No. 80.
Dinn dag 15 Januari 1024
39e Jaarg.
■11
J
J;
11 i
Nieuws- en Advertentieblad
voor Zeeuwsch-Vlaanderen.
I 1
i is 4e Wyake
3K
i
r
J. C. VINK - Axel.
Het pachtvraagstuk.
FEUI Ll.ETON.
aij u
Dn blad verscütjnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond.
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden 75 Centfranco per post 1 Gulden.
Afzonderlijke Note. 5 Cent.
DRUKKER—UITGEVER
Bureau Markt C 4.
aDVERTENTIEN van 1 tot 5 regels 60 Cent; voor
eiken regei meer 12 Cent. Groote letters worden naar
plaatsruimte berekend.
Advertentiën worden franco ingewacht, uiterlijk tot
Dinsdag- en Vrtjdaevoormlddag ELF ure.
V
i 1
1
|J>
Het tweede gedeelte van het verslag
der Staatscommissie voor het pacht
vraagstuk is verschenen. Het beant
woordt de opdracht„na te gaan of de
bestaande bijzondere tijdsomstandigheden
aanleiding geven tot het maken van een
regeling om opdrijving van de huurprijzen
te voorkomen en bij bevestiging van
deze vraag zoodanige regeling te ont
werpen."
De commissie constateert allereerst
dat de wanverhouding tusschen vraag en
aanbod doet zoeken naar 'n andere
wijze van pachtprijsbetaling dan door
de vrije concurrentie. In de praktijk
wordt dan ook door de besten onder
de verpachters naar andere en betere
methoden van pachtprijsbetaling gezocht.
Twee iiirichtingen staan daarbij tegen
over elkander, al hebben zij iets gemeen.
Terwijl er geen verschil van gevoelen
bestaat ten aanzien van de wenschelijk-
heid om den pachtprijs in voorkomende
gevallen door deskundigen schattender-
wijze te doen vaststellen, beslaat ernstig
verschil van gevoelen ten aanzien van
de vraag, of aan het stelsel van dwang,
gebaseerd op wettelijke imperatieve
regeling en overheidsingrijpen, dan wel
aan een vrijwillige regeling, door parti
culier initiatief in het leven te roepen,
en met adviseerend karakter, gerug
steund slechts door de publieke opinie,
de voorkeur dient gegeven te worden.
Ten aanzien van de vaststelling van
de pacht van overheidswege concludeert
de commissie dat overheidsinmenging,
ook al blijft zij beperkt tot het vaststellen
van den paehtprijs, is af te keuren.
Daar komt nog bij, dat het kwaad der
pachtopdrijving zich bij ons in normale
tijden vooral voordoet bij nieuw-ver-
pachting. Daarentegen komt het bij
pachtverlenging gewoonlijk niet in die
mate voor. Juist dat ook maakt, dat
een vrijwillige regeling zich ter beteuge
ling van het kwaad veel beter leent dan
overheidsbemoeiingde eerste werkt
veel soepeler en zal zich kunnen be
perken tot die gevallen, waar regeling
werkelijk noodig is, terwijl het over
heidsapparaat zijne logge werking ook
in alle andere gevallen op zou dringen.
Meent de commissie derhalve geen
heil te moeten zoeken in den weg van
het vaststellen van den pachtprijs van
overheidswege, dan rest nog de vraag
te onderzoeken, of en zoo ja, op welke
wijze door vrijwillige organisatie tegen
het te hoog opdrijven der pachten moet
worden gewaakt.
Er moet volgens de commissie meer
geschieden dan in den vorm van pacht-
commissies hier te lande indertijd is tot
stand gebracht. De pachtcommissies
taxeerden op verzoek en adviseerden
omtrent de pachtsom, doch daarmede
was haar werk afgeloopen. En uit den
aard der zaak bleven vele gevallen, waar
haar bemiddeling juist broodnoodig zou
geweest zijn, gevallen, waar pachtop
drijving opzettelijk wordt toegepast,
buiten hare bemoeienis. Vandaar juist,
dat op wettelijke regeling wordt aange
drongen tegen kwaadwillige eigenaren
moet, naar men meent, met de wet in
de hand kunnen worden opgetreden.
De commissie meent evenwel, dat het
middel erger zou kunnen blijken dan de
kwaal, maar ook acht zij een optreden
met de wet in de hand niet noodig. De
openbare meening moet helpen.
Dat kan naar het oordeel der com
missie op deze wijze, dat pachtcommissies
worden in het leven geroepen, die in
nauw verband staan tot de landbouw
organisaties, gedecentraliseerd zijn naar
provincie en gewest, en een wettelijken
grondslag hebben.
Natuurlijk zal misbruik ook aldus wel
niet geheel zijn uit te sluiten, maar men
zal er toch mede kunnen bereiken, dat
medewerking van alle weidenkenden
verkregen wordt.
Pachters en verpachters moeten er
door haar van doordrongen worden, dat
beider werkelijke belangen met elkander
en met het belang van de gemeenschap
hand in hand gaan, en dat, omgekeerd,
zelfzuchtige, eenzijdige eigenbevoordee-
ling, van de zijde van den pachter of
van den verpachter, zichzelf straft.
In het volgende hoofdstuk wordt het
recht op continuatie besproken
De bezwaren aan een wettelijk con
tinuatie-recht verbonden, hebben de
commissie in haar meerderheid weer
h luden een dergelijk recht in het ont
werp op te nemen.
Zij is van meening, dat door de wijze,
waarop zij in haar ontwerp de opzegging
geregeld heeft en door het dwingend
voorschrift van een schriftelijken vorm
bij meerjarige pacht, veel van het wil-
lekeurige, dat bij de huidige regeling
der opzegging de rechtspositie van den
pachter zoo onzeker maakt, wordt weg
genomen.
Ook kan de publieke opinie in dezen
veel bereiken, gesteund als 2g wordt,
gelijk in het ontwerp, door elm pacht-
commissie, tot wier taak ook behoort
'op verzoek van één der betrokken par
tijen haar oordeel over een bepaalde
pachtsopzegging te geven. Daarbij komt,
dat dit oordeel door de pachtcommissie
kan gepubliceerd worden.
Voor den zittenden pachter is aanbe-
lenswaardig het volgende
De wet erkent het beginsel, dat de
pachter bij het eind der pachtovereen
komst tegenover den verpachter een
recht heeft op een billijke vergoeding
voor de door hem aangebrachte verbe
teringen.
Dit recht geldt uit den aard der zaak
niet voor verbeteringen, waartoe de
pachter krachtens overeenkomst gehou
den is.
Ten aanzien van verbeteringen die
de gedaante of inrichting van het goed
veranderen, is de verpachter slechts dan
tot schadevergoeding gehouden, wanneer
daaromtrent 'tusschen partijen is over
eengekomen. Weliswaar zullen deze
verbeteringen verreweg het gemakkelijkst
vast te stellen zijn, doch zij zijn ook
meestal het meest ingrijpend en het
meest kostbaar, en het gaat, naar het
oordeel der commissie, niet aan om den
pachter vrijelijk over de beurs van den
verpachter zonder diens toestemming te
doen beschikken.
i 1
i r -)i
II HAM
Telef. 50. - Postgiro 0OS63.
i
(Vrij uit het Duitsch.)
102)
Hij was het zoo gewoon op ich*elven te
letten, dat zijn zinnen nog waai. ten, »1 waren
zijn gedachten verre. Hij keek op en wendde
zich om; all-en de be iende stond geduldig
op een wenk wachtend aan het buffet en hfj
kwam tot zichzelven
De were d zou het rouw genoemd hebben
hijzelf, zijn lippen krulden verachtelijk, als
hij der doode gedacht, die hem had willen
bedriegen om den prijs van zijn strijd hij elf,
hij zei het zich met onverhiddeliike schernte
welk gevoel hem vervulde. Een onbeschrij»
felijke oververzadiging was het, een hegte
en een afkeer vaD het leven.
Het was een wilde vertwijfelende jacht
geweest en nu wa hij moe, doodmoe en wilde
rusten. De geheime zorgen welke hem ge
kweld hadden en voor den tijd beroofd van
zijn ftischheid. zij waren gebannen; berouw
vond geen plaats in zijn ziel het was iets
anders, d t heden hem aande- d. Uit zijn zak
haalde hij een klein voorwerp, dat hij op tafel
legde en opmerkzaam beschouwdeeen dei-
kristallen karaffen wierp een sohaduw daarop
en hij schoof die op zij Je, om beter te kunnen
zien. Hierdoor schoven de glazen tegen
elkander aan, wat een zachten klank verodr
zaakte, de jacer kwam dralend uit den
hoek te voorschijn. Toevallig dwaalden de
blikken van den graaf zijwaarts en bliksem
snel bedekte hij het voorwerp op de tafel met
de hand en stoof gekrenkt op, toen hij de
beweging van den bediende bemerkte. Wat
wilt ge, waarom sluipt ge als een tijgerkat
beet hij hem toe, „ge weet het. ik kan die
vervloekte kruiperij niet verdragen."
„Ik dacht, dat mijnheer de graaf bevolen
had," ernntschu'dn de zich de bediende.
Ik dacht, ik dacht 1 Dat moet ge weten
It egrijp bovendien iet w aarom ge mij
gezelschap heiidt? Als ik alleen eet, en dat
>al zeer dikwijls het e-zijn, moet gij in
de vooitfamer naar de bel luisteren."
De bi-diende, d e de berisping in een houding
van plichtbesef aannam, wilde zich verwijderen,
maar de graaf riep hem weer terug
Wacht nog even. Wie an de nediend--n
heeft mij gisteren met het rijtuig aan het
st.t on afgewacht
.Dat weet ik niet, heer graaf ik heb toen
wij het station verl eten op uw bevel alleen
me-rouw bediend en daarop niet gelet"
„Zoo informeer daar' aar en zend mij dien
persoon in mijn kabinet"
Hij stond op, schoof zijn stoel achteruit en
beg'f zich door een ver ichte leeskamer naar
een daaraan gren/end vertrek
Na weinige minuten verscheen een jong
opgeschoten bediende in de li rei van het
hu's en -bleef eerbiedig aan de deur staan.
„Wasrt gij bij het rijt- ig. ter» ijl Fra> s met
mij in Buchendorf was
„.Jawel heer giaaf."
„Kom nader, opdat ik uw ge'aat kan zien
W en hebt gij de stoutheid gehad daarin
vooraf te laten rijden
Ik, heer graaf, - ik stotterde de
verraste „d*t weet ik niet"
„Da z 1 Maurits uw geheugen te hulp
komen. Als hij op den bok gezeten heeft,
zal hij w -1 weten, wie e'- i gestegen is. Be
denk u toch zulke gebreken v an het geheugen
ko t'n bij mij oen di nst."
„Ach. heer graaf, zei de bediende bijna
weenend „ach ja, het valt mij in, verg- ef
het mij toch. Ik was het op dit oogenblik
vergeten, omdat ik alleen dacht san den
laatsten rit Het was g'sterm dd g toen wij
mijnheer den graaf tevergeefs met den trein
wachtten. Opeen- kwam er een zware sneeuw-
bui en op het pie n stond mijn zuster met
een kind dat zij droeg. Het wa» stellig niet
oor ha r, heer graaf, wat weten wij van
sneeuwvlagen, maar zij was bevreesd «oor
het kind en Maurit stond toe, dat zij insteeg."
Het dre gend gelaat van den graaf verrie-
een lichte s anning „Welk kind, waar woont
uw zuster? Ik wil tenminste weten, wie het
rijtuig heeft gebruikt."
Bij den heer predikant van Kettenstein
die nu by mijnheer den graaf op het Mori'z-
plein met de kleine Veronica op bezoek is"
Herbert riUe onmerkbaar, zijn kind, zijn
eigen ki- d wa h- t geweest, dat gedurende
eenige minuten be-cheuning had ge onden
voor het s,echte weder op de zachte kussei s
van het rijiuig.
Voor ditmaal zal ik het o<'er 't hoofd zien,"
zei hij kalmer, „omdat uw vrijpostigheid toe
allig een gast van mijnheer den gr-af ten
goede gekomen is. Een herhaling - an het
geval is vo coende, om zoowel u als Maurits
dadelijk te ontslaan."
De graaf wenkte tot heengaan en de be-
kn rde verliet deemoedig de kamer.
Wje mag dat gezien hebb n,zei de be
diende hoofdschuddend bij zlchzelvei „oo het
groote pleio heb ik niemand vau zfj us gelijken
ge/ien."
Niemand had het gezien, de verrader was
het voorwerp, dat de graaf 'oo zorg» ldig
verborg voor de blikken van zijn bedienden
Dade ijk ra de opening van het testament,
eenig uren ge'eden was hij naar zijn moeder
gereden, om haar de bepsliugeu daarvan mee
te d elen en terwijl hij gedurende den nt
naar beneden keek, zag hij, halfverscholen m
het ha ige neren vel, dat onder in het ijtuig
lag, iets schitteren Hij bukte zich om h> t
op te rapen, het was een k eiu eeuvondig
medaillon met een e.ndje zwart koord eraan,
te onaanzienlijk, dan dat het kon gedragen
ijn door een lid zijner familie. Devo g ev-nd
aan een natuurlijke nieuwsgierigheid, drukte
hij op de veer en getroff n doi-r een piotse-
lirgen schr k zonk hij terug in de kussens
van het rijtuig.
Magdalena's schoon gelaat wa- het, dat
hem toelachte, die trouwe oogen, waaruit hij
zooveel geluk had geput en liefde.
Hij ke de de pbotographie, zij had d e
e.ens in Lopd'-p vi.or zijn verja I-da.- Uten
maken, om zich in zijn herinnerin te ro- pen,
als bij zoo bng van haar verwijderd mo st
zijn Zij had to-n de schuchte e b de ge-
w-agd, een exemplaa aan Werner te m-igen
zenden in een d--r brieven, welke hem uit
Parij- werden t'egezonden. m--r He berth-'d
dit geweigerd. Hoe 4v wam het portret nu
hier, wien h»d het bezeten
Het zijne was reeds lang vern etigd e en-
als ieder briefje, ieder teeaen «an le^en, dat
toevallig ten verrader had kunuen worden.
Niets her nnerd hem »a" hair nie's dan
somwijlen eeu dr om een re dnoin, uie
n--m haar toonde, ooals /.ij a gstig b p oer'd"
)n zijn oogen t- le*en. zooals zij v r wijfe en 1
zijn k ieën mvatte Hier zag zij er vrien
delijk uit en gelukkig, als in de eers e da en
hun er liefd-, Hoe lan r, hoe 1 - g was het
ge eden, sedert hij deze uitd ukking had
gezien! Op de er.-te aandoening volgde de
bezo-gdheid, de immer wake de, nimmer,
rusten e! Wie h d h t er in gelegd wi n
zou hij er naar ra en
Hij l-'kte het uit d. n bedie d wie in het
rijtuig gezeten had hij k ude den na m d e
met zoo ver rouwelijke i kla. k klonk 1 zijn
oor en nu wi t hij het, dat het zijn e geu
kind was geweest.
Waarom toch herinnerde- hem deze trouwe
ogen en veronicas naam heden t n di- n
erren tijd vol liefde! Hij wj, nu rijs, in
net bezit van alles, w t zij hem uio z m
hebben kunnen gev.n, eu uu het u zijj
hand ag. nu sch-en het hem waardeloos toe.
Niet d it hij berouw h id Maar hij zou. als-
hij gedurfd had, het kind gegeven h bbeo
van zijn o ervloed; hij ge oei ee n begeer e,
die hij zelfs den n ,m v n g. w ne nieuw -
gierigheid niet wilde ge. en om het vau v. rro
te zien, OVorflt vervolgd).
i i
E
i
i I