No Dinsdag 13 November 19*23 39' Jaarg. J IJ k m Nieuws- en Advertentieblad voor Zeenwsch-Vlaanderen. J. C. VINK - Axel. Binnenland. FEUILLETON. Di biaa verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond. ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden 75 Cent; franco per post 1 Gulden. Afzonderliike Nos. 5 Cent. DRUKKER—UITGEVER Bureau Markt C 4. tot 5 regels 60 Cent; voor Groote letters worden naar AlV ERT ENTIEN van 1 eiken regei meer 12 Cent. plaatsruimte berekend. Advertentiën worden franco ingewacht, uiterlijk Dinsdag- en Vrtjdasvoormiddag ELF ure. tot De Duitsche ex Kroonprins vertrokken De ex-kroonprins is Zaterdagmorgen te 4.30 uur met twee automobielen van Ewycksluis (een plaatsje aan het vasteland tegenover het eiland Wie- ringen) vertrokken plaats nemende in den eersten wagen, terwijl ic den tweeden wagen de bagage eladen werd. Door bijvulling van veel olie j en benzine werd het vermoeden ge wekt, dat een groote afstand afgelegd meest worden. De ex-kroonprins was alleen, terwijl de wagens, behalve door de beide chauffeurs door een derden per soon werden begeleid. Het vertrek was slechts weinigen bekend. Na eene aan onze Regeering gedane mededeeling heeft de voormalige Duit sche kroonprins het eiland Wieringen verlaten om naar Duuschland terug te keeren. Hij is daartoe besloten nadat de Duitsche Regeering eenige weken geleden hem had te kennen gegeven, tegen zijn terugkeer geen bezwaar te maken en omdat hij dientengevolge van een behoorlijke Duitsche pas was voorzien. De reis geschiedt per auto. Naar wij van het departement van Buitenlandsche Zaken vernemen, heb= ben de gezanten van Frankrijk, België, Engeland, Italië en Japan aan den Mi nister dezen morgen om half twaalf in opdracht van hunne regeeringen een nota overhandigd, waarin die regee ringen het vertrouwen uitspreken, dat de Nederlandsche Regeering zich be wust is van de verantwoordelijkheid weike zij op zich heeft genomen toen zij aan den voormaligen DuHscben kroonprins een verblijfplaats heeft aan 'gewezen, en tegelijkertijd, in verband met de berichten volgens welke de prins op het punt zou staan om naar Duitschland terug te keeren, verklaren overtuigd te zijn, dat de Nederlandsche Regeering niet zal aarzelen onverwijld alle buitengewone maatregelen van be waking te ueman, welke in de tegen woordige omstandigheden noodig schij nen. De minister van Buitenl. Zaken heeft bij deze gelegenheid uitdrukking gege ven van het standpunt der Regeering. Aan den Duitschen kroonprins werd na zijn komst voor den duur van ziju verblijf éen vaste woonplaats aangewe zen. Maar de Regeering mist de be voegdheid om ziju vrijneid het land te verlaten te verkorten en ziju vertrek daadwerkelijk te beletten. De positie van den voormaligen Duitschen kroon prius wordt behéerscht door de hier te lande geldende wetgeving, terwijl overigens ten deze geen internationaal- recbtelijke verplichtingen bestaan. De ex-kroonprins neefttot de Wiering- sche bevolking eene proclamatie gericht, luidende als volgt; „Lieve Wiermger vrienden, Het doet mij leed dat ik slechts schriftelijk afscheid van u kan nemen. Om geen ounoodige onrust te veroor zaken, moest mijn terugreis naar Duitsch land in alle stilte plaats vinden. 87) Wanhopig, belasterd en dakloos be- trad ik in November, 1918 Uw eiland. Hier vond ik rust en menschelijke deelneming en Kwam ik tot mij zeiven. De weken werden maanden, de maan den jaren. Reeds vijf jaar lang leefde ik in Uw midden. Gij boodt mij gast vrijheid in Uw woningen aan en liet mij deelen in uw vreugd en leed. Wij leerden elkander kennen, begrijpen en waardeeren. Nu het oogenblik gekomen is, dat ik van Wieringen afscheid neem, zou ik U allen gaarne nogmaals de hand wil len drukken en u voor alles danken, wat gij mij gegeven hebt. Oneindig moeilijke jaren zijn het voor mij ge weest, ver van het vaderland en gezin, maar ze zijn mij veraangenaamd en dragelijk gemaakt door de vriendschap van de Wieringerbevolking. Zoo neem ik dus afscheid van U en wensch mijn eiland van ganscher harte het beste toe voor de toekomst. Hebt dank en tot, ziens. WILHELM". Anti Vlootwetpropaganda door Ambtenaren. Op de vragen van den-heer Kersten betreft':-nde het door een ambtenaar ten postkantore te Ierseke aan bezoekers van dit kantoor aan het loket ter tee- kening aaubieden van het adres tegen de Vlootwet, antwoordde de Minister van Waterstaat, dat uit een onderzoek het volgende is gebleken. Iemand, die 2lch aan het loket van hut postkantoor te Ierseke vervoegde voor postaangelegenheden, begon na de afdoening daarvan met den loketambte naar een gesprek over het Vlootwet- ontwerp. Als gevolg "daarvan gaf hij den ambtenaar zjjjn wensch te kennen om zijn handteekening te plaaten op een lijst, die dien ambtenaar door zijn vakvereeniging was toegezonden. Het zelfde geschiedde in aansluiting aan dit gesprek nog door een ander per soon. Uit het bovenstaande blijkt, dat de ambtenaar het anti-Vlootwet-adres niet aan het publiek ter teekening heeft aangeboden. Niettemin is de handelwijze van den ambtenaar het in diensttijd door ge sprekken met het publiek zich bezig houden met politieke aangelegenheden ontoelaatbaar. Hij is deswege ernstig onderhouden. De Kabinetscrisis, Het Hbl. verneemt, dat in de R. K. Kamerfractie volledige overeenstemming is bereikt ten aanzien van de deelneming der Roomschen in een rechtseh Kabinet. Ook op het stuk der gewenschte be zuiniging is men in de fractie tot over eenstemming gekomen. Van de zijde der leiding van de fractie is de president der Tweede Kamer, mr. D. A. P. N. Kooien, weer op den voorgrond geschoven om op te treden als kabinetsformateur, maar de neer Kooien heeft ernstige bezwaren van persoonleken aard. Het zou dan ook, niettegenstaande den aandrang, die U^<5! A .J MANT. Telef. 56. - Postgiro 60383. ft© f) (Vrij uit het Duitsch.) Herbert had juist zijn eersten rondgang ge maakt, had nog eenmaal alles bekeken en on derzocht, daar hij in den namiddag zijn bruid verwachtte vergezeld van zijn moeder. Zooals hij daar zat in zijn kabinet, diep in zijn arm stoel gedoken, onbespied en zich zonder dwang overgevend aan zijn stemming, scheen hij merkbaar veranderd. Er was iets vermoeids in zijn onverschillige houding, in de algeheele werkeloosheid, waarin zijn halfgeopende oogen heenbiikten over de courant, welke hij in de hand hield, en scherpe lijnen om neus en mond hadden op zijn trekken den stempel gedrukt der laatste weken en maanden. Hij zat in diepe gedachten verzonken en, wat hem zelden gebeurde, die gedachten dwaalden in het verleden. Het was toch zoo natuurlijk, dat hij een vergelijking maakte Hoe klein, hoe vertrouwelijk en bescheiden was zijn eerste tehuis geweest, een tehuis dat hij zich geschapen had in stille verborgenheid en welk een gevoel vart dank en geluk hau die schoone vrouw meegebracht, die vrouw welke den drempel overschreed aan zijn hand Slechts weinige eenvoudige kamers had zij bewoond, maar in zijn herinnering oefenden die kamers een onbeschrijfelijke bekoring op hem uit; het was hem, als ware daar alles gebleven, wat de aarde te schènken had 'aan glans en zonneschijn. De lange rij kamers, welke hij hier overzag in haar drukkende pracht van stukadoorwerk en verguldsel, met haar donkere gewerkte zijden tapijten, zi] scheen hem ledig toe en koud. Hij smachtte naar dien zilverreinen lach, die hem eens had verrukt, naai de zorgeloosheid van vroeger dagen. Berouw was het niet, dat hij gevoelde, ook geen medelijden met de vrouw aan welke hij zoo zwaar gezondigd had Alleen onrust erteerde hem, alleen ontere toorn steeg in hem op, als hij het verleden vergeleek met het tegenwoordige en zich herinnerde, dat hij toen vrijer geweest was en gelukkiger dan nu. Zoo dacht hij en zon, en toen Vielen hem de moede oogleden toe; hij sliep zoo weinig in die lange uitputtende nachten. Dit gebeurde hem vaak bij dag en als hij dan gewekt werd door eenig gerucht of door een naderenden stap, zooals nu door den stap van zijn be diende, dan schrok hij op met den zenuwach- tigen haast van iemand dié een slechte bood schap wacht. De bediende was dit gewoon, hij verwonderde zich niet meer zooals in het begin, als de raaf verschrikt opvloog; zwijgend reikte hij hetzilveren blaadje over, waarop een kaartje lag. Richard Lenz, stond daarop, zonder meer. Richard Lenzdat klonk zeer eenvoudig, maar die naam had een zoo goeden klank, dat men hem kende ver over Duitschlands grenzen heen. Ook graaf Herbert wist wie het was, de drager van dien naam, en voor hem had die naam nog een andere beteekenis, dan die van kunstenaarsroem. Magdalena 1 dacht hij haar wanhoopskreet was niet weggestorven zij had niet, zooals hij zoo gaarne gewild had, stom geleden. De verstoordheid, waarmee hij placht te ontwaken en die dadelijk week zoodra hij zijn gedachten verzameld had, die ver stoordheid ging over in bewuste ontsteltenis, toen zijn strakke blik op dat kaartje bleef rusten. B.iksemsnel overdacht hij zijn toestand, geen twijfel, dat was een oorlogsverklaring. Toe gerust was hij, hij had dit oogenblik sinds maanden verwacht, maar nuhet daar was scheen het hem toch nog een overval toe. Zou moest hij den schilder ontvangen twee dagen voor de bruiloft en zoo nabij de reddende haven nog vergaan De aandacht trekken kon het niet, als hij Richard met het oog op de nabijzijnde familiegebeurtenissen en zijn zoo noodigen tijd liet afwijzen, maar de onzekerheid over datgene, wat dreigend zich opdeed, zou hem verteerd hebben. Hij wierp een snellen, onderzoekenden blik in den spie gel, om een oordeel te kunnen vellen over zijn uiterlijk, streek met de hand over zijn gelaat en gaf toen bevel-, den heer te laten binnenkomen. Het volgend oogenblik stonden zij tegenover elkander als twee doodsvijanden en eenige seconden lang keken zij elkander aan, als wilde de een de kracht des anderen meten. De schilder nam eerst het wóórd. „Heer graaf," zei hij, „ik kom uw tijd voor een half uur in beslag nemen voor een aange legenheid, die voor mij van het uiterste gei icht is en waaraan gij wellicht des te, eerder gehoor zult geven, als ik u vooraf zeg, dat zij u niet onverschillig zal zijn. Herbert boog koel en noodde met een be weging der hand den schilder uit, plaats te nemen. Hij beheerschte iedere trek, iedere spier van zijn gelaat; hij had zoo vaak zich verplaatst in dit oogenblik. dat hij er mede vertrouwd was, als met een goed ingestudeerde en van buiten geleerde rol. „Eenige jaren geleden," zoo begon Richard, „woonde in het huis uws vaders een jonge dame, Magdalena Göring genaamd, als op voedster der jonge gravin." Een oogenblik zweeg hij en Herbert boog bedaard en onbewogen, maar toestemmend het hoofd. „Dit jonge meisje," ging Richard voort, „siond geheel alleen op de wereld, zij had geen andere beschermers, dan mijn broeder en mij." Het gelaat van den graaf onderging eenige verandering, het nam de uitdrukking aan van hoffelijke opmerkzaamheid, als bereidde hij zich voor op een hein onbekende mededeeling. Maar Richard liet zich niet misleiden, hij wist, dat de graaf bekend was met alle bijzonder heden van Magdalena's lot en dat hij die ver loochende om eenige reden, dit vermeerderde de achterdocht van den schilder. „Ge zult weten," ging hij voort, „dat zij Tannensee voor eenige jaren op geheimzin nige wijze verliet, want mevrouw de gravin was niet geheel zonder grond vertoornd over een stap harer gouvernante, waardoor zij haar huis gecompromitteerd dacht te zijn. Met welk een smart mijn broeder en mij dit ver dwijnen vervulde, dit behoort hier niet thuis; genoeg, als ik u in het kort zeg, dat wij haar onophoudelijk en tevergeefs gezocht hebben, daar men op sluwe wijze ons op een dwaal spoor heeft zoeken te brengen. De brieven, die wij in handen kregen, waren van Parijs afgezonden, terwijl de uitkomst heeft geleerd, dat ze in Londen geschreven zijn." Een sneller tempo van Herberts polsslag was het stille bewijs, dat zijn tegenstander het doel meer nabij kwamuiterlijk bleef hij een volslagen bewegenloos, zwijgend toe schouwer, die zijn belangstelling door niets verraadde. „Wij konden langen tijd geen vermoeden opvatten, wie haar ontvoerder kon zijnzij zelf bewaarde daarover een angstig zwijgen en den naam, hier en daar gefluisterd, verwierp ik, want ik meende den man, welke dien naam droeg, beter te kennen. Nu eindelijk is de sluier opgeheven, die dit treurig geheim be dekte. Magdalena's trouwakte, die in onze handen is, noemt den naam van haar echt genoot hij heet: Constantijn Wangen" Hij keek den graaf aan, die roerloos met versteenden blik in zijn positie volhardde. „Mijn vriend is dood," w^s zijn eenig ant woord, terwijl hij volstrekt geen verwondering toonde over deze mededeeling. „Ge zult van dit ongeluk gehoord hebben." „Helaas, heer graaf, en juist daarin ligt de moeilijkheid van deze voor mij zoo droevige zaak, want nu zijn er zoovele punten onopge helderd gebleven, waarover ik volstrekt zeker heid zou moeten hebben. Wist gij, heer graaf, van het geheime huwelijk uws vriends (Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Axelsche Courant | 1923 | | pagina 1