenige voorbereiding en zonder dat zij daarover waren geraadpleegd. En ook dat de Ministers niet op bun aanblijven bebben aangestuurd en daar aan zelfs in October j.l. niet dacbten. Dat de heer Colijn in het laatste sta dium van de crisis eenige malen ten paleize geweest is en dus wel invloed zal hebben uitgeoefend, kon bezwaar lijk worden ontkend, maar deze Minis ter zelf was afwezig en de heer Ruys vertelde, dat de heer Colijn niet was gehoord als Minister, maar als leider van de anti revolutionnaire party. Vrydag kwamen de replieken. Al lereerst de heer Dresselhuys, die er nogmaals op aandrong, dat men zou mededeelen, wie de schuldige is aan den tegenwoordigen loop van zaken. En daarna de heer Troelstra, die vroeg of men thans wel ten aanzien van de Vlootwet lot overeenstemming is geko men en eene motie indiende om tot kamerontbinding te geraken. De heer Marchant kwam er in een scherp be toog tegen op, dat men aan de rech terzijde alles steeds in't geheim behan delt, zoodat geen buitenstaander weet, wat er eigenlijk gebeurd is. Hij zag de fout 'van den heer Nolens niet hierin, dat deze niet met de sociaal-democraten wilde samenwerken, doch daarin, dat hij zelfs niet met de linkerzijde in over leg wilde treden, toen een nieuw rechts kabinet onmogelijk bleek. Eene Kamer ontbinding, zooals de heer Troeistra En heden klopte die herinnering bij den ver moeide, den eenzame, zachtkens aan. Den vriend had hij beschouwd als een gestorvene en zijn have verkwist en nu stond hij voor hem en vorderde die have terug. Weinige minuten geleden nog geloofde hij, dat alles hem onverschillig geworden wasnu onderscheidde hij duidelijk, wat nog waarde voor hem had: De schijn der eer! Hij wist, dat Constantijn zich niet liet verblinden en de diepe verachting van iemand, dien hij, in weerwil van zijn verraad, de beste en sterkste gevoelens had toegewijd, welke zijn trouweloos hart kon koesteren, veroorzaakte hem een woesten machteloozen toorn. O, hij had gelijk; de aarde had geen plaats voor beiden, na deze ontmoeting niet. Achterwaarts, zoo meende hij, kon hij niet, dus voorwaarts, voorwaarts! VIJF EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK. Een dikke ijskorst bedekte het meer van Tannenseede booten en de kleine zeilvaar- tuigen. die het in den zomer bevolkten, hadden moeten wijken voor de sleden, waarmee de bewoners van den tegenovergestelden oever overkwamen. In het vroege morgenuur, waarin wij het in den winterzonneschijn voor ons zien liggen, was de groote oppervlakte nog ledig, de sneeuw, welke des nachts in dichte massa daarop ge vallen was, lag nog in vlekkelooze reinheid er over uitgespreid. Maar aan den oever waren reeds versche wagensporen zichtbaar, welke, van twee verschillende richtingen afkomstig, samenliepen en zich in het woud verloren. Zij weken af zoowel van den grooten landweg, als van het kleine kasteel van Tannensee, dat tusschen zijn met sneeuw beladen boomreuzen zijn winterslaap hield. Goed ingepakt lag het in de hoede zijner gesloten vensters en deuren. Slechts twee kamers waren van haar bekleedsels ontdaan en als heldere oogen blikten de groote spiegelruiten naar buiten in den besneeuwden tuin. (Wordt vervolgd). AXEL" —i.iim COURANT. i

Krantenbank Zeeland

Axelsche Courant | 1924 | | pagina 1