\o, 26. Dinsdag 10 Juli 1023. 39e 3a;u g. Nieuws- en Advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen. ij is de Wrake J. C. VINK - Axel. Het Koninklijk Jubileum. FEUILLETON. Di blad verse mint eiken Dinsdag- en Vrijdagavond. ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden 75 Cent: franco oer post 1 Gulden. Afzonderlijke Nos. 5 Cent. DRUKKER—UITGEVER Bureau Markt C 4. Telef. SO. - Postgiro 602«:i. aDVERTENTIEN van 1 tot 5 regels 60 Cent; voor eiken regel meer 12 Cent. Groote letters worden naar oiaatsruimte berekend. Advertentiën worden franco ingewacht, uiterlijk tot Dinsdag- en Vrfldagvoormiddag ELF ure. Op verschillende plaatseu worden reeds voorbereidingen getroffen, om op eenigerlei wyze te herdenken het lus trum, waarmede elk recht geaard Vader lander, die voelt voor tradities, die hecht aan zijn vorstenbuis, als bij instinct instemt. We behoeven niet nader te omschrij ven, welk lustrum we hier op biet oog hebben, en ook zonder, dat tjaen bet opschrift hierboven had gelezen, zou men er zelfs niet naar behoeven te raden, welk lustrum we hier op het oog hebben men voelt het en weet het, dat we hier niets meer of minder bedoelen dan het feit. den dag, waarep Hare Koninklijke Hoogheid, Prinses Wilhelmina den koninklijken scepter aannam, waarop Zij den troon besteeg en Zij werd uitgeroepen tot Koningin der Nederlandenden dag, waarop onze geliefde Vorstin vóór 25 jaren het bewind overnam uit de handen van Hoogst Derzei ver Moeder, Koningin- Regentes Emma van Waldeck Pyrmont. Vijf en twintig ja»r is dat geleden. Oppervlakkig is dat een heele tijd, en menigeen zal dat feit slechts gedenken uit overlevering, maar veel meer zul len er zijn, wien de haren een peper- en-zout-kleurtje beginnen te veitoonen of wier hoofd de kroon der grysheid reeds siert, die zich toch zullen herin neren, hoe door geheel Nederland die grootsche Kroningsfeesten werden ge vierd in 1898. (Vrij uit het Duitsch.) „Tot het licht, tut het leven, tot mijn vader 1" riep zij uit, de armen uitbreidend. „God schenke den dooden de eeuwige rust." „Amen," zei de eerwaarde vrouw op slechts onmerkbaar bevenden toon, toen zij Theresa naar zich toe trok en niemand zag het, dat zij op dit oogenblik haar laatste aardsche bezitting wegschonk, niemand, dan God alleen. De schreden van den graaf werden reeds hoorbaar, toen zij elkander nog omarmden. Zijn nabijheid deed Theresa opschrikken. „Papa, o papariep zij uit en triomfkreten en tranen weerklonken tegelijk in haar stem, „bij u blijf ik, met u ga ik mede tot aan het einde der aarde 1" Had hij vrees gekoesterd hoop gevoed Een oogenblik zweefde er als een nevel voor zijn oogen zijn hand leunde zwaar op de steenen tafel. „Mijn kind 1" riep hij toen uit, „mijn lief, mijn geliefd kind, eindelijk het mijne I Ik behoud u en laat u niet los voor mij heeft God gekozen, 'die God, welke de harten neigt en vloek in zegen verkeert." DERTIENDE HOOFDSTUK. Het was geen goedgunstig lot geweest, dat Constantijn Wangen als kind der stille opper- houtvesterij ontvoerde en hem bracht in het schitterende huis des opperjachtmeesteis, geen gelukkige ster had geschitterd boven zijn hoofd, toen hij heentrok over de Alpen om Rome, de onvergetelijke te aanschouwen en vervolgens in het kleine, door wijngaardranken omgeven huis van signor Tommaso den eeuwigen tol des harten te betalen, die de natuur vordert van de jeugd. Want ongetwijfeld zou zijn Levendig staat ook ons nog voor den geest bet enthousiasme, waarvan die dagen waren vervuld. Veel is sedert gebeurd en veel is veranderd in ons vaderland, maar toch is niet verflauwd de aanhankelijkheid aan Haar, op wie de hoop van ons Volk werd gevestigd en weike hoop nimmer is teleurgesteld. We kunnen het ons dan ook goed indenken, dat er personen zyo, in wier hart nog jeugdig vuur brandt en in wier hoofd de ernst der zorgen nog geen sporen heeft gelegd, dit zij vol verlangen zijn om ook dit feit zoodanig te herdenken, dat men er na een tweede periode van 25 jaren nog van zou spre ken. En gelukkig de streek, waar dat lijden kan waar niet verschillende fac toren zoo'n feest in den weg staan en men zich opmaakt om de blijde dank baarheid in feestvertoon te uiten! Maar niet overal kan zulks, halaas, en daarom (we wezen hierop vroeger reeds) was het weer een daad van wijs beleid, dat de Koningin adviseerde, om de herdenking op sobere wijze te doen plaats hebben. Dit advies te volgeD, kan slechts getuigen van eerbied voor den wil onzer Vorstin. Niettemin is er een aandrang om getuigenis at te leggen van de dank baarheid voor den zegen, die Hare regeering heeft gebracht en voor de vaste hand, waarmede zij net schip van Staat heeft bestuurd. En nu willen we allerminst een feest provoceeren, nog minder opdringen, maar naar onze be scheiden meening ligt het op den weg levensloop geheel anders geweest zijn, als hij gebleven ware onder de hoede van zijn wel ijdelen, maar toch zijn zoon zoo liefhebbenden vader, als hij tehuis onder natuurlijke omstan digheden vrij ware opgegroeid. De scheiding van het vaderhuis was een heimelijke, maar voortdurende bron van smart voor den knaap en Herberts vriendschap kon hem gedurende geruimen tijd de vroolijke, vrije kameraadschap zijner landelijke gezellen niet doen vergeten, die gezellen, onder welke hij de eerste was, de koning in het kinderrijk. De diepe eerbied, welke de opperhoutvester gevoelde voor zijn hooggeboren meesters, het vleiend bewustzijn, dat zich deed gelden bij de keuze, die zijn zoon tot speel- en leergezel van den grafelijken erfgenaam maakte, deze waren de richtsnoeren, welke de vader hem medegaf op de onbekende, glibberige baan, waarop hij ^vasten voet moest zien te verkrijgen. Maar dank zij het flinke en eerlijke karakter van den man, had hij onbewust aan het eenige kind toch nog een beteren en onbedriegelijken steun medegegeven in de onomkoopbare rechtschapenheid, die hij als grondslag gelegd had in het jeugdige gemoed en die hij zonder veel woorden of veel na te denken, door zijn eigen voorbeeld had aanschouwelijk gemaakt en gevoed. Toen hij den strijd begon met zijn nieuwe levensomstandigheden, toen het vrije en frissche karakter van den knaap besnoeid werd en gekortwiekt," toen men duwde en veranderde en vormde, toen voegde zich de bij al zijn goede hoedanigheden toch buigzame natuur van den jongen Constantijn uiterlijk toch beter, dan men had gewacht. Hij- leerde zwijgen en bescheiden zijn meening onderdrukken maar nimmer veranderde hij die meening, als de onbedriegelijke stem van zijn eigen geweten ten rechter zat. Het getuigde voor zijn eigen waarde, dat, onder den indruk van zoo moeilijke omstandigheden en tegenstrijdige' invloeden, zijn natuur slechts voorzichtig en gesloten, niet bedorven werd, dat zijn hart warm bleet van de permanente commissie, in dezen het bestuur der Oranjevereeniging, die volgens de bepalingen van het reglement leiding aan dergelijke zaken geeft, om de burgerij te zamen te roepen en haar te vragen of zij neiging en be hoefte gevoelt om het zilveren regee- ringsjubileum op bescheiden voet te gedenken. We voelen hiervoor ook veel meer, dan voor de eerst gevolgde methode, nl. om tot feesteu te geraken langs den weg der organisatie's, al is het dat ook verschillende andere oorzakeu tot heden belemmerend werkten voor de juiste ontplooiing dezer vereeniging. Het ver- heucht ons daarom, dat thans een volks vergadering is uitgeschreven. We verwijzen naar de advertentie in dit nummer, waarin die vergadering wordt aangekondigd en spreken tevens de hoop uit, dat die vergadering zoo ruim mogelijk door alle standen en gezindten worde hezocht, opdat men zich uitspreke over de te volgen gedragslijn. Hetzij men in alle eenvoudigheid, hetzij men op uitgebreider schaal die viering wenscht, men drukke onver borgen zijn meening uit; alleen dan kan men spreken van een volkswil en sluite men uit de onderstelling, dat het door een groepje wordt klaar gemaakt. Het gaat niet om de vraag leesten of niet feesten, maar om den indruk te kennen, die in onze veste leeft, of men vóór of tegen herdenking is, We zien in dezen een gunstig ant woord tegemoet. en zijn gevoel levendig. Daarbij was hij, zonder hierin zichzelven te misleiden, de familie, die hem had opgenomen, in weerwil-hunner vele zwakheden en gebreken, welke zich in den dagelijkschen omgang en in het huiselijk ver keer aan hem openbaarden, oprecht genegen. Hij gevoelde een hartelijke aanhankelijkheid voor den makker zijner jeugd en beproefde steeds opnieuw hem af te leiden van gevaar lijke wegen en de gevolgen van verkeerde stappen af te wenden, of ten minste te ont trekken aan het oordeel der wereld. En Her- bert wist dat. Voor zoover zijn koele en vol strekt zelfzuchtige natuur vatbaar was voor eenig warmer gevoel, neigde die zich tot Con stantijn en als nochtans hun wegen, toen zij mannen werden, zich scheidden, zoo lag dit in de omstandigheid, dat beider karakters zich op hun verschillende grondslagen verder ont wikkelden en zij natuurlijkerwijze steeds verder van elkander werden verwijderd. De hande lingen van een man met gevoede hartstochten en onderzoekenden geest hebben een andere uitwerking dan de kinderlijke neigingen van een knaap, voor wien onbezonnenheid en on verstandigheid steeds de verontschuldigingen zijn, welke Constantijns edele zin voor den vriend zijner jeugd zocht en vond. Maar de naam Wangerloh was ook geen gelukaanbrengende voor Constantijn. Als zich voor den knaap daaraan een mislukte kindsheid vastknoopte, zoo was voor het hart van den man daarmede de grootste en smartelijkste' ontgoocheling van zijn leven verbonden. Ook het schoone meisje, wie hij de eerste diepe en gloeiende liefde zijner jeugd toedroeg, was niet meer de kleine Theresa Stein, die natuurlijk en bescheiden werd opgevoed in het stille nonnenklooster, zij was gravin Wangerloh ge worden, het eenige kind van een man, die haar met zijn waren naam, rang en rijkdom en alle daaraan verbondene voorrechten schonk, voor rechten, welke de wereld zich zoozeer beijvert om te vervullen. En het was een zoo zwaar beproevingsjaar Voor velen een tegenvaller. We gelooven niet, dat de meeste ouders, en verscheidene gemeentebe sturen en schoolbesturen de beteekenis zullen hebben begrepen, van de reuzen zwaai die nu weer in Den Haag ge maakt is omtrent de Leerplichtwet. Het is bekend, dat de in 1920 gewijzigde onderwijswet 7 leerjaren voorschrijft en later de bepaling werd gemaakt, dat als een kind zeven jaar op school was geweest, het niet meer leerplichtig was. Nu werd hierop niet al te nauw gelet en ook de Minister had een wenk ge geven, dat het niet zoo'n vaart zou loopen. Het gevolg daarvan was, dat vele onderwijzers an hoofden van scholen met gerustheid de ouders, die zulks vroegen en wenschten, toezegden, dat hun jongen of meisje na het zesde leerjaar wel van school mocht. En dat kon men ook verwachten, want in December van het vorige jaar, dus pas een maand of ze3 geleden, diende de Minister een wetsontwerp in om de verplichtingen tot het 7e leerjaar uit te stellen tot 1 Jan 1925. Met dit voorstel was men het echter in de Tweede Kamer niet eens en het gevolg is geweest, dat de Minister niet alleen het wetsontwerp introk, maar ook de circulaire, betreffende een soe pele toepassing van het 7e leerjaar; m. a. w., dat nu de wet wél toege past moest worden en de wet in vollen omvang in werking treedt. Het bewuste wetsartikel bevat de vol gende bepalingen geweest voor het geduld van een jong, ver langend mannenhart, het jaar, dat hij na zijn genezing doorleefd had in het hospitaal te Londen en hij ging zoo gelukkig, zoo vol hoop de beslissing tegemoet, toen de tijd van het wachten voorbij was. Het einde van dat wachten viel bijna te zamen met Theresa's besluit, om bij haar vader te blijven, maar in de ure. toen in den stillen, bloemenrijken kloostertuin het leven haar wenkte met al de liefde en al het geluk, dat het te geven vermag, in die ure wendde het zich af van Constantijn en ver nietigde het zijn verwachtingen. Graaf Wangerloh stelde de beslissing niet uit, die naar hij zag, overeenkwam met zijn eigene wenschen. Hij ontdekte spoedig, dat noch tijd noch verwijdering een verandering hadden bewerkt in Theresa's hart, in dat hart, hetwelk het aandenken aan Richard vasthield met een trouw, die haar vroegere neiging nu verheven had tot een diepe, ware liefde. De vreeselijke slag, die den schilder ge troffen had door Magdalena's vlucht, was haar niet onbekend gebleven het lag in het plan haars vaders, de draden niet te verbreken, welke zich gesponnen hadden uit het klooster leven in het wereldsche. Maar in het diepe medelijden, dat zij met hem gevoelde, mengde zich de overtuiging, dat hij weder gelukkig worden moest door haar, want zij hield onwankelbaar vast aan het geloof harer kinderjaren, dat hij zichzelven aan haar geketend had met geheime banden, toen hij zijn bloed met het hare vermengde. Het leed dat hem trof, was voor haar slechts een schrede tot het doel en als nochtans het wee om hem haar orgen met tranen vulden, dan was dit de smart, omdat de weg tot dat doel voerde door nacht en duisternis. (Wordt vervolgd). AXELSCHEI !f COURANT.

Krantenbank Zeeland

Axelsche Courant | 1923 | | pagina 1