No 69. Dinsdag 4 December 1923 39 Jaarg. Mij 'm Nieuws- en Advertentieblad voor Zeeuwsch -Vlaanderen. J. C. VINK - Axel. FEUILLETON. Dti Diaa verscnijni eiken Dinsdag- en Vrijdagavond. ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden 75 Cent; franco per post 1 Gulden. Afzonderliike Nos. 5 Cent. DRUKKER—UITGEVER Bureau Markt C 4. aOVERTENTIEN van 1 tot 5 regeis 60 Cent; voor eiken regel meer 12 Cent. Groote letters worden naar plaatsruimte berekend. Advertentiën worden franco ingewacht, uiterlijk tot Dinsdag- en VrtJdagvoormiddag ELF ore. De Zeeuwsch-Vlaamsche Waterleiding. Dinsdag 20 November hield te Ter- neuzen het Waterleiding Comité veiga- dering met de de afgevaardigden van de gemeenten in Z.Vl. vormend het zgn Breede Comité. We ontvingen van deze vergadering een verslag, dat echter voor ons te omvangrijk is om in zijn geheel op te nemen. Het volgende is er aan ontleend De vergadering waarin 19 gemeenten waren vertegenwoordigd werd geopend door den voorzitter van hel comité, de heer J- Huizinga, burgemeester van Terneuzen. De secretaris, de heer mr. P. Diele- man gaf een overzicht van de werk zaamheden en den stand van zaken. Tot toetreding bij de te stichten N. V. der Zeeuwsch-Vlaamsche Waterleiding hebben besloten 16 Gemeenten met in totaal 44.000 inwoners, nl. Axel, Bier vliet, Boschkapelle, Clinge, Graauw, Hengstdijk, Hulst, Koewacht, Oostburg, Overslag, Philippine, Sluis, Terneuzen, Waterlandkerkje, ljzendijke en Zuid- dorpe. Toetreding geweigerd hebben 13 ge meenten met in totaal rond 21-000 in woners, n.l. Aardenburg, Cadzand, Eede, Groede, Hoek, Hoofdplaat, St. Jansteen, St. Kruis, Nieuwvliet, Retranchement, Schoondijke, Stoppeldijk en Zuidzande, terwijl 6 gemeenten met in totaal rond 16.000 inwoners nog geen beslissing hebben genomen, te wetenBreskens, Hontenisse, Ossenisse, Sas van Gent, Westdorpe en Zaamslag. Tengevolge der omstandigheid, dat niet alle gemeenten tot deelname be sloten, rees nu in de laatste bestuurs vergadering de vraag, of desondanks de waterleiding nog kon worden gesticht. Het antwoord hierop luidde bevestigend. Een onderzoek van het Rijksbureau heeft uitgewezen, dat het stichten eener waterleiding voor de thans toegetreden gemeenten op dezelfde grondslagen, en met dezelfde rentabiliteit, moge lijk is, wanneer tenminste de aan te leggen werken overeenkomstig het ge ringer aantal verbruikers worden ver kleind. De gemeenten die reeds toe traden vertegenwoordigden me&r dan de helft van het aantal inwoners van Zeeuwsch-Vlaanderen, en zijn ten op zichte van het buizennet gunstig ge legen. Derhalve zal met de werkzaam heden voor het tot stand brengen eener waterleiding worden voortgegaan, ook al doen niet alle gemeenten mee. Ge tracht zal echter worden de besturen der nog niet toegetreden gemeenten alsnog voor het plan te winnen, doch dit wordt dan in hoofdzaak gedaan in het belang der betrokken gemeenten zelve. Resumeerende, kon de voorzitier zeg gen, dat hij de vergadering kon geluk- wenschen met hetgeen reeds is bereikt. Hij wilde thans overgaan tot het be spreken en daarna voorloopig vaststel len van het .Concept" der Statuten der Naamlooze Vennootschap Zeeuwsch Vlaamsche Waterleiding Maatschappij waarvoor deze vergadering voornamelijk was uitgeschreven. Mr. Dieleman achtte wenschelijk eerst de aanwezigen in de gelegenheid te stellen eventueele bezwaren en vragen thans naar voren te brengen, teneinde ze te kunnen weerleggen. De heer Dalmijn, secretaris der ge meente Graauw, vroeg daarop of de gemeenten, welke tot deelname in de vennootschap besloten hebben, ook ga rant moeten zijn voor het kapitaal het welk de niet deelnemende gemeenten hadden moeten leenen, indien zij waren toegetreden. De heer de Deckere, burgemeester van Clinge, wilde nog een uitlegging over de strekking der .verplichte aan sluiting", omdat het kamertarief erg wordt becritiseerd, De heer Krul beantwoordde eerst de vraag, wat er zal moeten gebeuren als de waterleiding tot stand komt, voor een beperkt aantal gemeenten. Hierop kwam immers de vraag van den heer Dalmijn neer. Spreker gaf te kennen, dat het natuur- ijk beter zou zijn dat alle gemeenten meedoen. Er is dan veel meer kans op toekenning van de risico garantie door het Rijk en-de Provincie. Maar indien enkele gemeenten onverhoopt blijven weigeren om toe te treden, is het zeer goed mogelijk dat de reeds toegetreden Gemeenten besluiten den bouw van een beknopter plan door te zetten. De grondslagen van het rapport nioe ten ook bij beperkte deelname dezelfde blijveneveneens mag de rentabiliteit niet minder worden. En het bedrag waarvoor de Gemeenten garant moeten blijven, mag vanzelfsprekend ook niet hooger worden. Indien aan deze laatste voorwaarde niet zou worden voldaan, zou vanzelf door Rijk en Provincie geen risico-garantie worden verstrekt. En daarmee zouden alle toetredingsbesluiten van onwaarde worden. Immers, deze gemeenten hebben be sloten toe te treden, op voorwaarde dat de risico-garantieerkomt, wordt dus deze niet toegekend, dan zijn deze gemeenten ook niet langer aan hun besluit gebonden. Bovendien is in datzelfde toetredingsbesluit een maximum garantiebedrag genoemd, waaruit volgt dat een (rijke) gemeente nooit voor een andere in de bres zal moeten springen. De heer Stubbé wethouder van Sas van Gent vroeg inlichtingen omtrent de risico-garantie. De heer Krul maakte duidelijk, dat wanneer later op grond van de te vragen risico gerande rentelooze voorschotten zouden worden ontvangen, deze moeten worden beschouwd als een schuld van de vennootschap aan Rijk en provincie maar niet als een gewone schuldde vennootschap moet deze pas aflossen als zij er heelemaal bovenop is,, en in staat, om aan al haar verplichtingen te voldoen. Zou de vennootschap het niet zoover brengen dan behoeven de voorschotten ook niet te worden terugbetaald. De gemeenten staan hier dus buiten. De heer De Beleyr, wethouder te IXELSCHEISCOIJBANT. Telef. 56. - Postgiro 60263. (Vrij uit het Duitsch.) 92) .Laat ons dan naar huis wederkeeren," zei zij, heenloopend over de woorden, die haar één oogenblik zoo zalig hadden ontroerd, „ik geloof, dat alles hier gedaan is." Hij ontnam haar het kind, wat zij van hem gewillig toeliet volgde haar de trappen af. Voor de deur krabden de vurige rossen van den graaf ongeduldig in het zand en een be diende stond te wachten aan het portier. De huishoudster, die juist haar arbeid geëindigd had, wierp een licht omhulsel over het kind, reikte haar jonge gravin hoed en zonnescherm aan en toen hielp Richard beiden in het rijtuig. „Is het geen schoon paar?" vroeg de oude Geerd, die den graaf vergezeld had op al zijn reizen en zijn jeugdige meesteres zoowel als den schilder reeds in Italië gekend had, aan de huishoudster die naast hem in het deurgat stond, toen de paarden aanlegden en met het rijtuig heenreden. „Zou het niet een schoon paar zijn, als de heer geen schilder, maar een graaf was, moet gij zeggen, mijnheer Geerd," antwoordde juffrouw Wittig deftig. „Hoe kunt gij, een bereisd man, zulke onevenboortige gedachten koesteren De oude man lachte„ach, juffrouw Wittig, op reis en vele jaren lang was veel, wat wij deden en toelieten, onevenboortig. Alleen van binnen," hij wees op zijn borst, „was onze heer steeds de graaf Von Wangerloh. En in het hart hebben wij den heer Lenz ook nog niet gezien." „Wat zoudt gij denken," hernam de juffrouw minachtend, „daar zal hij ook slechts een schilder zijnIk dien maar twee jaar korter bij de familie, ik hang trouw hen aan en gij ook het eenige onderscheid is, dat ik tehuis blijf volgens oud gebruik en dat gij daarbuiten u allerlei ideeën in het hoofd laat brengen, dat de menschen allen gelijk zijn. Vrij is hij weliswaar genoeg, die heer Lenz; hij looptin het kasteel rond, in het geheel niet, alsof de graaf hem een bijzondere genade bewees, in het geheel niet, alsof het een voorrecht was, dat de jeugdige gravin zoo vriendelijk jegens hem is, maar als ware hij huns gelijke. De schoonste kamer heb ik moeten aanwijzen en de schilderij in de eetkamer, welke iedereen bewonderde, is afgenomen, daar de graaf vreesde, dat het den schilder kon mishagen." „Ziet ge wel ziet ge wel," zei Geerd goedhartig, „mijnheer denkt als ik." „Ach, loop heen," hernam de juffrouw met vuur, „ik ken den graaf ook, en mijnheer Lenz mag ook nog zoo hoog op willen, tot een gravin heft hij de oogen niet op." „Als hij zich onbespied waant, toch som wijlen," hield de oude man vol in goedige plagernij. „Hij strijdt alleen een weinig tegen z thzelven, want hij is een trotsch eigenzinnig heer, die niet gaaine het hoofd buigt. Ik moet het wel weten, waarde juffrouw Wittig, ik toch ken hem sedert langen tijd. Hij is niet meer zoo heftig en ongeduldig legen de gravin, als hij in Italië kon zijn, toen zij nog half een kind was." „Tegen de genadige gravin gerechte hemel, welk een stoutheid, hoe was dat mogelijk vroeg de juffrouw ontsteld, „en hoe kan zi; hem dat vergeven?" De dienaar trok de schouders op en lachte. „Ja, zoo iets is wonderbaar denk maar eens een weinig terug aan uw eigen jeugd, of gi; goedheid en welwillendheid altoos naar recht en gerechtigheid hebt geschonken. Ik durf wedden dat, terwijl gij u driftig maakt, de gravin meer tevreden en vroolijk naast hem zit, dan bij iemand met zestien kwartieren, die met het eene oog naar haar schoonheid en met het andere naar hel goud van den graaf tuurt." „Welnu, en de schilder?" vroeg zij spottend „Die richt b e i d e oogen op haar en op haar alleen," zei Geerd beslist. Ja, zijn blik rustte op haar vol geheime bewondering, to~n zij daar heenreden dóór de bloeiende velden en hij dacht gewis niet daaraan, dat deze haar eigendom waren. Het was geen ontrouw, welke hij pleegde aan de vrouw, welke hij zoo vurig had bemind en wier aandenken hij heilig hield bijna met angst hij zei dit telkens en telkens weer tot zich zeiven, als tot zijn eigen geruststelling. Het was 't welgevallen eens kunstenaars in de schoonheid van Theresa, het was dankbaarheid jegens het zachte gemoed, dat de kleine weeze zoo teederlijk beschermde, een zoet behagen, een gevoel van vreugde, dat haar hartelijke natuur verspreidde. Met het instinct, den kinderen eigen eigen, had ook het kleine meisje dit begrepen; hoe lief Esther ook was, het kind gaf de voorkeur aan den zonneschijn, verspreid over Theresa's gelaat, boven dien zachten ernst. „Hoe gelukkig Veronica bij u is I" zei Richard. „En toch zal ook dit geluk eindigen, als zoo menig ander," sprak Theresa. „Nadere aan spraken zullen zich doen gelden en haar terugvorderen." „Er bestaan geen nadere aanspraken dan die, welke de liefde maakt," hernam hij. „Zij heeft vader noch moeder, broeder noch zuster, zij staat geheel alleen in de wereld." „Arm kind," zei zij medelijdend. „Ik weet het wel, dat zij volstrekt geen familie heeft. Juffrouw Esther, hoe karig overigens in haar mededeelingen omtrent mijn lievelinge, heeft dit meer dan eens gezegd." Opeens maakte hij er zich een verwijt van, dat Theresa nog altijd gesloten was buiten het vertrouwen, een vertrouwen, waartoe zij gerechtigd was door haar deelneming in Ve ronica's lot, temeer, daar het onderhoud met graaf Herbert zonder gevolg gebleven en er geen grond meer bestond om Ma^dalena's dood geheim te houden. „De geschiedenis is kort en treurig," hernam hij, „zij is duizendmaal voorgevallen en heeft steeus hetzelfde begin, hetzelfde einde. Ik weet er wat van en wat ik weet, kan ik u verhalen. Veronica's moeder was jong en schoon, zij had een gelukkige jeugd, een ver trouwelijk tehuis en liefhebbende oogen hadden zorgvuldig over haar gewaakt. Maar de dood kwam en nam haar dierbaren weg; zij verliet de eenzaam geworden plaats en trad de wereld in onervaren, onbeschut en arm. Het eenige, wat zij met zich nam in die vreemde wereld, was de liefde van een eerlijk man. Zij kwam in nieuwe, in schitterende omge ving en toen zij bewonderd werd en uitver koren, toen vergat zij het arme eenvoudige tehuis en het hart, dat haar toebehoorde. Blik niet zoo streng, gravin, zij was een kind het is zoo natuurlijk, dat de glans haar verheugde en de geheime vleiende liefde haar bedwelmde, Zij legde den onaanzienlijken tooi af van de herinneringen harer jeugd en greep naar die fonkelende diamanten, die men haar bood hoe kon zij weter. of zij echt waren Zij werd de vrouw van een voornaam man, zij gaf hem alles, wat het hart eener vrouw te geven heeft en een tijdlang was zij gelukkig. Een tijdlang slechts; toen verbleekte de droom en toen zij ontwaakte, zag zij zich verraden en verlaten. Zij had haar vreugdeloos bestaan, het onnoemelijk verlangen naar een vertrouwelijk vriendschapswoord, de koelheid van haar man en zijn verwaarloozing gedragen met den moed eener heldin, eerst de ontdekking, dat hij een eerlooze schurk was, brak haar geduldig hart. Hoe had zij gestreden tegen haar lot en zij was alleen, steeds alleen Haar laatste bittere strijd was tegen den doodzij verweerde zich met de vertwijfeling harer laatste krachten, want zij wilde haar kind redden en brengen in liet oude trouwe tehuis en sterven bij hem, die het liefdevol zou opnemen ONordt vervolgd;.

Krantenbank Zeeland

Axelsche Courant | 1923 | | pagina 1