So. 16
Dinsdag 5 Juni 1923
39e «iaarg.
!||f
ir
ólj
IJ is <ts Wraks
Nieuws- en Advertentieblad
voor Zeeuwsch -Vlaanderen.
Het rapport
over de Drinkwatervoorziening.
J. C. VINK - Axel.
FEUILLETON.
Ou blad versctnjnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond.
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden 75 Centfranco per post 1 Gulden.
Afzonderlijke Nos. 5 Cent.
DRUKKER—UITGEVER
Bureau Markt C 4.
Telef. 56. - Postgiro 60363.
aDVERTENTIEN van 1 tot 5 regels 60 Cent; voor
e ken regei meer 12 Cent. Groote letters worden naar
plaatsruimte berekend.
Ad verten tiën worden franco ingewacht, uiterlijk tot
Dinsdag- en Vrfldagvoormiddag ELF ure.
(Slot)
Ingeval van brand kan aan de brand-
kranen vrij bluschwater worden ontno
men de gemeenten betalen daarvoor
f5 per jaar en per kraan.
Rest nog de rentabiliteitsberekening.
Ook deze is bij benadering vastgelegd
in een staat op een der bijlagen van
het rapport. Er blijkt uit, dat gedurende
9 jaren vermoedelijk met een tekort zaL
gemerkt worden, dat evenwel geleidelijk
kleiner wordt; in het 10e tot 13e jaar
zal eene kleine winst gemaakt worden,
doch dit wordt weer verlies, als in het
13e jaar de afschrijving beginnen.
Zooals we reeds vroeger melden, is
het benoodigde kapitaal f 5.400.000 waar
bij een reserve komt van f 500.000, om
de tekorten der eerste jaren te dekken,
zoodat geleend moet worden in totaal
f5.900.000. Het Rijk zou dit verstrek
ken aan 6°/o» doch nu heeft de Minister
het mogelijk gemaakt om ook elders aan
voordeeliger rente te leenen, als die ge
legenheid er is. Men neemt aan, dat
eerst in het 13e jaar met aflossing wordt
begonnen en deze in 48 jaren zal afloopen,
zoodat na 60 jaren de geheele leening
zou zijn afgeschreven ook nadat in het
13e jaar nog f235.000 is opgenomen
voor een nieuwe waterwinplaats, terwijl
in de afschrijving ook begrepen is een
fonds voor vernieuwing van slijtage van
machines of leidingen, enz.
Hoofdstuk 7. Slotbeschouwing.
De resultaten van het onderzoek worden
samengevat in de volgende conclusie's
lo. De stichting van een centrale
drinkwatervoorziening voor Zeeuwsch-
Vlaanderen, waarvoor een voldoende
hoeveelheid water van goede hoedanig
heid in dit gewest gewonnen zal kunnen
worden, is technisch zeer goed mogelijk.
2o. De waterleiding zal, doordat de
benoodigde gelden tegen 6% geleend
moeten worden, alleen dan tot een op
den duur rendabel bedrijf kunnen leiden
bij dragelijke tarieven, indien van den
aanvang af een groot aantal aansluitingen
wordt gegarandeerd, waartoe medewer
king van de gemeentebesturen noodza
kelijk is.
3o. De meest gewenschte vorm, waar
in de onderneming tot stand zal kunnen
komen, is de Naamlooze Vennootschap
met de betrokken gemeenten, en wel
licht ook de provincie Zeeland, als aan
deelhoudsters.
4o. Het maatschappelijk kapitaal der
Naamlooze Vennootschap zal moeten
bedragen f 5.635.000.ten behoeve van
de stichting der werken en de oprichting
der Naamlooze Vennootschap zal een
bedrag van f 5.400.000.op de aandee-
len gestort moeten worden, terwijl om
streeks het 13e bedrijfsjaar een bedrag
van f 235.000.vereischt zal worden
voor de uitbreiding der werken. Boven
dien zullen de gezamenlijke aandeel
houdsters een bedrag van f 500.000.—
in de kas der Vennootschap moeten
storten tot vorming van een reservefonds,
waardoor het bedrijf ook in de aanvangs
jaren in staat wordt gesteld, aan de ge-
meenten-aandeelhoudsters een zoodanig
bedrag uit te keeren, dat deze aan hare
geldelijke verplichtingen tengevolge van
de aangegane geldleeningen kunnen
voldoen.
5o. Ten behoeve van de vorenbe
doelde stortingen op de aandeelen en
in het reservefonds zullen de deelnemen
de gemeenten leeningen moeten sluiten
ten bedrage van ongeveer f70.— per
hoofd der bevolking op 1 Januari 1925;
de rente van 6% en de aflossing van
deze leeningen zullen naar menschelijke
berekening gedekt kunnen worden door
de uitkeeringen, die de aandeelhoudsters
van de Vennootschap zullen ontvangen.
De gemeentefinanciën worden aldus
niet door de deelneming aan de water
leiding beinvloedde belastingdruk
wordt er niet door verzwaard.
En hiermede is vermeld, hetgeen we
meenden, dat van belang was voor de
genen, die te beslissen hebben over al
of niet aansluiten. Qezien de verschil
lende uiteenzettingen, die nu gegeven
zijn, kan degeen die wil, nu zeker wel
op de hoogte zijn met hetgeen men met de
waterleiding van plan is. Ontegenzeg
gelijk zullen velen naast de conclusie's
in het rapport ook hun eigen conclusie
trekken en dan kan deze o.i. niet anders
zijn, dan dat de waterleiding er technisch
en financieel best kan komen, maar
dat er toch bezwaren aan kleven, die
moeten overwonnen worden. Aan de
techniek wordt niet meer getwijfeld en
ook niet aan den financiëelen opzet,
maar er is nog altijd iets bij een Hol
lander, dat zegtmoei dat nu bepaald
is het noodzakelijk En dat is het wat hier
overwonnen moet worden. En dat zou
natuurlijk gemakkelijker gaan, als het
bleef bij de conclusie „de belastingdruk
wordt er niet door verzwaard". Maar
er blijft nog altijd over het feit, dat we
voortaan het water, dat we tot nu toe
krijgen de laatste weken zelfs helaas
te veel in 't vervolg moeten koopen.
En dan is de berekening van f 8 per
jaar geen cent te veel. Maar het zal
voor een doorsnee burger op f 42 per
jaar komen (d.i. voor 6 kamers), en dan
hoorden we nog al eens de meening
uiten, dat men zich die weelde toch
liefst niet zou permiteeren, daar dit een
kapitaal vertegenwoordigt van 7 a 8
honderd gulden.
We vinden het jammer, dat die meer
ning niet meer tot uiting kwam op de
vergaderingen. Daar durft men er blijk
baar niet voor uit te komen en als dan
de sprekers of comité-leden uit het stil
zwijgen opmaken, dat „men" er algemeen
vóór is, dan is die veronderstelling zeker
gewaagd.
Wij zijn persoonlijk vóór een water
leiding, maar we meenden toch hier de
algemeene opinie te moeten weergeven,
nl. dat het water te duur wordt. We
hooren dit in de wandeling overal be
weren en vermelden dit opdat het comité
niet zou worden misleid door verkeerde
gevolgtrekking. Er is nog te veel goed
drinkwater, vooral waar de laatste jaren
veel cement-ijzeren bakken werden ge
plaatst, dan dat men voor het betere
en dat is het ontegenzeggelijk 30 tot
AXELS
(Vrij uit het Duitsch.)
„Gij ziet er bleek uit, Magdalena," zei Her-
bert toen hij bij gelegenheid van een kort
verblijf in de stad tot haar kwam, „gij moet
meer op uzelven passen, op uw kleur, op uw
voorkomenniets is meer gewaagd voor een
vrouw, dan dat zij nalatig is ten opzichte van
hare bekoorlijkheid."
„O Herbert," riep zij uit met schitterende
oogen, „ik zal aan datgene wat gij hebt lief
gehad een nieuwe, een onvergankelijke bekoor
lijkheid toevoegen, laat het andere dan maar
heengaan. Ik zal een kind in de armen
drukken, u w kind, geliefde, ik zal nu nog
inniger aan u verbonden zijn, met onver
breekbare banden 1"
Diep getroffen legde zij het hoofd aan zijn
borst en zij zag het niet, dat op zijn gelaat
meer verlegenheid dan wel gelukzaligheid te
lezen stond.
„Dat is het," zei hij langzaam. Hij kuste
haar en streek liefkoozend over haar gelaat.
„Word niet gevoelig, Magdalena, wat ik u
verzoeken mag; ik houd daar in het geheel
niet van, zooals gij weet. Wat is dat dan
verder, het is iets zeer natuurlijks. Ik raad u
nu ernstig aan, op uzelven te passendit
kunt ge doen, zonder aan uw moederlijk ge
voel tekort te doen de schoonheid der
vrouw is het eigendom van den man."
Koelheid klonk haar tegen uit zijn woorden
en het was hare eigen onvergankelijke liefde,
die haar steeds opnieuw het hart verwarmde.
Zij richtte zich op en greep zijn hand. „Nu
kent ge mijn geheim," zei zij, „wees nu blijde
met mij. Mijn weinigje bekoorlijkheid wil ik
wel in acht nemen, maar zeg mij, Herbert,"
voegde zij hem smeekend toe, „gij hebt toch
iets meer en iets beters aan mij liefgehad,
niet waar, dan de vergankelijke schoonheid
„Zeker; maar uw schoonheid heb ik liefge
had, eer ik het andere kendeAriadne had mij
reeds in boeien geslagen, eer ik Magdalena
had gezien."
„De liefde tot Ariadne eindigde met een
trouweloosheid," zei zij schertsend, „voor mij
is het geruststellender als gij Magdalena
bemint."
„Een Theseus zou de eene verlaten zoo goed
als de andere."
Maar gij zijt geen Theseus," antwoordde zij,
„gij zoudt er niet toe in staat zijn ellendig te
laten versmachten, wat gij hebt liefgehad."
„Waarschijnlijk niet," zei hij lachend. „En
nu, laat ons de groote onvermijdelijke gebeur
tenis bespreken, die ons te wachten staat."
Hij trok haar op zijn knie en luisterde naar
haar gebabbel. Nu was zij het, die sprak, zij
sprak bijna alleenhaar vol hart vloeide over
van de reinste gelukzaligheid en het ontging
haar, dat hij verstrooid was en vol gedachten.
Zij had haar fantasie reeds laten werken
beelden vol leven en geluk tooverde zij hem
voor oogen en een schitterenden glans goot
zij over haar rijke liefde tot hem.
Zij zag niet meer zoo zwijgend en treurig
het rijtuig na, toen hij den volgenden dag weg
reed om aan nieuwe lusten te gaan voldoen
zij was toch niet meer alleen. Duizend zalige
gedachten bleven haar bijin teedere zorg
voor het kleine schepsel dacht zij en schiep zij,
met groote vlijt arbeidde zij aan al die sier
lijke kleinigheden, die het oog eener jonge
moeder verrukken.
Voorheen waren hare gedachten Herbert
nagevolgd, zij zochten hem in de zalen en
parken der Engelsche kasteelen, onder de
schoone bevallige vrouwen, zij volgden hem
op zijn rijtoeren en spelevaarten en somtijds
mengde zich een smartelijk verlangen daar-
tusschen om bij hem te mogen zijn. Hoezeer
was die glans verbleekt, die haar eerst op die
hoogten had gelokt, op die hoogten, wier
schittering zelfs hare liefde voor Herbert had
versterkt. Nu was alleen die liefde gebleven,
machtiger dan al die nietige ijdelheden, over-
heerschte zij ieder ander gevoel en niet de lust
en de pracht was het, die Magdalena der
hooggeboren vrouwen benijdde, maar alleen
het geluk, zoo dikwijls met en bij Herbert te
zijn.
Was hij in Londen, dan kwam hij nu des
avonds vaker tot haar, want in den zomer was
het stil in de reuzenstad en de nachtelijke
atmosfeer in de door gas verlichte clubs druk
kend. Maar hij was niet altijd goed geluimd,
vaak was hij verdrietig en verstrooid. Het
fatale spotlachen kwam meer op zijn gelaat
te voorschijn en Magdalena hoorde niet zelden
scherpe opmerkingen, zooals hij die op Tan-
nensee slechts in een zeldzaam geval bij gele
genheid tegen anderen gebruikt had. Nu kwam
tusschen hem vaak verschil in meening voor,
waar Magdalena zich duidelijk herinnerde,
vroeger in overeenstemming met Herbert ge
dacht en gevoeld te hebben en daar zij nu
slechts zweeg, zonder overtuigd te zijn, zoo
vermeed zij wel een onaangename stemming,
maar zij vroeg zichzelve verwonderd af, wat
het toch zijn kon, dat Herbert zoo prikkelbaar
maakte.
Zaken, dacht de jonge vrouw geruststellend,
en zaken waren het. zij het ook van anderen
aard, dan Magdalena meende.
Herbert bevond zich vaak in drukkende
verlegenheid zijn schulden hadden in een
tijdsverloop van slechts acht maanden een
hoogte bereikt, die tegen vroeger gerekend,
de som van jaren te boven ging. Lichtzinnig
heid, zucht naar genot en matelooze ijdelheid
hadden hem medegesleept en zijn gevaarlijke
neigingen waren vermeerderd met een mach
tigen, verderfelijken hartstocht, dien hij tot
dusverre niet had gekend en die hem nu zijn
geesel deed gevoelen
Herbert speelde, speelde hoog, hartstochtelijk
en ongelukkig.
In het begin maakten de hooge sommen,
die in de jockey-club even bedaard heen en
weder geworpen werden als ware er sprake
van penny's indruk op hem. Hij had in
Duitschland in het bijzonder verkeer iets der
gelijks nooit gezien en hield zich verre van
het hooge spel. Maar hoe verder hij gedurende
het seizoen met de gewoonten der Londensche
samenleving vertrouwd geraakte, des te minder
werd het getal der avonden, die hij bij Mag
dalena doorbracht, des te vaker eindigde hij
die avonden in de club en het kon haast niet
anders of hij beproefde alle daar aangeboden
verstrooiingen.
In het begin speelde hij matig en gelukkig,
maar evenals duizenden vóór hem sleepte de
uitslag hem mede en het gezelschap, waarin
hij zich bevond, kende slechts hooge inzetten.
Herbert verdubbelde ze als hij verloor; hij
werd opgewonden en met de bedaardheid week
het geluk steeds verder van hem af. Hij ver
loor groote sommen, zij waren aanzienlijk in
verhouding tot zijn altijd maar bescheidene
middelen en een bagatel voor de beurzen der
lords en der hertogen, met wie hij speelde.
Niemand vermoedde, dat Herbert door hetgene
wat hij met spelen verloor, ernstig in het
nauw gebracht werd en voor niets ter wereld
had hij nu opgehouden of zich teruggetrokken.
Daar die onzalige hartstocht zijn inkomen
verslond, maakte hij schulden, want ook hier
vond hij lieden, die hem geld wilden leenen,
des te gemakkelijker, daar hij het voorzichtig-
lijk verdeelde en ook in Duitschland een lee
ning deed. Deze leening kwam gemakkelijker
tot stand dan ooit te voren. Graaf Wolfs
optreden had inderdaad aan het crediet van
zijn neef een buitengewonen steun verleend
en den schuldeischers, die zich nu zoo ge
willig lieten vinden, geduld en bevrediging
geschonken.
(Wordt vervolgd)