Een persoonlijk woord over de Koningin. Het Zeeuwsche geschenk aan de Koningin. De Feesten in ons land. de meerdere invloed van de sociaal democratie, waardoor echter als tegen wicht ontstond een krachtige actie der Protestantsche en Roomsche arbeiders partijen. Het is echter wel opmerkelijk, dat hoe fel de socialisten zich keerden tegen de monarchie, toch zelden de persoon van Koningin Wilhelmina daar bij genoemd werd, althans in beschaafde kringen. Gezegd wordt zelfs dat, toen mr. Troelstra, de leider der soc. dem. naar aanleiding van den uitslag van een der laatste verkiezingen bij de Koningin op het Loo was geweest, waar Zij met hem den politieken toestand besprak, hij terugkeerde met de overtuiging ge raadpleegd te zijn door een vrouw van helder inzicht en groot verstand. En het teekent ook den toestand, dat de sociaaldemocraten zich bij de feestvie ring in dezen tijd wel afzijdig houden, doch de waardeering van Haar persoon, afgescheiden van Haar Koningschap bij hen niet ontbreekt. En als die waar deering dan bestaat bij degenen, die liever een andere regeeringsvorm zagen, hoeveel te meer moet Zij dan geëerd en bemind worden door de volkskringen, welke in Haar naast God, nog de meest macht hebbende willen blijven erkennen 1 Een staaltje daarvan vond men in de massale betoogingen die overal werden gehouden, toen een dreigende wolk van revolutie opkwam en daarna onze Ko ningin overal gehuldigd werd als de draagster van Nederlandsche vrijheid. De gevoelens toen betoond waren natuurlijk. De Koningin leeft mee met haar volk. Ook in tijden van nood zagen we dat herhaaldelijk. Zij gaf den stoot tot oprichting van het steuncomité, toen duizenden dreigden geruïneerd te worden door den oorlog. Bij overstroo mingen bood zij hulp en in angstvolle dagen schonk zij troost. Zij deelt in de zorgen van Haar volk. Maar ook in dagen van vreugd leeft zij mede. We zien dat dezer dagen waar zij even dankbaar als het Volk zelve, meejuicht en zich geeft om het volk gelegenheid te verschaffen aanzijn dankbaarheid uiting te geven en zoo is H. M. gedachtig, wat zij bij de troons bestijging zeide „Nooit kan Oranje genoeg voor Ne derland doen." Thans op den dag van Haar regee- ringsjubileum gedenken wij met vreugd en met dank al wat Koningin Wil helmina voor Nederland is geweest. God spare haar nog lang als Ko ningin van Nederland en Koloniën Mr. M. W. F. Treub, lid van de Tweede Kamer, heeft in de Nieuwe Rotterdamsche Courant een persoonlijk woord geschreven over de Koningin, wat hij niet zoo heel gemakkelijk vond. Het zou anders zijn, zegt schrijver, in dien H. M. niet een persoonlijkheid was, afgezien van Haar positie als staatshoofd. En zoo vervolgt het stuk aldus Haar karakter heeft zich onder hoogst eigenaardige omstandighedenontwikkeld. Reeds als kind van tien jaar was Zi Koningin en werd Zij, welk tegenwicht de Koningin-Moeder, toen ook Koningin- Regentes, er tegen trachtte te geven, als° zoodanig behandeld, niet slechts door Haar speelgenootjes, maar ook door de volwassen personen met wie Zij in aanraking kwam, De Koningin-Moeder heeft aan de opvoeding van Haar dochter de grootste zorg besteed en mede daardoor zich de harten van het Nederlandsche volk ver overd. Maar de wrijving op voet van gelijkheid met anderen, die vooral in de jeugd op de karaktervorming zulk een invloed heeft, kon ook Zij aan Haar Koninklijk kind niet geven. En in de jonge-meisjes-jaren van 4 M. was het niet anders Ook toen con Zij de wereld niet zien en voelen zooals deze in werkelijkheid is, maar moest Zij zich er wel een beeld van vormen, dat met de realiteit in verschil- ende opzichten weinig strookt. Lessen van de besten uit den lande konden wel iets bijdragen tot een inzicht in het werkelijke leven, maar door leeren en ezen alleen kan niemand dit verkrijgen om er in door te dringen, moet men iet medeleven. Wat ik hier zeg over de bijzondere omstandigheden waaronder H. M. werd groot gebracht, geldt wel in meerdere of mindere mate voor alle vorstenkinderen. Maar voor Haar geldt het zeer in het bijzonder. Vorsten zonen hebben, vooral als zij niet op al te jeugdigen leeftijd tot den troon geroepen' worden, onwille- ceurig meer aanraking met het werke- ijke leven, wanneer zij aan een univer siteit studeeren of in het leger dienen. Er komen dan voor hen althans nu en dan oogenblikken voor, waarin zij zei ven zoowel als hun metgezellen hun hooge uitzonderingspositie vergeten en als gewone menschen met elkaar om gaan. Zulke gelegenheden heeft onze Ko ningin niet alleen in Haar jeugd, maar Haar geheele leven door gemist. En Zij zou niet zoo intelligent zijn als Zij is, indien zij niet zelve besefte, daar door een wat vreemden kijk op men schen en toestanden te hebben gekregen Ik uit hier meer dan een bloot vermoe den. Een enkele maal heb ik op uit drukkelijk verlangen van H.M. er toe medegewerkt, Haar iets van het werke lijke leven te laten zien en ik herinner mij nog goed, hoe ingenomen Zij er mee was. Uit dat besef nu meen ik Haaf opmerkelijke verlegenheid te moe ten verklaren. Want verlegen is H.M. in hooge mate. Die eigenschap speelt Haar wel eens parten.' Zij maakt dat de Koningin zich moeilijk onder menschen beweegt en Haar terughoudendheid soms aan trots wordt toegeschreven, waar deze alleen voortkomt uit bedeesdheid, uit het niet recht weten hoe Zij aan een innerlijken drang om toeschietelijk te zijn zal vol doen. Eenige dagen nadat de Handel hoogeschool te Rotterdam in het 1916 werd ingewijd, bij welke gelegenheit ik als tijdelijk hoogleeraar aan die in stelling, evenals alle professoren in toga aanwezig was, had ik de eer door H.M. in een particuliere audiëntie te worden ontvangen. Onder het gesprek door vertelde de Koningin mij toen, hoe benauwend Zij het had gevonden, door een haag van geleerde heeren te moeten doorgaan en hoe blij Zij was, toen Zi op de voor Haar bestemde plaats was gezeten. Die in een vorstin zoo eigenaardige bedeesdheid weet ik niet anders te ver klaren, dan ik zooeven deed. Want zi strookt heel weinig met een anderen karaktertrek, die de persoonlijkheid van H.M. kenmerkt. Aan een niet recht weten wat Zij wil, is die zeker niet toe te schrijven. Integendeel, de Koningin is in Haar oordeel over menschen en zaken aller minst onvast. Zij heeft een eigen mee ning en laat die niet gemakkelijk los. Voor een constitutioneele vorstin is deze op zichzelf hoog te waardeeren eigen schap in sommige omstandigheden we' een lastig Waarde ministers verantwoor delijk zijn, moet indien het niet zoover loopt, dat deze bewindslieden hun ont slag aanbieden bij verschil van mee ning over aangelegenheden van Staat, hun inzicht zegevieren. In zulke oogen blikken is het voor een zwakken vorst heel wat gemakkelijker zich te voegen, dan voor een vorstin met zulk een ge gedecideerd karakter als H.M. heeft. Men leide hieruit niet af, dat Zij naar mijne meening Haar constitutioneele po sitie niet zou erkennen of er niet naar zou handelen. Maar er zijn oogenblikken, waarin het Haar moeilijk valt, er zich in te voegen. Juist in zulke oogenblik ken, wanneer Haar verantwoordelijke ministers niet wijken mogen, komen de onvermijdelijke tekortkomingen in Haar opvoeding om den hoek kijken. Wat Haar in dit opzicht heeft ont broken, wordt wel in vele gevallen, maar niet altijd goedgemaakt door de groote kennis van Staatszaken, welke H. M. verkreeg door van Haar 18e jaar af altijd door met staatslieden van ver schillende richtingen over 's Lands be langen te confereeren. Dit helpt Haar intusschen om te erkennen, dat het in een constitutioneelen staat nu eenmaal niet anders kan. Ik herinner mij nog levendig, hoe Haar oogen vlam schoten, toen Zij in een audiëntie uit een door mij gesproken woord ten onrechtte af- eidde, dat ik Haar verdacht van voor standster te zijn van een verlicht despo tisme. Ik kreeg toen de wind van voren en had heel wat moeite Haar te over tuigen, dat Zij mij verkeerd begrepen had. Wie in de gelegenheid is geweest, wat meer met Haar in aanraking te komen, kan op Haar gezicht en vooral in de oogen Haar gemoedsstemming zonder al te veel moeite lezen Bij die audiëntie nu duurde het vrij lang, voor dat die weer de vriendelijke uitdrukking hadden, waarmede zij U aankijken, wan neer en zoolang men het voorrecht heeft aan H. M. niet onsympathiek te zijn Doch wat Haar bovenal helpt, is het moederlijk gevoel, dat in elke vrouw leeft, niet alleen tegenover Haar eigen kinderen, en dat bij de Koningin zeer sterk is ontwikkeld. Op een alleraar digste manier kwam dat naar voren, toen in den winter van 1913/14 de jonge toenmalige Groot HertogirKvan Luxem burg bij Haar op bezoek was. Zelfs bij de officieele gelegenheden, waarbij zij, die niet tot de hofkringen behooren, Haar toen alleen konden gadeslaan, viel het in het oog, hoeveel schik H. M. er in had, over zulk een jeugdige „Nicht" wat te kunnen moederen. Welnu, dat moederlijk gevoel, dat zich bij die gelegenheid in individueele richting uitte, omspant bij de Koningin het geheele volk, Haar volk. Hoe in telligent Zij moge wezen en hoe ont wikkeld Haar verstand moge zijn, Zij is en blijft toch een vrouw bij wie het ge- moeds- en het verstandsleven overscha duwt. Zij voelt zich niet slechts als het hoofd, maar als de moeder van het Nederlandsche volk. Zij leeft met het volk mee, gevoelt zijn wel en wee als Haar eigen wel en wee. En het is waarlijk niet uit conventie of uit plichts gevoel, maar uit innerlijken aandrang des harten, wanneer Zij daaraan telkens, wanneer er aanleiding toe is, uiting geeft. In kan daarover meespreken, omdat ik in de bange dagen uit het begin van den oorlogstijd in de gelegenheid was, de Koningin van nabij gade te slaan. Over bijzonderheden uit dien tijd spreek ik hier niet. Die heb ik voor eenige jaren elders vermeld. Maar hoe dikwijls heb ik het toen niet uit Haar mond ge hoord, als er het een of ander schee liep in het leven der natie, en er liep toen telkens wat scheef, Mijn heer Treub, er moet toch wat aan wor den gedaan". En dan was het niet de intellectueele vorstin, maar de hoogge plaatste vrouw met Haar ontvankelijk gemoed, die tot het beramen van maat regelen tot hulp en steun aanspoorde. Het Nederlandsche volk heeft voor zijn Koningin terecht een groote aan hankelijkheid. H. M. is geen halfgod; Zij heeft Haar zwakheden, zoo goed als anderen, maar de genegenheid en liefde, welke het volk haar toedraagt, heeft Zi ten volle verdiend. Deze is de intuïtieve reactie op de alles domineerende liefde die van Haar tot Haar volk uitgaat. Het geschenk der Zeeuwen aan de (oningin. het album dat dezer dagen *eëxpsoeerd is in den kunsthandel van C. W. Dhuij te Middelburg, bevat on geveer 60.000 namen, het is gebonden in Engelsch kalfsleer. De voorzijde van den omslag is versierd met een rand en in het midden is een geheel uit de hand vergulde versiering aan gebracht, met als hoofdmotief den Oranjeboom met de wapens van Oranje, Nassau en Zeeland en de jaartallen 1898 en 1923. De rug is versierd met het wapen van Zeeland. De bovenzijde van het boek is ver guld en gesycileerd met Zeeuwsche strikken, behoorende bij de hoofdver sierselen der Zeeuwsche boerinnen. Op de binnenzijde van den omslag zijn randen in goud aangebracht. Op de speciaal vervaardigde schutbladen prijkt ook het Zeeuwsche wapen. Op de tweede bladzijde staat de opdracht omgeven door een kleurrijke teekening, waarvan weer de Oranjeboom het hoofd motief vormt. Op de eerste bladzijde komt een nadere verklaring van den boom voor, welke verklaring luidtDe Oranjeappels duiden aan (van onder naar boven) de stadhouders Willem I, Maurits, Frederik Hendrik, Willen II, Willem 111, Willem IV, Willem V, de koningen Willem 1, Willem 11, Willem III, Koningin Wilhelmina en Prinses Juliana. De drie schaduwbanden stellen voor de tijdperken 1650-1672, 1702-1795-1813. De geslachtswapens, die in de ver siering rond de opdracht staan, zijn die van koning Willem 1, het Huis van Oranje, prins Willem II en in den top dat van Koningin Wilhelmina. De opdracht luidt „Uwe Majesteit Wilhelmina, Helena Paulina, Maria, Koningin der Neder landen, Prinses van Oranje-Nassau enz., betuigen Zeeuwen ter herdenking van Hoogstderzelver 25-jarige regeeringjubi- leum hunne oprechte hulde. Zij dit geschenk aanvaard als blijk van trouw eener provincie, die zich aan Uwe Ma jesteit en Hoogstderzelver Huis nauw verknocht gevoelt, September 1923". Op de derde bladzijde volgen de namen der leden van het algemeen co mité tot aanbieding van een huldeblijk der Zeeuwen aan H. M. de Koningin. Het zijn: Jhr. mr. J. W. Quarles van Ufford, commissaris der koningin en 15 Burgemeesters. Het album bevat van ieder der 140 gemeenten van Zeeland een penteeke- ning van een plekje in die gemeenten, alle zeer fraai geteekend door den heer F. P. Dhuij. Als extra teekening staat vooraan de Abdij te Middelburg, als zetel van het Provinciaal bestuur. Ook de verdere versiering, speciaal die rond de opdracht, is het werk van den heer F. P. Dhuij, die zich daarmede weder een kunstenaar toonde. De heer A. Passenier, die duizenden namen welke gemeentesgewijze achter de penteekeningen van iedere gemeente staan, caligrafeerde, heeft ook eer van zijn werkv Het is niet wel doenlijk om weer te geven, de feestelijkheden die in onze steden plaats hadden. We bepalen ons daarom tot de hoofd trekken en met de mededeeling, dat in alle hoofdsteden van ons land op innige en hartelijke wijze werd herdacht het feit van 6 Septemcer 1898. Met uitzondering maken we melding van 's Gravenhage. De intocht van H. M. in de Residentie is in één woord schitterend geweest.

Krantenbank Zeeland

Axelsche Courant | 1923 | | pagina 2