Vrijdag 3! Augustus 11)23.
39e Jaai'g.
So. il.
Nieuws- en Advertentieblad
voor Zeeuwsch-Vlaanderen.
ij is 4e Wrake 5
m ML4as J k
J. C. VINK - Axel.
De Koningin verjaart.
FEUILLETON.
Binnenland.
Du blad verscmint eiken Dinsdag- en Vrijdagavond.
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden 75 Centfranco Der post 1 Gulden.
Afzonderiilke Nos. 5 Gent.
DRUKKER—UITGEVER
Bureau Markt C 4.
aDVERTENTIEN van 1 tot 5 regels 60 Cent; voor
eiken regel meer 12 Cent. Groote letters worden naar
plaatsruimte berekend.
Adverléntiën worden franco ingewacht, uiterlijk tot
Dinsdag- en Vrfjdai voormiddag ELF ure.
By dit blad belioort een byvoegsel.
Het is weer feest in Nederland. En
al komt dat niet overal tot uiting, toch
is het voor ieder vandaag weer een
heugelijke datum.
We voelen dat als een groot kind, dat
weet, dat vader of moeder jarig is, en
wegens uithuizigheid hem of haar niet
persoonlijk kan gelukwenschen. Zoon
of dochter hebben dan wel tevoren een
verjaringsbrief geschreven, maar toch
voelt men op dien dag zelf, dat er iets
bijzonders, iets belangrijks plaats heeft.
Zoo gaat het ons met Koniuginne-
jaardag. Ieder, die op 31 Augustus denkt
aan onze Koningin, gevoelt, dat voor
Haar, en met Haar voor ons Volk, die
dag een dag van gewicht is.
En wie er niet aan denkt, wordt eraan
herinnerd door de talrijke vlaggen, die
van de torens der hoogste gebouwen
wapperen, zoowel als van uit het dak
raam van den eenvoudigen werkman.
Nu zijn we weer allen één, nl. zonen
van Nederland, geregeerd door dezelfde
Vorstin en staande onder dezelfde wetten.
En zoo er ieder jaar reden is, om dien
dag te gedenken, zoo is er dit jaar veel
meer dan anders behoefte om dat te
doen, nu we weten, dat slechts enkele
dagen ons scheiden van het feit, dat j
onze Koningin een kwarteeuw met vaste
hand het stuurrad hanteert van het schip
van Staat, hoe sterk ook de zeeën
mochten beuken tegen het want, hoog
dat ze opgezweept werden door schui
mende golven en woeste stormwinden.
En als wij Zeeuwsch-Vlamingen dan
herdenken de dagen, waarin „ons dier
baar piekje grond, waarop onz' wieg
eens stond", bedreigd werd en bijna ten
prooi was aan den roofzucht van door
oorlog ontaarde annexionisten, dan heb
ben wij vooral reden om dankbaar te
zijn en te huldigen onze Vorstin, die
alles in het werk gesteld heeft om dat
te voorkomen en eenmaal wetend, dat
wij Nederlanders zouden blijven, ons
persoonlijk die Vorstelijke en blijde
boodschap kwam brengen.
Het is waar, deze uren worden nim
mer vergeten door wie ze bijwoonde,
maar vooral op 31 Augustus herdenken
we dat met vreugde. En al weten we
nu, dat ook zonder dat feit Koningin
Wiihelmina voor ons Land en ons Volk
van onschatbare waarde is, toch zullen
wij Zeeuwsch-Vlamingen mét de Lim
burgers steeds met onderscheid boven
andere Nederlanders blijven beseffen,
wat Zij voor ons was en kunnen wij
ook niet anders dan met diepe erken
telijkheid en onderdanigen ootmoed
denken aan hetgeen wij ook onze Vor
stin daarvoor verschuldigd blijven.
De banden tusschen vorstin en volk,
die in de 25-jarige periode door de
wijze, waarop onze Koningin haar
moeielijke taak in de meest benarde
oorlogsomstandigheden heeft vervuld,
zijn steeds hechter en sterker geworden.
In korten tijd heeft de Koningin zich
driemaal verwaardigd onze gemeente te
bezoeken en reed H. M. zonder eenig
vertoon van politie- of militaire macht
door de straten, omstuwd door een
uichende menigte, zoodat zelfs in kran
ten en boeken in woord en beeld Axel
werd voorgesteld als een stadje, waar
de liefde en aanhankelijkheid voor onze
Vorstin tot uiting kwam als in geen
ander deel van ons land.
En lezer, als we dat bedenken, voelen
we dan niet een soort eereschuld in
ons doen ontstaan, als we bij het zil
veren jubileum ons bepalen tot de kin-
deren, en die voor ons laten juichen?
Was het dan teveel gewaagd, dat we
in ons vorig nummer een beroep deden
op het gemeentebestuur om aan de bur
gerij de gelegenheid te verschaffen,
uiting te geven aan zijn dankbaarheid
voor de wijze waarop H. M. de regee-
ringstaak heeft vervuld
We weten nog niet, of het tevergeefs
was en hebben nog hoop. Vooral nu
in onze gemeente uit de verschillende
etalage's, uit de vele vlaggen en het al
gemeen versierd zijn van het publiek
met Oranje, blijkt, dat er een geestdrift
is, die slechts wacht op een goeden
voorman.
We hebben ook daarom hoop, dat nu
te Kloosterzande, Hulst, Neuzen en
Sas van Gent dergelijke pogingen
slaagden, ook Axel, dat zich nog nooit
onbetuigd heeft gelaten, niet zal achter
blijven.
Klinke ook hier, der traditie getrouw,
zoowel voor 6 September, als voor 31
Augustus het Oranje boven
Het jnbilenm van de Koningin.
Het huldeblijk, dat de Bijzondere
Vrijwillige Landstorm aan Hare Maje
steit de Koningin zal aanbieden, bestaat
uit een in vijt deeleu gebonden album,
waarin voorkomen vier-en dertig dui
zend handteekeningen van Vrijwilligers
en van leden der Landstorm-Commissïen.
Het eerste deel bevat achtereenvol
gens
De opdracht van den bijzonderen
Vrij willigen Landstorm. De Oorkonde
van aanbieding. De handteekeningen
van de Nationale Landstorm Commissie.
Een historisch overzicht van het ont
staan en de ontwikkeling van het in
stituut. Een kaartje, aangevende de
grenzen der landstorm-Verbanden. De
handteekeningen van de Korpsen
„Motordienst", „Vaartuigendienst" en
(Wordt vervolgd.)
Telef. 5B. - Postgiro 603S3.
(Vrij uit het Duitsch.)
67)
Nog eer men de tijding van het ongeluk naar
Tannensee had gezonden, had men een dokter
gehaald, welke de overtuiging der jagers
deelde, dat graaf Wangerloh dood was. Daarna
werd een der heeren vooruitgezonden met de
treurige boodschap.
Graaf Herbert, voor wien zij bestemd was,
trof men niet aan hij werd voor den avond
niet tehuis verwacht. Hij had zich reeds des
voormiddags naar het landgoed van den over
leden generaal Von Voltz begeven, waar diens
kleindochter, onder bescherming harer vroegere
gouvernante, den rouwtijd over haar grootvader
in teruggetrokkenheid doorbracht.
De gravin moest de tijding hooren uit
vreemden mond, en hoe verschoonend zij haar
werd medegedeeld, zij vermoedde onmiddellijk
de waarheid.
Twee uren later werd het lijk van den op-
perjachtmeester binnengebracht. Toen kwam
ook Herbert, wien men een bode gezonden had.
Hij alleen, van allen die rond het bed stonden,
waarop de doode lag, hij alleen vermoedde,
dat deze vrijwillig het leven verlaten had, het
leven, dat hem geen gunsten meer te bieden
had. Geenel zelfs in dit oogenbiik gevoelde
Herbert zich verlicht, dat niet hij het was, die
verleden dwaasheden te boeten had, dat voor
hem het lot een uitweg had opengehouden,
dien hij niet had verzuimd te betreden.
Het sterfgeval baarde opzien en verwekte
deelneming; de opperjachtmeester was bij al
zijn gebreken een vrooiijk mensch geweest en
meer geliefd dan zijn zoon. Graaf Wolf was
diep bewogen, dit plotseling onvoorbereid
heengaan in het volle genot zijns levens, de
Vertwijfelende smart der weduwe, wie ook nog
een andere slag van het noodlot gold, welke
haar zwager niet kende, greep hem diep en
smartelijk aan.
Hij betoonde zijn schoonzuster in deze ure
een meer broederlijke gezindheid dan ooit, hi
was nu inderdaad en in waarheid het hoofd
der familie. Hij schikte en beval bij deze
laatste en treurigste aangelegenheden van ons
geheele levenbracht troost aan en schafte
raad en bood Herbert zijn hulp in het schikken
der nalatenschap.
Dit aanbod werd in dank aangenomen
niets kon moeder en zoon gewenschter voor
komen, dan een sprakelooze blootlegging van
hun ondergang, niets was beter, dan dezen te
vernemen als een nieuw, onverwacht geluk
uit den mond van graaf Wolf. Schoof Herbert
door algeheeie onbekendheid hiermee iedere
medeplichtigheid verre van zich, zoo eischte
ze voor de arme zoo zwaar beproefde vrouw
de grootmoedigheid haars zwagers, welke zich
in moeilijke uren nooit verloochende.
De begrafenis had plaats gehad met al de
praal, welke de doode in zijn leven had lief
gehad en die nu nog een behoefte was voor
de gravin. De schitterende stoet, waarbij de
koning en de prinsèn zich hadden doen ver
tegenwoordigen, de talrijke bezoeken van
heinde en ver, hielpen haar beter nog over
het groote verlies heen, dan de eenvoudige
maar ware deelneming van haar zwager, van
wien zij niets wilde weten en niets wenschte
dan stoffelijke hulp.
Eerst na dagen van verhoogde smartelijke
bezigheid kwam eindelijk die stilte, waarbij
men zich het doorleefde, het onherroepelijke
geheel bewust wordt en nu drongen menigmaal
zuchten vol vertwijfeling door tot in de kamer
van haar overleden echtgenoot, waar graaf
Wolf bezig was de papieren na te zien.
Herbert hielp hem daarbij, voor zoover het
de correspondentie en de familiepapieren gold.
Toen het groote hoofdstuk der schulden en
rekeningen kwam, zond de oom den jongen
man teergevoelig weg.
rr--—r> aft*»
Maar graaf Wolf kon er geen weg mee hi;
rekende en telde, las en vergeleek onmogelijk
dat kon niet overeenkomen. Hoe lichtzinnig
ook de opperjachtmeester geweest was, zoo
onverantwoordelijk kon hij niet huisgehouden
hebben. Graaf Wolf had zich sedert jaren
lang niet beziggehouden met werkelijke aan
gelegenheden, steeds was Ruben de werkzame
hand geweest, die gelukkig en goed voor hem
gehandeld had en hem riep hij ter hulpe.
De zaakwaarnemer regelde niet alleen, hi;
gaf ook uitlegging bij hem hadden reeds tal
rijke schuldeischers onder de hand navraag
gedaan en het bevestigd, dat de opperjacht
meester een geruïneerd man was.
Er waren nog leeningen bij van het laatste
jaar; betaalbaar op den trouwdag zijn zoons
Een diepe verachting spiegelde zich af op
het ernstige gelaat des graven in welk een
ander licht verscheen hem nu de vriendschap
en goedheid, welke men Theresa bewezen had
hoe walgde hem nu plotseling het aanzoek van
zijn neef, dien hij voor eenige dagen nog met
een gevoel van spijt door zijn dochter zag
afgewezen. De schuldenmassa was zoo aan
zienlijk, dat zij niet te verdelgen was zonder
een gevoelig offer van zijn zijde. De zaak
waarnemer ried aan de zaken hun gang te laten
gaan of ten minste een voordeelig vergelijk
te treffen.
„Overleg wel, heer graaf," zei de oude man
waarschuwend, „het is een vermogen, dat gij
wegwerpt en gij ontneemt het uw eigen kind
Overleg tweemaal, want gij staat nog niet aan
het eind. Gij hebt mij berispt en het zwijgen
opgelegd, toen ik u vroeger den stand dezer
aangelegenheden wilde mededeelen, een toe
stand, dien ik maar al te wel kende."
„Daar gij vooringenomen waart, een oude
wrok niet kondet overwinnen," viel de graaf
hem in de rede.
De zaakwaarnemer schudde bedaard lachend
het hoofd. „Ge doet mij onrecht, heer graaf,
de edelmoedigheid heeft mij alleen niet blind
gemaakt. Laat mij voortgaan en hoor mij ten
minste aan. Gij wilt uw trotschen naam
redden is het niet zoo
De graaf boog toestemmend het hoofd. „Het
is een dierbaar, kostelijk goed," zei hij met
plechtigheid, „een naam, die eeuwenlang vlek
keloos gehouden, van den een op den ander
overging, zoo trotsch en zoo rein. Ik heb hem
heilig gehouden, mijn geheele leven, en be
schermd in den maalstroom van de genoegens
mijner jeugd, in den strijd met mijn familie,
in de zware offers, mijn vaderliefde
opgelegd. Zal nu een schandelijk
bankroet zich paren aan dezen naam, zullen
smaad en verwijt zich over den doode uit
strekken Mag dit huis, waarin ik mijn jeugd
heb doorgebracht, ontwijd worden door onbe-
schaamden en nieuwsgierigen kijklust, door
plomp betasten van en bieden op de dingen
die het bevat? Neen, duizendmaal neen
dat mag niet geschieden."
„Ik beklaag u oprecht, heer graaf," hernam
de zaakwaarnemer, „want ik kan mij verplaatsen
in uw toestand, alleen het staat niet in uw
macht, den naam dien gij draagt, te behoeden
voor ieder verwijt, voor iedere vlek. Ook
graaf Herbert draagt dien en als gij alle
schulden wildet betalen die hij nu heeft en
nog zal maken, zoo moest gij kunnen be
schikken over een geheel ander vermogen, dan
het geval is."
„Die hij heeft?" vroeg graaf Wolf ver
schrikt. „Ik denk, dat wij voor drie jaar effen
baan gemaakt hebben en hem is een jaarlijksche
toelage uitbetaald
De oude man lachte even. „Wat wil znlke
hulp zeggen voor een heer als graaf Herbert
Ik kan u tamelijk stellig verzekeren, dat zijn
schulden grooter zijn, dan die, welke hier voor
ons liggen."
„Neen, neen," riep de oudste Wangerloh
ontroerd, „onmogelijk, zoo waanzinnig, zoo
gewetenloos is hij nietwat zou hem dan tot
heden boven water gehouden hebben?"