Binnenland.
men zijn achterhaald en verbrand.
Er heelt zich een voorlocpig comité
gevormd voor sympathiebetuiging aau
Japan en eventueele steunverleening
aan de slachtoffers van de aardbeving
in dat land.
Het richt den volgenden oproep tot
het Nederlandscbe volk
Ten diepste geroerd door de ontzet
tende ramp, die Japan getroffen heelt
bij de jongste aardbeviug, waarbij naar
eerste schatting ruim iöO.OOO slacht
offers vielen, waaronder, naar te
vreezen is, landgenooten en een ontel
baar aantal menschen dakloos zijn ge
worden, terwijl hongersnood te Tokio
dreigt, is spontaan een Comité tot steun
gevormd om een beroep te doen op
het medegevoel van het Nederiandsche
volk voor het Japanneesche volk,
waarmede eeuwenoude relaties bestaan
en waarvoor vriendschap wordt gevoeld.
De Jubileumfeesten.
De groote dag voor de huldigings-
„Oranje boven" blijft de kreet,
ln nood en dood, in lief en leed
Geen andere ga daarboven
Dan waar wij God meê loven.
Er ging van deze rede groote wijding
uitde geheele viering in de kerk was
indrukwekkend en voorzeker moet ook
het gemoed van onze Landsvrouwe
hebben getrild, als Zij daar zat en met
den redenaar overdacht de 25 jaren,
die verliepeD, sedert daar „door de
wederzijöscbe eedverbintenis tusschen
Koningin en Volk werd hernieuwd het
oude verbond tusschen Oranje en Ne-
derland," zooals dr. De Visser het uit
drukte.
De met gloed van overtuiging uitge
sproken rede maakte trouwens op alle
aanwezigen diepen indruk.
Na deze plechtigheid werd een Jubi
leum-cantate gezongen door de kunst
zangeres mevr. Noordewier Reddingius,
waarna de kerkbezoekers het „Mijn
schild ende betrouwen" zongen.
Dr. Visser sloot de plechtigheid met
het uitspreken van den zegen.
Daarna verliet de Koningin met
gevolg het Kerkgebouw.
leesten was wel Donderdag der vorige
week, toen de Koningin te Amsterdam
de hulde had te ontvangen niet alleen
van Amsterdam, maar van geheel haar
Volk.
's Morgens werd in de Nieuwe Kerk
de „Gedachtenisrede" gehouden.
De Koninklijke familie ging te voet
van het Kon. paleis naar de Nieuwe
Kerk, waar het Hoold van Staat werd
ontvangen door den voorzitter der sub
commissie voor de Gedachtenisviering,
mr. dr. C. F. Schoch.
Terwijl H. M. de Koningin zich om
streeks 10 uur naar haar plaats begaf,
speelde het orgel.
De ronde bank om de pilaar rechts
van de koniDgsbank werd ingenomen
door de Indische Prinsen, terwijl de
eerste bank rechts er naast bestemd
was voor het gevolg van de Indische
prinsen. De leden der sub-commissie
zetten zich tusschen de koningsbank en
die voor de Indische prinsen. Links
van de koningsbank was gereserveerd
voor de Ministers en Burgemeester de
Vlugt. Rechts van den kansel namen
plaats de commissaris der Koningin in
Noord-Holland, Jhr. mr. Roëll en mr.
dr. J. van Leeuwen, vice-president van
den Raad van State. De achterste
bank rechts van den kansel was gere
serveerd voor den sultan van Boeloen-
gan. Voorts waren aanwezig de te
Amsterdam wonende leden der Staten-
Generaal en der Prov. Staten, alsooic
de leden van Jen Kerkeraad der Ned.
Hervormde Gemeente te Amsterdam.
Toen de Koningin had plaats genomen
sprak dr. J. Th. de Visser, minister
van Onderwijs, Kunsten en Wetenschap
pen van den kansel den zegen uit. De
aanwezigen zongen daarop Gezang 2 1,
„Den hoogen God alleen zij eer,
waarop dr. De Visser zij u rede uitsprak
en sloot met de volgende bede
Het is uit het diepst van ons hart,
dat wij U, Majesteit, een nog langdurige,
gelukkige en gezegende regeering toe-
bidden. God spare voor U en voor
ons nog lang Uw door het gansche volk
zoo hoogvereerde Moeder, lie niet op
houdt ons wél te doen Onze Hemel-
sche Vader blijve met liefde neerzien
op Uw huisgezinden Prins, die wij
danken voor zijn trouw aan Nederland
betoond, en de Prinses, die in het hart
van ons volk reeds zulk een plaats heelt
veroverd, dat men Haar lietst met een
verkleinwoord aanduidt, niet uit oneer
biedigheid, maar uit innigheid
In die bede, die thans opstjjgt uit
onze harten tot den Koning der Ko
ningen mengt zich tevens een belofte.
Het is deze, dat wij niet alleen gehoor
zame kinderen Gods, maar ook getrouwe
onderdanen onzer Vorstin zullen zijn
en den Oranjetroou als warme Vader
landers zullen schragen. Een belofte,
die ik omzet in het scboone woord van
ongen Beets
Terwijl het bovenstaande plaats had,
stoomden treinen bij treinen de hoofd
stad binnen, alle bevattende propvolle
wagons met meDSChen. Menschen uit
Noord- en Zuid-Holland uit Utrecht,
Gelderland, Overijsel, Drenthe, Fries
land en Groningen; menschen uit
Limburg, Noord-Brabant en Zeeland.
Uit alle deelen des lands dus menscheD,
die allen opgekomen waren om te
huldigen hunne Vorstin.
Waar we zelf het genoegen smaakten
de reis mee te maken, verwacht men
van ons begrijpelijker wijze eenige
bijzonderheden, ofschoon die er weinig
zijn, want de reis werd niet onderbro
ken en dank zij de keurige regeling
en de onberispelijke uitvoering daarvan,
kwamen we precies op tijd te Amster
dam aan.
In de vroege ochtenduren was men
opgestaan om van uit de verste uit
hoeken des lands de groote reis te
maken. Fietsen, trammen en booten
moest men te baat nemen om de
hoofdlijnen te bereikeD, tot men een
maal in den sneltrein gezeten, de ver
schillende steden voorbijsnelde, steeds
noordelijker en steeds naderend het
glanspunt.
Het spreekt van zelf, dat hier en
daar werd gestopt om verschillende
groepen op te nemen en eigenaardig
was het dan te zien, hoe de reizigers
eerst elkaar vragender wijze aankeken,
om met een bevestigend „hoera!" te
antwoorden, dat men één en hetzelfde
doel had.
Intusschen was het een heele zit,
want voor de meesten was het toch
vier uren sporen. Maar onder gezel
ligen kout en vroolijke kwinkslagen
werden de uren gesleten, terwijl na
tuurlijk ook meermalen het Zeeuwsche
Volkslied en de Zeeuwsch Vlaamsche
volksliederen evenals de Vaderlandsche
liederen werden gezongen. Een aan
gename en vooral nuttige afwisseling
booa ook het verwerken van zijn
„twaalf uurtje" en al was het wat
droog - er was helaas geen restaura
tie aan den trein toch giDg menig
broodje met kaas, ham, vleesch, ot
eieren naar binnen.
Opgemerkt werd tot onzen spijt, dat
vooral in de groote steden zoo weinig
vlaggen te zien waren. Wel zagen we
vau de torens en transen der kerken
en openbare gebouwen de driekleur,
maar particulieren vlagden slechts
sporadisch. Moge er eens op gewezeD
worden, hoe goed het doet van uit den
trein de driekleur te zien wapperen,
(vooral als men tusschen „Hulst en
Cadsand" woont) als symbool van een
heidvooral in zulke dagen, misschien
dat zij, die de vlag in de kast hebben
liggen, dan gereeder zijn om die uitte
steken.
Zooals we zeiden, precies op tijd,
12.10 arriveerden we aan het station-
Daar was het eenigszins zoeken, want
niemand wist waarheen en de Zeeuw
sche Vereeniging te Amsterdam, die
ons daar zou ontvangen, was óf niet op
tijd, óf had niet gezorgd voor herken-
ningsteekens.
Na een minuut ot tien wachtens
werden we echter in de rij gezet en
voort ging het naar den Dam.
Aardig was het te zien, hoe bier en
daar lange slierten van menschen vier
aan vier, evenals wij, begeleid door
een flink muziekcorps, dat er den
moed inhield, vooruitschoven.
Het zou echter geruimen tijd duren,
voor we het Damplein bereikten, want
behalve dat een heel eind weg
afgelegd moest worden, werd op de
Heerengracht halt gehouden en duurde
het ruim een uur voor het sein „voor
uit" klonk.
Gedurende dit wachten werd aau
alle deelnemers een vergulden medaille
aangeboden, waarop de beeldtenis van
de Koningin. Dit souvenir was een ge
schenk van de bekende firma Beheer
en Co., te Amsterdam die specialiteit
zijn in herinneringsmedailles, legpen
ningen, enz.
Eenmaal in beweging, waren we spoe
dig op den Dam. Met verbazing had
den we hier en daar gekeken op de
drukte, die er op sommige punten
heerschte, maar wat we daar zagen,
deed ons verstommen.
Het is heel gemakkelijk te schrijven
er waren duizenden bij duizenden men
schen maar men moet die gezien, en
dan bij tien duizenden gezien hebben,
om zich een voorstelling te kunnen
maken van dat gekrioel van menschen,
of liever menschenhooiden. En toch
ging alles zoo ordelijk, alsof we de
eymnastiekles in school meemaakten en
er gecommandeerd was „gaan in 't vier
kant" om vervolgens met vieren in 't
midden te gaan, tot we evenwijdig
stonden aan de rijen uit andere pro
vinciën.
Daar stonden wijenkele inwoners
van het kleine Axel in dat groote
Amsterdam te midden van een volks
massa, als nooit te zien was geweest.
Behalve, dat uit iedere provincie
gemiddeld duizend personen waren
gekomen, waren ook uit de sleden
Amsterdam en Rotterdam alleen even-
zooveel personen officiéél tegenwoordig,
eu stonden er geschaard met de groote
kokarde, die als bewijs van deelname,
op ieders borst was gespeld. Boven
die duizenden door stakeu een 1500
vaandels en banieren van allerlei kleur
en vorm, terwijl de meesten met ver
gulde pieken en knoppen in de zon
scaitterden, wat een prachtig effect
maakte op het geheel, als flonkerden
er evenzooveel sterren in het helle
zonlicht. Want de buldebetooging
werd begunstigd door bet prachtigste
weer.
Konden we deze massa betitelen als
de zgn. kleine luiden, achter ons was
het kapitaal vertegenwoordigd op een
reusachtige tribune, waarop 3500 meo-
schen zaten, afkomstig uit de hoogste
kringen, blijkens de schitterende uni
formen en steken en de fonkelende
juweelen, waarmede hunne dames
getooid waren.
Ter rechterzijde was er een even
groote en even volle tribune op een
zijvleugel van de Nieuwe Kerk; voorts
zag men in de kozijnen en op de daken,
alsof ze er aangeplakt waren, overal
menschen. En vóór onshet statige
Koninklijk paleis, met het nog ledige
balcon, ter weerszijden waarvan de
kozijnen bezet waren met hofper
soneel, van eiken rang, zoodat zelfs
de kok in de hoogte was te zien,
terwijl ook in een der ramen een
zwarte figuur en een zwart voorwerp
een draaiende beweging maaktede
filmoperateur.
Beneden voor het balcon stond een
afdeeling ruiterij, geflankeerd door po
litie te paard, die de ingangen van het
plein afzettenter linkerzijde van het
paleis stond de Koninklijke Miiitaire
Kapel opgesteld, waarachter een dui
zend zangers en zangeressen. Maar
voordat deze begonnen te zingen, kon
digden de bazuinen de komst van de
Koningin aan.
Nauwelijks zag men in de donker
scbijuende vestibule van het paleis een
statige witte schim vooruitkomen, ot
een geweldige geestdrift maakte zich
vau allen meester en als uit één mond
klonk het langdurig: hoera! En nog
heviger, uog krachtiger goltde het ge
roep, toen daar naast de Koningin ver
schenen H. K. H. Prinses Juliana met
Z. K. H. den Prins ter linker en H.
M. de Koningin-Moeder ter rechter
zijde.
Nooit zal dat oogenblik vergeten
worden door wie het bijwoonde en men
moest van staal zijn om niet in
vervoering te geraken, als men daar
midden van Haar dierbaarste panden
onze geliefde Koningin zag staan, nei
gend groetend met hoofd en hand, wat
we zagen, groetend met het hart, wat
we voelden. Maar het oogenblik zou
nog meer hartroerend worden.
Weer klonken de bazuinen. En
uaarop viel de muziek in met de zan
gers, waarnaar met treffende stilte
werd geluisterd tot na de regelen
Herauten voor Gij zult verkonden
Met jubel van klaroengeschal
Wat Neerlands Volk uit duizend
[monden
Maar één van zin bezweren zal
de klaroenen werden gestooten, als
aangevende het sein tot den eed.
Ieder ontblootte het hoofd en begeleid
door de muziek klonk het als één koor
op de bekende wijze
Wilhelma van Nassouwe,
Vorstin van Nederland,
U zweer ik eeuw'ge trouwe,
U en het Vaderlaud.
In goede en kwade stonden,
Geleid door 's Heeren hand,
Blijv' vast en trouw verbonden
Oranje en Nederland.
Zoo ooit van Majesteit sprake is, dan
was dat hier. In volle waardigheid
stond daar onze beminde Koningin, voor
geheel haar Volk, uit alle deelen des
lands, ja zelfs uit de Koloniën, terwijl
dat volk, zingende van geestdrift, haar
trouw zwoer en de vaandels lieten
neigen.
Wat moet er toen in het hart onzer
vorstin zijn omgegaan, dat daar tien
duizenden personen zich rond Haar
schaarden en de hoop uitspraken, dat
Oranjeen Nederland één zouden blijven?
We weten het niet, maar wel zagen
we, dat H. M. buigend en vol eerbied
dankte voor deze ondubbelzinnige
bewijzen van aanhankelijkheid.
En wat ging er in ons hart om?
Och we voelden, dat ook H. M. hier
medezwoer Trouw aan 't Vaderland,
trouw aan het Volk van Nederland en
zoo zong men het Haar voorWilhel
mus van Nassouwe, Ben ik van Duit-
schen bloet, Het Vaderland getrouwe,
Blijf ik tot in den doet, enz.
Én daarna klonk het biddend Mijn
schild en de betrouwe." Plechtiger
en eerbiediger oogenblik zal ook onze
Koningin wel nooit hebben aanschouwd
en geen wonder dat Zij evenals de
Prinses, onophoudelijk groette op de
geestdriftige ovatie's, die men Haar
bracht.
Toen het galmen eenigszins was weg
gestorven, begon het défilé en met
een vroolijke marsch trok elk langs het
balcon om H. M. een laatsten groet toe
roepen. Van man tot man volgde H.
M. den stoet en ruim 20 minuten duurde
da? onafgebroken voort. Zichtbaar
was vooral, hoe H. M., de Zeeuwen
opmerkend, met meer dan gewone be
langstelling knikte; zoo ook voor de
Limburgers, als herdacht zij daarin nog
de bedreigingen.
Trouwens behalve van de zijde der
Koningin werd door de geheele Amster-.