\o. 57.
Dinsdag 23 October 1923.
39® -ia irg.
Nieuws- en Advertentieblad
voor Zeeuwsch-Vlaanderen.
ij is Wsaks
J. C. VINK - Axel.
Binnenland.
FEUILLETON.
Du blaa verscntjnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond.
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden 75 Cent: franco oer post 1 Gulden.
Afzonderlijke Nos. 5 Cent.
DRUKKER—UIT GEVER
Bureau Markt C 4.
ADVERTENTIEN van 1 tot 5 regels 60 Cent; voor
eiken regel meer 12 Cent. Groote letters worden naar
plaatsruimte berekend.
Advertentiën worden franco ingewacht, uiterlijk tot
Dinsdag- en VrtJdagvoormiddag ELF ure.
Kaïneroverzicht.
Dat de behandeling van de Vlootwet
geruimen tijd van de Tweede Kamer
zou vorderen, was te voorzien. De ge
weldige bewering, door de plotselinge
behandeling van het wetsontwerp in
het geheele land gewekt, kon wel niet
nalaten, haar weerklank in de Kamer
te vinden. De oppositie tegen de wet
was bijzonder krachtig. Dat de geheele
Linkerzijde bier aaneengesloten tegen
over de Regeering zou staan, al was
dit dan ook soms op zeer verschillende
gronden, werd verwacht. En de heer
Van Ravensteijn had zich zeer goed
de moeite kunnen besnaren, uitvoerig
uiteen te zetten dat hy op veel meer
principiëele gronden tegen de wet is
dan bijv. mr. Dresselhuys of mej. Van
Dorp.
De anti re volutionnairen en christe
lijk historischen werden reeds bij voor
baat als voorstanders door dik en dun
genoemd. Maar omtrent een groot ge
deelte der Roomscb Katholieken ver
keerde men in het onzekere en deze
talrijke Kamerfractie heeft het volko
men in haar macht, den doorslag te
geven en derhalve over wet en Kabi
net te beslissen
De heer Hugenholfz stond natuurlijk
zeer sterk tegenover het wetsontwerp
en krachtig was ook de oppositie van
den heer Marchant, die met eene me
nigte argumenten de halfheid van de
mededeelingen der Regeering alsmede
de noodlottige financiëele gevolgen van
het wetsontwerp hekelde. Vooral de
Indische financiën, die door den heer
Colijn als niet zeer ongunstig waren
voorgesteld, konden deze aderlating
niet doorstaan en de heer Marchant
had het geluk zich hierbij te kunnen
beroepen op een telegram van 14 dezer,
dat nieuwe maatregelen moeten worden
beraamd om het ontzettende tekort, dat
op de Indische begrooting van 1925
wordt verwacht, te dekken.
Mej. van Dorp was uit financiëele
overwegingen zeer sterk tegen de wet,
maar op moreele gronden. Mej Groe-
neweg, die uit naam van vele vrouwen
van Nederland een krachtig protest
deed hooren, verweet de Regeering
heftig dat zij bij de verkiezingen over
dit onderwerp geheel had gezwegen.
Zwak was hiertegenover het argument
van den heer Van der Voort van Zijp,
dat in zijn verkieziDgsprogram de ver
dediging van Iudië is opgenomen. Deze
spreker bracht het weinig verder dan
het afbreken van het volkspetitionne
ment en eenige niet steeds ter zake
zijnde tirades omtrent het nut van de
verdediging van Indië in het alge
meen.
De eerste twee Roomsch Katholieke
sprekers, de heeren Bomans en van
Scbaik spraken in geheel anderen geest
Vooral de eerste stond lijnrecht tegen
over de wet. Hij blijft bij zijn stand
punt, dat het Departement van Marine
geen reden van bestaan heeft en dat
de kustverdediging van Nederland bij
het Departement van Oorlog, de ver-
dediging van Indië bij dat van Kolo
niën thuis behoort. En ook wees hij
er op, dat nog steeds niet is opgehel
derd, waarom de Regeering het De
partement van Marine weer in eer
heeft hersteld. Inderdaad, schijnt hier
eene geheime diplomatie in defensie
zaken te worden gevoerd, die ver van
aangenaam aandoet. En wij zijn wel
benieuwd, of dhr. Bomans antwoord zal
krijgen oo zijn vraag, of de belangen
van de Marine wellicht verward wor-
dm met de belangen der Marine-offi
eieren. De beer Bomans meent, dat
ons land niet meer dan 20, mill, voor
de kustverdediging mag uitgeven, ter
wijl daarvoor nu 43 millioen wordt ge
vraagd. Ook de heer Van Schaik was
ongerust over de lasten die de Vloot
wet aan ons land en aan onze koloniën
zal opleggen. Hij achtte het voorts
verkeerd, dat het geheele plan voor
twaalf jaar wordt vastgelegd, zoodat
gedurende dien tijd geen rekening kan
worden gehouden met inzichten op
Marine-gebied en tevens aan de Staten-
Generaal alle medezeggingschap wordt
ontnomen. De heer VaD Schaik meende
dat wij hier te doen hebben met eene
Marinebegrootiug voor zes (of twaalf)
jaren en dat gedurende dien tijd het
marinebeleid als bevroren zal zijn.
Maar tegenover deze twee Roomsch-
Katholieke tegenstanders van de Vloot
wet stonden partijgenooten, die de wet op
verschillende gronden aanbevolen. In
de eerste plaats de heer van de Bilt,
die, zich beroepende op het woord van
den Pau3, zich onomwonden voor ont
wapening verklaarde, doch tevens me
dedeelde, dat het oogenblik daarvoor
nog niet gekomen was. Hij stond uit
voerig stil bij het groote gevaar dat
ons bedreigt, dat Indië verloren mocht
gaan, doch bleef in gebreke aan te
toonen, dat dit Rijk door deze wet zal
kunnen worden behouden. En ook
kregen wij weder van hem te hooren,
dat de Vlootwet geen verzwaring van
lasten zou meebrengen, maar toch aroDg
hij aan op het aanbrengen van bezui
nigingen. De heer Van Vuuren stond
geruimen tijd stil bij dé financiëele
kwestie om aan te toonen dat bier
niets verborgen werd gehouden. Ook
hij voncfc het evenals zijn partijgeuoot
noodig, zich vóór ontwaoening in het
algemeen te verklaren. Overigens was
hij nog de beste verdediger van het
wetsontwerp. Hij meeufie dat het
groote verschil was tusscheu vioolbouw
met en zonder plan, dat men bij het
eerste één vaste lijn in het oog houdt,
doch daarom zou het volstrekt niet on
mogelijk zijn in technisch opzicht wij
zigingen aan te brengen. In financiëel
opzicht vond hij het plan niet bezwa
rend, maar om net ook voor Indië aan
nemelijk te maken moest hij een De-
roep doen op jaren van voorspoed, die
hij verwacht. Maar op grond van zoo
danige verwachting kan men ztch toch
niet al vast in de schulden steken.
Overigens werd voor Tndië de Vloo wet
door den heer Feber benandeld. Uit
voerig besprak hij het belang van net
behoud van Indië en het gevaar, dat
van Japan uit dreigt. Hij meent echter
AXELSCHE f COM AN
Telef. 56. - Postgiro ««8«3.
(Vrij uit het Duitsch.)
81)
En ge wilt nu schrijver blijven vraagde hij.
Ik moet, heer graaf, hernam ik, om te stu-
deeren heb ik geen geld, vaders zegen is juist
toereikend voor moeder.
Nu lachte hij, dat zijn witte tanden zicht
baar werden. Wie weet, zei hij, misschien toch
nog verder. Geef mij uw adres en zeg mij waar
ik inlichtingen omtrent u kan inwinnen wel
licht heeft die kleine schrik goede gevolgen
voor u.
Acht dagen later, nadat hij nauwkeurig
onderzoek gedaan had naar mijn vroegere
betrekkingen, kwam d'e jonge graaf, die toen
zelf nog studeerde, naar Buchwaldau. Hij had
een rijk moederlijk erfdeel te wachten en al
was dit ook nog r.iet in zijn handen, daar zijn
vader er nog het vruchtgebruik van had, zoo
gaf hij mij toch op deze zekerheid een crediet,
dat mij in staat stelde, de school weer te
bezoeken en te studeeren.
Hoe ik gewerkt heb, mijnheer Lenz, met
welk een vreugde en met welk een ijver! Hij
heeft gelijk gehad, Vaders zegen reikte verder,
dan alleen om moeder en mij het kommervol
brood der zorge te schenken. De graaf liet
zich geregeld mijn getuigschriften voorleggen,
ondersteunde mijn moeder en stelde alleen
deze voorwaarde, dat over de zaak niet ge
sproken zou worden.
Begrijpt ge het nu, mijnheer Lenz, waarom
ik mijn bloed en mijn leven voor hem veil
heb, dat ik alles, wat ik bezit, beschouw als
een geschenk uit zijn hand, dat ik bang ben
hem te kwetsen, al ware het ook slechts in
een zwakheid? Het eerste proces dat ik te
voeren had en dat ik won, was voor hem,
toen het testament zijns vaders hem het bezit
der moederlijke goederen ontzegde."
„Dus toen in eigen belang heeft hij toch
een klein schandaal niet geschuwd onderbrak
de schilder sarcastisch het verhaal.
„ja zekerlijk, mijnheer Lenz, en dat ik dit
schandaal vermijdde, dit juist heeft mij zijn
vertrouwen geschonken. Ik nam aan, dat de
gestorvene te goeder trouw gehandeld had,
dat hij alleen uit onbekendheid met den toestand
der zaken zijn beschikkingen had gemaakt,
omdat hem de aanwezige bepalingen betreffende
het huwelijksgoed zijner eerste vrouw verkeerd
waren uitgelegd. Het proces werd zoozeer
zonder eenige verbittering gevoerd, dat de
broeders vreedzaam met elkander omgingen,
zoolang het duurde, en dat de opperjachtmeester
dankbaar het grootmoedige geschenk kon
aannemen, dat de oudste broeder hem schonk.
Graaf Wolf wist het zeer goed, dat zijn stief
moeder en de opperjachtmeester het fijn
overlegde plan gesmeed hadden, om hem te
onterven; de bewijzen daarvoor waren in zijn
handen. Maai de wereld heeft daarvan niets
vernomen, voor haar was het geen proces,
maar alleen een herhaald grondig onderzoek
der voorhanden zijnde contracten en bepalingen,
dat zij met groote maar onbevooroordeelde
belangstelling mocht volgen Nooit heeft graaf
Wolf de schandelijkheid zijner familie bloot
gelegd, steeds heeft hij grootmoedig geholpen,
steeds gedekt, steeds gezorgd, dat de naam
in eere bleef. Hij betaalde de schulden des
opperjachtmeesters, eer deze huwdelater
heeft hij, ofschoon hij zelf een kind heeft, graaf
Herbert grootmoedig ondersteund en hem over
aanzienlijke verlegenheden heengeholpen
alles ter wille van den naam, hun gemeen
schappelijk goed. Want verwantschap van
geest'of hart bestaat er niet tusschen deze
menschen, ook niet de minste, dat kan ik u
verzekeren. Hij gevoelt niet de minste sym
pathie voor zijn neef, alleen waar de eer der
familie wordt aangerand, daar staat hij hem
bij,' zoolang er nog iets te verdedigen is
„Zal hij u in dit geval niet verstooten,
vraagde Richard, en in zijn toon klonk een
lichte geraaktheid, „als gij mijn kleine Veronica
bij u houdt
Driftig stond de oude man op. „Als gij dat
vreest, na alles, wat ik u vertelde, dan hebt
ge noch het karakter van den graaf, noch den
aard mijner dankbaarheid jegens hem begrepen.
Gesteld, graaf Herbert ware schuldig een
meening, die ik echter, ik herhaal het, volstrekt
niet deel zoo kon er voor den oudsten Wan-
gerloh "niets weldadigers zijn, dan dit onrecht
op deze wijze te' vergoeden. Tegen onbewezen
gronden van verdachtheid zou hij zich aan
kanten tot het uiterste, maar voor de zekerheid
zou hij zich buigen en dan niet kinderachtig
morren over een smartelijke nederlaag, maar
edelmoedig iedere voldoening aanbieden, die
hij in staat is te verschaffen."
Hiermee was het onderhoud afgeloopen, een
onderhoud, waarvan de jonge man zich zooveel
raad en hulpe had beloofd- Opnieuw was hij
alleen, aan zichzelven overgelaten, aan de ver
denking, die niemand met hem deelen wilde
en die hij evenwel niet van zich af kon zetten.
Dit alleen begreep hij, dat het de zekerste weg
was, onderzoek te doen onder het masker van
volkomene onpartijdigheid en onbekendheid
en hij ga' daarom bereidwillig gehoor aan
Rubens raad, om de kleine Veronica te doen
doorgaan voor het achtergelaten kind eener
Engelsche dame, welke met Esther bevriend
geweest was en Magdalena's dood ten minste
lang geheim te houden, tot Richard in Londen
het terrein persoonlijk verkend zou hebben.
Weken verliepen. Het kleine meisje dat
geen vermoeden had van de stormen door
haar jong leven verwekt, begon zich tehuis te
gevoelen in de woning des zaakwaarnemers
en vol spanning zag men Richards terugkeer
tegemoet.
Zijn in Duitschland aangevangen onderzoe
kingen hadden geenerlei resultaat opgeleverd
geen brief, geen portret, geen herinnerings-
teeken dat den gever zou kunnen verraden,
was te vinden onder Magdalena's bescheiden
nalatenschap; alleen een aanzienlijke som in
Engelsch goud.
De dokter, die haar in Londen behandeld
had, en door wien Esther haar had leeren
kennen, was de eerste bron, tot welke de jonge
kunstenaar zich wendde, maar zij was niet
overvloedig. De dokter was slechts tweemaal
bij Magdalena geweest, eens voor het kind,
de tweede maal voor haar zelf en steeds in
dezelfde woning.
Het huisje in de voorstad werd opgezocht
het stond nog ledig. Richards hart kromp
ineen van een onbeschrijfelijk gevoel van me
delijden en smart, toen hij de ruimte betrad,
waarin zij geleefd had. De naakte muren
staarden hem aan, als een beeld barer vreug-
delooze dagen, zonder versiersel, zonder glans,
zonder zon. De meubels waren er uit op
de vensterbank stonden een paar verdorde
bladplanten verkwijnd als zij.
Een zware zucht ontsnapte de beklemde
borst van den jongen man, krachtig bestreed
hij de tranen, die hem in de oogen wilden dringen.
De eigenaar van het huisje wist weinig
van Magdalena's betrekkingen. Het was een
onvriendelijk persoon, die zich ieder woord
liet afvragen en slechts noode eenige verkla
ring gaf. Hij vertelde, dat mevrouw Wangen
bijna een jaar geleden met haar kind bij hem
was komen inwonen en dat hij niet wisi, waar
zij vóór dien tijd gewoond had. Het kwartier
was door een net heer voor haar gehuurd, die
haar af en toe, zij het dan ook met wekenlange
lusschenpoozen had opgezocht, zgodat men
twijfelde of hij haar man, dan wel slechts haar
g-liefde geweest was. Ander bezoek had de
dame nooit ontvangen, zei de berichtgever,
ook had zij, voor zoover hem bekend was,
nooit iemand bezochtzij had enkel en alleen
geleefd voor haar kind,
(Wordt vervolgd».