No. 14.
Vrijdag 25 Mei 1923
39e Jaargr.
ij is Wfé« s
Nieuws- en Advertentieblad
voor Zeeuwsch -Vlaanderen.
Het rapport
OYer de Drinkwatervoorziening.
J. C. VINK - Axel.
FEU ILL E T O N.
O
Du blad verschijnt eiken Dinsdag- en Vrijdagavond.
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden 75 Centfranco per post 1 Gulden.
Afzonderlijke Nos. 5 Cent.
DRUKKER—UITGEVER
Bureau Markt C 4.
Telef. AS. - Postgiro 60363.
aDVERTENTIEN van 1 tot 5 regels 60 Cent; voor
eiken regel meer 12 Cent. Groote letters worden naar
plaatsruimte berekend.
Advertentiên worden franco ingewacht, uiterlijk tot
Dinsdag- eo. Vrijdagvoor middag ELF ure.
Toen we ons verslag opmaakten over
de vergadering van 8 Mei, welke werd
gehouden door het Waterleiding-comité
voor Zeeuwsch-Vlaanderen en we daar
bij ter inzage hadden het beknopt rap
port inhoudende een globaal overzicht
van hetgeen sedert 1918 aan de tot
stand koming van een waterleiding in
deze streek was gedaan, bleek ons a
dadelijk dat dit rapport, hoewel het be
knopt heet, toch voor het bestek van
onze courant te groot was om woorde
lijk op te nemen, maar laten we er da
delijk aan toevoegen, dat dit rapport op
ons den indruk maakte, dat er zeer
veel belangrijke gegevens in stonden,
die we gaarne onder de aandacht van
het publiek zagen gebracht.
En dus stelden we ons voor eenige
grepen uit het rapport te nemen, opdat
ook het publiek kan oordeelen. Het is
bekend, dat de gemeentebesturen heb
ben te beslissen over al of niet aan
sluiten, en daarom zal ook door afge
vaardigden van het waterleiding-comité
worden vergaderd met de gemeentebe
sturen. Maar toch heeft het natuurlijk
zijn nut, dat ook het publiek weet,
waarom het gaat en dan zijn oordeel te
gelegener tijd en plaats uitspreekt, opdat
met de algemeene opinie rekening
wordt gehouden
Het rapport bevat een inleiding en is
voorts verdeeld in 7 hoofdstukken.
De Inleiding.
Het comité is al sedert 1916 werk
zaam, toen zooals we weten de heeren
F. C. O. M. Hombach en mr. P. Diele-
man daartoe het initiatief hadden geno
men en de regeering aan het Rijksbu
reau voor Drinkwatervoorziening de op
dracht gaf, om plannen te ontwerpen
voor Zeeuwsch-Vlaanderen. Daartoe
werden de noodige onderzoekingen ver
richt, waarover een uitvoerig technisch
rapport zal verschijnen, o. i. alleen
nuttig voor deskundigen.
Reeds in November 1921 werd het
„beknopt rapport" aangeboden en was
voor de berekening van de rentabiliteit
uitgegaan van de wet, dat de Regeering
rentedragende voorschotten verstrekte
tegen 4% doch sedert 1922 laat de
schatkist dat niet meer toe, waardoor de
zaak in een ongunstigen toestand kwam.
Wel werd in uitzicht gesteld om kapi
taal te krijgen aan 6°/». doch dit is
alleen op te brengen als de geheele be
volking direct aansluit en waterafneem-
ster wordt en dus heeft men op dezen
grondslag nieuwe berekeningen ge
maakt.
Hoofdstuk 1. Keuze der waterbron.
Het eerste en voornaamste punt is
wel de plaats waar er water in voldoen
de hoeveelheid en kwaliteit te vinden
is. Onderzoekfngen deden vermoeden,
dat men nabij St. Jansteen zoo'n plaats
had boringen en een 2 maanden voort
gezette pomproef met de noodige bere
keningen deden blijken, dat op een
diepte van 7-13M., per etmaal 4300 M3
water voortdurend kon worden onttrok
ken, en men dat gedurende 13 jaar zou
kunnen volhouden. Daarna zou men
nabij Clinge een nieuwe waterwinplaats
maken, waardoor het watervermogen
zou stijgen tot 6600 Ms. per etmaal.
De samenstelling van het water is
zoodanig, dat het alleszins voor men-
schelijk, dierlijk en industrieel gebruik
geschikt is, nadat het van ijzerdeelen
en mangaan is ontdaan.
Ook werd nog onderzocht in hoever
het mogelijk bleek om water uit Noord-
Brabant naar hier te krijgen, door mid
del van een zinker door de Schelde.
Dit zou evenwel f 8.500.000 kosten,
tegen f 5 332.000 voor de leiding van
uit St. Jansteen. De tarieven zouden
dus aanmerkelijk hooger worden voor
het Brabantsche water. Op deze en
andere gronden is het plan-St. Jansteen
aangehouden en verder uitgewerkt.
Hoofdstuk II. Grondslagen van het
ontwerp.
Men is bij de berekening uitgegaan
van het te verwachten waterverbruik
in het 30e bedrijfsjaar, waardoor het
totaal van aanleg- en exploitatiekosten
een minimum wordt.
Op grond van het getal inwoners op
1 Januari 1890 en op 1 Januari 1921
wordt verwacht, dat Zeeuwsch-Vlaande
ren na 30 jaar ongeveer 99.430 inwoners
zal tellen.
Nu kunnen niet alle inwoners ver
bruiker worden, doordat hunne wo
ningen te ver van het buizennet zijn
verwijderdmen heeft een afstand ge
nomen van hoogstens 25 M. en dan
het getal aansluitbaren geraamd op 84%
wat in het 30e bedrijfsjaar 83.520 zou
zijn. Maar ook dezen zullen nog niet
allen aansluiten sommigen zullen nog
aan den regenbak of pomp de voor
keur geven en indien zij inderdaad
over een in alle opzichten voldoend
middel tot drinkwatervoorziening te
beschikken hebben, zullen zij ook
nooit verplicht kunnen worden tot
aansluiten. Alzoo heeft men 92% ge
rekend van die aansluitbare, die na 30
jaar aangesloten zullen zijn.
Het waterverbruik voor huishoude
lijke doeleinden is geschat van 25 tot
44 L., daar de ondervinding leert, dat
het waterverbruik stijgt, naar mate men
aan 't gemak gewend raakt. Voor indu
strie is de schatting moeilijker vast te
stellen. Afgaand op verkregen inlich
tingen van de fabrieken in Zeeuwsch-
Vlaanderen is gerekend op 1400 M3
per etmaal. Voor het vee heeft men
geschat op 18000 stuks, dat binnen het
buizennet valt en waarvoor een gemid
deld van 30 L. per etmaal noodig zou
zijn. Daarbij geteld het verbruik voor
eigen inrichtingen, spuien en lekken,
komt men tot een totaal etmaalverbruik
van gemiddeld 5820 M3 en hoogstens
7800 M3.
AXELSCHE
A XT
(Vrij uit het Duitsch.)
Herbert verkoos dit laatste, dit beantwoordde
het beste aan zijn natuur en Magdalena
schuwde dit bovenal. Snel droogde zij haar
tranen, sloeg haar armen om zijn hals en
beproefde te lachen en hij liet zich verteederen
en vergaf haar het verzoek, maar niet zonder
haar het onbehoorlijke daarvan onder het oog
te brengen.
«Dit is een zucht naar het mindere waarvan
ik niet houd," zei hij met lichten toorn, „de
vrouw van een commies of procureur is geen
omgang voor u."
„Een oogenblik zag zij hem verwonderd aan
en toen antwoordde zij schertsend, om hem
vroolijkte stemmen: „Ach liefste, zij zijn van
mijn stand; gij bedenkt niet, dat gij mij zoo
hoog hebt opgeheven, want nu sta ik voor de
wereld nog met hen gelijk. De mindere be
ambte aan het gerechtshof, de heer Wangen,
voor wien gij doorgaat, staat niet boven een
procureur."
Die scherts ontstemde hem, hij beet zich op
ulpPe" en zweeg een oogenblik. „Het is
echter noodzakelijk, om onze huiselijke om
standigheden te verbergen voor iederen
buk, Magdalena, voor iedereen, dat hebt
Bi] geweten. Ik verlang den naam, dien ik
Lonstantijn zonder zijn toestemming geleend
neb, met onnoodig genoemd te hebben, ik wil
met, dat navorschingen met betrekking tot
onze persoonlijkheid, twijfel opwekken over
onze verhouding tot elkander, wat onvermijdelijk
is, zoodra aan iemand de toegang vergund wordt."
v I wijfel aan onze verhouding vroeg zij
angstig. „Het is toch zoo klaar als de dag, dat wij
man en vrouw zijn, er kan, er zal geen andere
mtieggingaan gegeven worden nietwaar Herbert?
Ongeduldig trok hij de schouders op. „Gij
zijt kinderachtig, Magdalena, het is mogelijk.
Maar hoe minder ge bekend zijt, des te geringer
is het belang, dat men in u stelt en dan is ook
het uitlegging geven en het vermoeden van-
zelve beperkt. Zie er toch niet zoo ontdaan
en ongelukkig uit, verzoek ik u, dat staat u
in het geheel niet goed. Bovendien hebt gij
geweten, dat ons geluk tot een prijs is, dien
ik niet alleen betalen kan, hoe gaarne ik ook
zou willen. Ik had mij u moediger en stand
vastiger gedacht, ik heb gemeend, aangezien
het offer, dat ik breng en het gevaar, dat ik
loop, om met mijn ouders in vijandschap te
geraken en een rijke erfenis te moeten missen,
dat gij de mogelijkheid van een valschen schijn
en de ontbering van gezellig verkeer niet zoo
hoog zoudt schatten."
Vleiend legde zij het hoofd op zijn schouder.
„Wees weer goed, ik was dwaas, ik leer het
nog om de eenzaamheid lief te krijgen. De
herinnering sleept mij vaak mede. Gij gelooft
het niet, hoe zoet een menschelijke stem klinkt,
schooner dan de zang der vogelen en de klank
der klokken en ik heb zoo gaarne gepraat en
geschertst. Nu denk ik alleen."
Hij lachte, streek haar de gouden lokken
van de slapen terug en keek haar diep in de
oogen. „Bleek van het denken," zei hij en
volgde de fijne lijn van haar schoon gelaat.
„Gij ziet er aangedaan uit, Magdalena. ge kondt
tusschenbeide eens gaan rijden."
„Met u vroeg zij snel.
„Mijn tijd zal dit nauwelijks toelaten, het
Londensche leven verslindt meer levenskracht
dan men denkt, daaraan zie ik, hoe braaf en
solide ik in Duitschland geleefd heb. Als men
na een diner nog een bal moet bezoeken en
eerst tegen drie uur in zijn club komt, dan
dankt men God, als men nog zooveel tijd vindt
oin te slapen, dat men met eenigszins ver
sterkte hersens na het ontbijt naar het gezant
schapshotel kan gaan en dan verlangt men
ongeduldig naar het oogenblik, waarop men
zich door een snellen rit kan opfrisschen,
Een langzaam rijden in een halfgesloten rijtuig
zou mijn zenuwen weinig opknappen."
Dit zag zij in. „Gij moet doen, wat u lief
en dienstig is, maar het zou toch zoo schoon
geweest zijn, als mijn wenschen en uw behoefte
één geweest waren. Het is zeker verfrisschend
te paard te rijden en ik zou u zoo gaarne eens
zien bij die schitterende cavalcade van heeren
en dames waarmede gij rijdt."
„Dit kunt ge," zei hij toestemmend. „Ik zal
morgen een rijtuig zenden, de koetsier s.&\
onderricht zijn waar hij moet rijden."
Van vreugde sloeg zij de handen in elkan
der, het was, als had hij haar tot deelgenoote,
niet tot toeschouwster van zijn genoegens
gemaakt.
Daarmede was dit gesprek over haar be
hoeften, om een kleine afwisseling in haar
eentonig leven te hebben, voor langen tijd af-
geloopen en een ander, van meer gewicht, liet
Magdalena zelve mogelijk onaangeroerd.
Als ooit een vurig verlangen haar vervulde
een verlangen, dat in het verledene terugging
dan was het de begeerte om iets te hooren
van de broeders, die zulk een sterken invloed
uitgeoefend hadden op haar vorig leven, wie
zij een gelukkige jeugd en het beste deel harer
geestelijke ontwikkeling te danken had.
Driemaal had zij aan Werner geschreven en
steeds had Herbert middelen en wegen ge
vonden, om den brief door bemiddeling van
vertrouwbare personen aan een adres te Parijs
te zenden en den brief vandaar te doen ver
trekken. Dit was de zekerste weg, om van
Magdalena's spoor af te leiden, de bemoeiingen
om haar in Parijs te vinden werden daardoor
verijdeld. Maar zij had het bij drie malen
gelaten. Het was haar, in weerwil van haar
opofferende liefde voor Herbert, pijnlijk, dat hij
haar brieven aan een controle onderwierp,
zoogenaamd om te waken over mogelijke on
voorzichtigheden. Zij kon nu voor Werner den
waren en zekeren toorn niet vinden, een toon
die zoo overtuigend werkt en om aan Richard
te schrijven, daartoe had zij den moed niet,
Drukte haar een duister gevoel van schuld,
vreesde zij hem te verbitteren of meer nog,
hem te bedroeven door de verzekering van
haar geluk steeds weder legde zij den
begonnen brief ter zijde. Een voorgevoel be
kroop haar, dat het geen broederlijke vriend
schap, maar diepe, gloeiende liefde geweest
was, die de man reeds voor het kind had ge
voeld, die hij zorgvuldig verborgen had en
bewaard, tot haar hart instaat zoude zijn, om
dit machtige gevoel te begrijpen en te beant
woorden. Nu was dit gevoel ontwaakt en had
zich geneigd tot een ander en een diepe smart
greep haar aan, als zij Richard gedacht en de
droefheid, die hij moest gevoelen. Vroeger
had Herbert haar overreed om te gelooven dat
de liefde van den schilder de jonge Theresa
toebehoorde en zij had het gaarne geloofd,
omdat zij het wenschte; nu was het voor
Herbert niet meer noodig, haar daarvan te
overtuigen, het thema verveelde hem, zijn
welsprekendheid hield op en haar twijfel
ontwaakte.
Ach, hoe smartelijk verlangde zij naar een
directe briefwisseling met Werner, maar hoe
zij ook borg sprak voor diens zwijgen, voor
zijn vergiffenis, voor zijn toestemming in het
onvermijdelijke, op dit punt bleef Herbert on
verbiddelijk.
Eindelijk had zij een uitweg gevonden. Zij
verzocht Werner, den eersten dag van iedere
maand in een Duitsche courant haar zijne en
Richards woonplaats op te geven en iedere
verandering in hunne omstandigheden kort en
all"ca voor haar verstaanbaar, haar te melden.
En langs dezen weg vond zij vergiffenis en
daarmede bevrediging. Zij hoorde daardoor
ten minste, dat Richard zich op reis bevond,
dat Werner nog op een aanstelling wachtte,
dat beiden gezond waren en harer gedachten.
(Wordt vervolgd.)